Een watervaatje. In dit soort vaatjes
(vaak wat minder luxueus denk ik) werd het drinkwater bewaard.
Met dank aan Han Visser, die honderden kilometers reed om mij in de
gelegenheid te stellen deze en vele andere foto's te maken.
Foto: Pieter Klein, Hassailt 28 juli 2007. (groter formaat)
Krukpomp met reservoir.
Foto: Pieter Klein, Hassailt 28 juli 2007. (groter formaat)
Voor het pompen van drinkwater aan boord van schepen werden dit soort pompen veelvuldig
gebruikt. Ze worden een kruk- of zwengelpomp genoemd. De linker pomp pompt ruim 0,4
liter water per slag. Aangezien men zuinig met drinkwater moest zijn, moest
men beleid te werk gaan. Natuurlijk kan men, als men de zwengel de
volledige slag uitgehaald heeft, halverwege de slag stoppen kan, maar
dan heeft men de kruk een eind de keuken insteken. De rechter pomp
heeft dit bezwaar niet. Men kan het reservoir eerst volpompen en
vervolgens de hoeveelheid precies doseren of men zette de kraan een
weinig open, zodat men tijdelijk een beetje stromend water had.
Aangezien de onderdelen voor deze pompen nauwelijks nog verkrijgbaar
zijn, neem ik aan, dat men tegenwoordig van electrische pompen, al dan
niet gecombineerd tot een hydrofoor,
gebruik maakt.
N.B. De gootsteen op schepen loost via een opening in de huid
op het buitenwater. Deze opening zit bijna altijd boven de, hoogst
mogelijke, waterlijn. (Naar tekst drinkwater.)
In deze kleine keuken aan boord de 'Hendrika
Maria' ziet men een pomp, die het midden houdt tussen de twee voorgaande.
Verder ziet men de zogenaamde schroeftegels tegen de wand.
(De keuken verkeert niet echt in orginele staat. Mij is trouwens
vertelt dat schippersvrouwen koffiekannen, die van onderen breder waren
dan van boven, prefereerden. Dezen warmen makkelijker op en staan stabieler.)
Foto: F. Logghe, Amsterdam, 14 september 2007. (groter formaat)
Het kolenfornuis in de woning van de 'Annigje'. Via de trap komt men op het achterdek.
Een dergelijk fornuis kon de kleine woningen aan boord flink opstoken,
vandaar dat men zich 's zomers soms met petroleumstelletjes behielp of
het fornuis in de kookherft
of de kookhut plaatste. Aangezien de
doorgangen in de meeste woningen kleiner waren dan het fornuis en men het moeilijk
tweemaal per jaar kan demonteren, was het vaak kiezen of delen; of 's
winters tijdens een sneeuwstorm ook buiten koken of in de zomer toch
maar eenvoudige éénpans maaltijden op het petroleumstel.
Foto: F. Logghe, Rotterdam, 4 november 2007.(groter formaat)
Eveneens aan boord de Annigje. Een
hekjes- of mantelkachel,
naast het fornuis, een belangrijke bron van verwarming (als men zich dat kon veroorloven) aan boord.
Foto: F. Logghe, Rotterdam, 4 november 2007. (groter formaat)
Kolen voor het fornuis of de haard werden vroeger waarschijnlijk gewoon
los gestort of in een jute zak geborgen. Deze zak lag dan gewoonlijk in de herft of als men een kookherft had, daarin.
Foto Pieter Klein, Hassailt 28 juli 2007. (groter formaat)
Turf was niet alleen lading het werd ook
gebruikt voor verwarming. Links gewone turven, rechts tot briketten geperste turven.
De geur (zeg maar gerust stank) van brandende turven is scherp en doordringend, terwijl
het as verschikkelijk fijn, bijna poeder, is en werkelijk overal naar toe zal stuiven.
Foto: A. Visser, 16-10-2007. (groter formaat)
Tot briket geperste turf. Deze turven verkruimelen niet zo snel
en smeulen beter dan de normale turven.
Foto: A. Visser, 16-10-2007. (groter formaat)
Een antieke olielamp in cardan.
Foto Pieter Klein. (groter formaat)
Detail van de brander.
(Mogelijk eens vervangen.)
Foto Pieter Klein. (groter formaat)
Een olielamp hangend in een cardanring. Olieverlichting is lange tijd de belangrijkste verlichting aan boord
geweest. Eigenlijk pas na WOII wordt de olielamp verdrongen, eerst in beperkte mate door gasverlichting,
daarna al spoedig door electrische verlichting.
Als brandstof werd gewone petroleum gebruikt, lampenolie kende men toen
nog niet. De olielamp heeft het ontegenzeggelijke voordeel, dat men, in
een kleine roeven, op koude avonden buiten het stookzeizoen, echt de
kachel niet hoeft aan te steken. Wel was het vaak noodzakelijk om boven het lampenglas
een blakertje te hebben.
Een nadeel van olielampen is natuurlijk dat men niet even het licht aan kan knippen en
dat de lampen de nodige verzorging behoeven.
Behalve de aan het plafond hangende olielampen, kende men schotlampen
en 'losse' wandlampen. Losse 'wand'lampen hingen in een cardanring. De zware voet van de
olielamp zorgde er, in combinatie met de cardanring voor, dat de lamp
rechtop bleef. Tijdens de vaart op een zeilschip
geen overbodige luxe, maar op motorschepen
vaak niet echt noodzakelijk. Soms zelfs onwenselijk omdat vooral motorschepen soms sterker slingeren dan het cardan toelaat
waardoor het lampeglas kon sneuvelen.
Foto Pieter Klein. (groter formaat)
Een blinker heeft tot doel meer licht in de gewenste richting te
weerkaatsen en wordt dus voornamelijk gebruikt op wandlampen. Deze
blinker is geschikt om op een passende lamp te klemmen, maar kan
ook aan schroeven aan de wand gehangen worden, waarna geschikte,
niet al te zware, olielampen als schotlamp gebruikt kunnen worden.
Foto Pieter Klein. (groter formaat)
Een zogenaamde 'Spitfire' een armatuur dat niet alleen aan boord van
schepen maar ook in treinen en touringcars toegepast werd.
Foto Pieter Klein. (groter formaat)