Fouten in de meetbrief?
Zo begon dit stukje voordat het, jaren en jaren
geleden, geschreven werd. Inmiddels zijn er meer
gegevens openbaar geworden en nu blijkt dat de
mondelinge overlevering of wel het menselijk
geheugen, niet op alle punten betrouwbaar geweest
te zijn. Vandaar deze nieuwe gecorrigeerde versie
d.d. februari 2019.
Schipper
Winkel uit Hoogeveen, later Zwartsluis, heeft het
schip, de
Johanna, in 1898 laten bouwen en
tot na de oorlog in zijn bezit gehad. (Er bestaat
een foto uit de oorlogsjaren, waarop de fam. Winkel
afgebeeld is.). Het schip werd in 1902 vermoedelijk
voor de eerste keer gemeten (Meetbrief Hv321N)
Getuige een
motorofferte
bestond er reeds rond 1923 belangstelling tot motorisatie van het schip.
Waarschijnlijk is dat toen ook een feit geworden,
want in dat jaar werd een registratie bij het
scheepshypotheekkantoor (Brandmerk 3432 Zwolle 1923)
een feit. Er zou toen een HaEs gloeikopmotor ingebouwd zijn.
In 1927 wordt het schip van een nieuw brandmerk (68
B Zwolle 1927) voorzien.
In 1933 stelt Roelof
Winkel het schip op naam van zijn zoon Fredrik
Winkel en in 1937 volgt er een nieuwe meetbrief
(R10964N). De reden daarvoor is niet bekend.
In 1946 komt het schip op naam van Nanne Antinus van
der Veen uit Kampen. Deze noemt het schip
Jennie.
Het is niet met zekerheid bekend of de HaEs er dan
nog in staat, maar waarschijnlijk is het wel.
In 1953 wordt het schip verkocht aan Harm Booy uit
Zwartsluis. Het schip wordt dan omgedoopt naar
Harjo.
Als schipper Caspar Reinders uit Amsterdam het schip
in 1956 koopt wordt er een 4 cilinder lister JP in
het schip geplaatst en wordt het schip grondig opgeknapt. (potdeksels vernieuwd, stalen stuurhuis, e.d.) Dit alles
resulteert in een nieuwe meetbrief (A16735N) Het
schip gaat Dimar heten en wordt door Marinus
Reinders (domicilie Rotterdam?) bevaren.
Schipper Reinders verkocht het schip, in 1967, aan
schipper H.G.J. van Sandijk, Amsterdam, die het
schip
Kleine Suzanna noemde.
De Lister werd toen vervangen door een 150 pk
Scania. Het schip werd opnieuw gemeten, waarbij de
hier afgebeelde meetbrief (A21319N) afgegeven werd.
April 1971 werd het schip verkocht aan schipper
Andries Munnik, deze was sluiswachter te Nigtevegt
geworden en gebruikte het schip (naam:
Muta)
als woning.
In 1974 werd het motorloze schip verkocht aan
P.Klein, Amsterdam, waarna het
Harmonie ging
heten en als woonvaartuig in gebruik werd genomen.
In de zomer van 1976 werd het schip voorzien van een
70 pk Deutz.
Op 19 oktober 2006 werd het schip naar Engeland
verkocht. Enige later jaren werd het opnieuw te koop
aangeboden, maar anno 2019 heeft nog steeds een
ligplaats in Colchester, Engeland.
In Engeland heeft het schip inmiddels, met een valse geschiedschrijving, te koop gelegen.
De huidige eigenaren zijn onbekend.
Afgebeelde gegevens in de meetbrief
|
Waarschijnlijk juiste
gegevens |
|
|
|
Sneek |
1898 |
Johanna |
Hoogeveen |
19-08-1924 |
Johanna |
Hoogeveen |
19-08-1924 |
Johanna |
Rotterdam |
16-11-1937 |
Dimar, ex Harjo |
Rotterdam |
16-11-1937 |
Johanna |
|
|
|
|
16-8-1946 |
Jenny |
|
|
|
|
23-3-1954 |
Harjo |
Amsterdam |
13-07-1956 |
Kleine
Suzanna, ex Dimar |
Rotterdam |
13-07-1956 |
Dimar |
|
|
|
Amsterdam |
26-06-1967 |
Kleine Suzanna |
Geschiedenis verbouwingen.
Het schip werd, onder bouwnummer 65, op de
werf
van Barkmeijer, aan de Woudvaart in Sneek, gebouwd en in 1898 te water gelaten. Het schip heeft
duidelijk alle kenmerken van een Friese Tjalk.
Bijna het gehele schip is opgebouwd van 7 mm dik plaatstaal, met een
spantafstand van nog geen 30 cm.
Op verzoek van schipper Winkel werd, opdat zijn vrouw in de
roef niet gebogen hoefde te lopen, de roef hoger
gemaakt dan gebruikelijk was.
De roef had drie ramen met
blinden.
Gebouwd als
zeilschip, werd de Johanna rond 1923 verbouwd tot
motorschip met
hulpzeil.
Ingebouwd werd een 1 cilinder vertikale tweetakt
HaEs
gloeikopmotor van 35 pk (type D nr. 127).. De spanten in de
machinekamer werden gedubbeld met hoeklijn 60 x 60 en een zware
(gemiddeld 12 mm dikke), geheel geklonken, motorfundatie gelegd. In verband met de inbouw
werd de plaats van de roef gewijzigd, mogelijk werd deze ook 60 cm verlengd. De achterwand kwam
in ieder geval 60 cm verder naar achter te staan.
De motor werd deels onder de roef gebouwd en daarom was het noodzakelijk een deel van de
machinekamer te verhogen, wat resulteerde in een 'bank' tegen de voorwand van de roef. In deze bank
was een deksel aangebracht, wat het mogelijk maakte de cylinderkop en zuiger te lichten, zonder
de motor uit te hoeven bouwen. (De constructie met de cilinderkop in de roef kwam bij de
langzaamlopers in die tijd vaker voor.) In de zijwand van de roef, aan B.B., kwam, op de plaats
van het voorste raam, een ingang naar de machinekamer. Midden voor de motor werd de
machinekamer 60 cm in het ruim uitgebouwd. Tussen de herften, voor de roef, kwam een met een
hemellicht gedekte schacht.
Waarschijnlijk werd toen ook het helmhout door een Engels stuurwerk van Ridderinkhof vervangen.
Gelijktijdig werd de
den verhoogd en van
mestluiken voorzien. De tuigage werd verkleind tot een
hulpzeil met een giek tot aan de herften. De mast werd met behulp van een
sprenkel gestreken.
(De hermeting van 1937 kan een indicatie zijn dat toen mast, zwaarden, lieren e.d. verdwenen. Ook
bestaat er een kans dat het schip tot die tijd een
luikenkap
tot de mast in combinatie met een
kistluik
gehad heeft en dat toen het
luikenhoofd
verder naar voor doorgetrokken is. Het schip heeft enige tijd met een
koproer
in de vorm van een zogenaamde
ondertrekker gevaren.)
Op het schip werden decennia later aan
stuurboord sporen aangetroffen die wezen op de
aanwezigheid van een zijschroefinstallatie. Er was
een gelaste steun aan de den waar de david gestaan
moet hebben. Dit correspondeerde met een lasrups
op het dek waar de voet van de david gerust moet
hebben. Net achter de voorbolder aan stuurboord
waren klink- en roestsporen van een fundatie (voor
de sleef?) zichtbaar. In het boeisel daarnaast
(waar in 1956 het nodige aangeknutseld is) was een
nieuw stuk ingelast. Van het voordek was een
gedeelte vervangen, waardoor er geen oude sporen
zichtbaar waren. Niemand die het schip gekend
heeft, heeft echter ooit over de aanwezigheid van
een zijschroef gehad. Misschien was het een
tijdelijke motorisatie nadat de HaEs het begeven
had?
Volgens schipper Reinders werd in 1956 een 4 cylinder Lister van ca. 40 PK (1000 tpm.?)
geplaatst. De roef werd vervangen door een gelast
exemplaar van gelijke afmetingen, maar met slechts
ÉÉn i.p.v. drie ramen. Achter de roef werd een
stalen
stuurhut,
met houten dak, geplaatst. De stalen bovenbouw van deze stuurhut was afneembaar. Deze bovenbouw moet
echter in zijn geheel afgenomen worden en elders op het schip (in het ruim of of op voordek)
geborgen worden. Met bovenbouw had het schip een kruiphoogte van ca. 375 cm. Indien bovenbouw en de
spaakwielen van het
ankerlier
verwijderd werden, bedroeg de kruiphoogte ca. 45 cm. minder. Tegelijkertijd werden er nieuwe
voorbolders
met gesloten
bolderkasten
en nieuwe middenbolders geplaatst en werd het
boeisel
in zijden verlaagd.
Rond 1964 werd het schip aan BB-zijde, net naast de achterstevenbalk, aangevaren en werd een
gedeelte van de scheepshuid en
stuit vervangen.
De Lister werd rond 1967 na de verkoop aan schipper
van Sandijk vervangen door een vier-cilinder 150
PK Scania dieselmotor (1800 tpm.). Deze werd in
1972, bij verkoop aan schipper Munnik, weer
verwijderd. In 1976 werd het schip voorzien van 4
cylinder 70 PK Klöckner-Deutz, 4 SAM 517, 1200
tpm. met een Reintjes hydraulische
keerkoppeling
met een vertraging van 2:1.
In 2016 verschijnen er bij Britse scheepsmakelaars advertenties waar in dit schip
aangeboden wordt. De daarbij vermelde historie is grotendeels onjuist.
Schipper Winkel voer voornamelijk tussen
Overijssel en het westen van Nederland. Booy heeft
onder meer materiaal gevaren voor de aanleg en
inrichting van Flevoland, Reinders heeft, naar
horen zeggen, voornamelijk vanuit Zuid-Holland
reizen gedaan. Verder is er weinig over het schip bekend.
Nog enkele gegevens:
Diepgang op de
hak
van de
scheg: ca. 1m.
Diepste punt van het
vlak
(ongeveer 1m voor de roef) ca. 72 cm.
Diepgang bij de
loefbijter: ca. 42 cm.
Lengte ijkschalen: 122 cm.
Minste
holte: ca. 195 cm
Plaatsing
autokraan (giek 7 m.): voorjaar 2000.
Max. snelheid: ca. 11 km/u.