Het verhaal over de rederij Feenstra begint in het voorjaar van 1949 in
het Burmania huis te Leeuwarden. Hier was de Algemeene Friesche Levensverzekerings
Maatschappij gevestigd en onder de typistes van deze maatschappij
ontstond het idee van een gezamenlijke vaarvakantie.
Hiervoor zochten zij vervolgens de medewerking van een mannelijke collega de heer M. Terpstra die via
zijn huwelijk de nodige connecties met de binnenvaart bezat.
Uiteindelijk bleek zijn zwager Willem Feenstra die op dat moment in
Harlingen lag, wel bereid om gedurende de slappe zomermaanden zijn motorschip 'Tijdgeest',
thuishaven Rotterdam, hiervoor in te zetten.
De Tijdgeest werd in 1913, dus vrij vroeg voor een
motorvrachtschip, bij
de scheepswerf 'De Goede' in Zwartsluis voor
rekening van Bouke Feenstra gebouwd. Het schip mat 29,2 bij 5,38 bij
1,97 meter en was 157 ton groot. De voortstuwing bestond uit een 45 pk
Kromhout gloeikopmotor
met waterinjectie en uit
een flink zeiltuig. In
1932 kocht Willem Feenstra de Tijdgeest van zijn oom Bouke.
De kleine stuurhut stond los van de roef. Hiermee voorkwam men dat
warme vochtige lucht vanuit de roef de ramen van de stuurhut zouden
doen beslaan.
De Tijdgeest van Willem Feenstra op het IJsselmeer voor De Lemmer.
Een vroeg model motorvrachtschip waarin al duidelijk de lijnen van een
luxe-motor te zien zijn.
Foto:T. Plantinga, Archief Hans Terpstra, Warten.
Na nog een reisje naar het zuiden werd koers gezet naar Hendrik Ido
Ambacht. Hier werd bij de scheepssloperij
de 'inrichting en uitrusting' voor het 'vakantieschip' gekocht. Deze inrichting en zelfs het bestek
was afkomstig van het gesloopte troepentransportschip 'Volendam' van de
Holland-Amerikalijn.
Daarna, het was inmiddels eind mei 1949, werd het schip in Rotterdam ingericht voor het vervoer
van passagiers. Met een gordijn overdwars werd er in het ruim een
scheiding gemaakt tussen het woon- en het slaapgedeelte. In het voorste
deel sliep men. In het achterste deel had men zitgelegenheid en een keuken. In het
slaapgedeelte zorgde een langsscheepsdekkleed voor de scheiding tussen
een mannenafdeling aan stuurboord
en vrouwenafdeling aan bakboord. In elke afdeling was een toilet gemaakt. Dit toilet loosde via een pijp in
de zij. In elke afdeling stonden bij de scheerbalk 4
stapelbedden met elk drie bedden, tegen de zij, onder het gangboord, hingen 4
groepen van 2 bedden boven elkaar.
Het interieur van één van de slaapruimtes tijdens de
eerste tochten.
Ook toen gold: 'er gaan veel makke schapen in een hok'.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Totaal kwam men dus op tweemaal twintig bedden. Matras en kussen was
aanwezig. Beddegoed of slaapzak moest men zelf meenemen. Tegen het
voorschot
werden twee wasgelegenheden met elk drie kraantjes geplaatst. De ruimte
kon met een gordijn worden afgesloten. Het vuile water uit de
gootstenen liep gewoon onder de buikdenning
weg. De ruimte onder de buikdenning werd 'smorgens van voor naar achter doorgespoeld en daarna
drooggepompt. Was- en drinkwater werd verkregen uit de pas
schoongemaakte en geschilderde herften
er boven. In het woongedeelte werden tafeltjes met klapstoeltjes geplaatst. Lucht en licht verkreeg
men door luiken in meer of
mindere mate, met een klosje onder het uiteinde, open te zetten en van enkele
'peertjes' aan de scheerbalk. Overdag was men natuurlijk zoveel
mogelijk buiten, waar het gehele oppervlak tot de beschikking der
passagiers stond. Als enige tegemoetkoming inzake de veiligheid was er
langs het gangboord een draadrelinkje
geplaatst. De avond en nacht bracht men bij voorkeur binnen de bebouwde kom door zodat de passagiers
zich aan de wal konden vertreden/vermaken.
De allereerste Feenstra reis begon aan de Westersingel te Leeuwarden.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Op 9 juli begon de eerste reis. Voor deze reis hadden zich 10 meisjes
van het kantoor en nog eens 10 vriendinnen ingeschreven. De kosten van
de reis bedroegen toen 35 gulden per week, daarbij diende men echter
zelf wel voor de broodmaaltijden te zorgen. Dat hield dus in dat er
dagelijks een bakker opgezocht moest worden. De broodtrommels die een
ieder had vonden een plaatsje onder de onderste bedden.
De warme maaltijden waren bij de prijs in begrepen en werden achterin het ruim bereid. De eerste
reis ging langs Harlingen, (Kornwerd,) Volendam, Amsterdam,
Vreeswijk. Natuurlijk werden de diverse plaatsen bezocht en ook bracht
men een bezoek aan de Grebbeberg. Vervolgens via Arnhem, over
de IJssel naar Kampereiland en dan via De Lemmer weer naar Leeuwarden. Naast de gewone
uitstapjes kregen de dames, meest boerendochters, op Kampereiland een rondleiding op het
hoogst moderne bedrijf van boer Kloosterman.
Voor het eerste jaar werden er 8 reizen geregistreerd. De laatste reis
eindigde op 27 augustus. In het totaal werden er 86 geregistreerde
personen vervoerd.
Met de kop op de wal en met een
laddertje van boord
om in het nabij gelegen dorp aan de IJssel brood te gaan halen.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Het tweede jaar noteerde 10 reizen met in het totaal 235 passagiers,
dat is een groei van 173%! Men ging vanuit Leeuwarden ondermeer naar
Rotterdam, maakte een rondje over de rivieren en hield een 14 daagse
trip naar de Ardennen (Dinant). In dat jaar ging men ook naar de Wadden. Die reis
als ook het reisje naar Dinant waren een minder groot succes. Op de
Wadden slingerde het schip te veel en op de tocht naar Dinant had men
te veel oponthoud bij de sluizen.
De eerste tijd betaalde men pas na vertrek. Hierdoor kwam het nog al
eens voor dat als het op de dag van afvaart
slecht weer was, een groot aantal passagiers verstek lieten gaan. Bij het vertrek uit Leeuwarden
werden dan weleens familieleden ingeschakeld om tot Franeker of
Harlingen voor passagier te spelen, want met een bijna leeg schip te
moeten vertrekken was geen reclame. Lang heeft deze situatie niet
bestaan. Al spoedig moest men bij het boeken van een vakantie een aanbetaling verrichten.
De Tijdgeest drooggevallen op het Wad. Een klein gezelschap houdt een
vakantiereisje.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten..
De passagiersaccomodatie werd na de zomer weer afgebroken en
opgeborgen vandaar de klaptafeltjes plus klapstoeltjes. Ook het
beddenspul kon met niet al te veel moeite opgeruimd worden.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De werving van klanten was die jaren steeds in handen van de familie
Terpstra in Leeuwarden. In de avonduren fietste men letterlijk stad en
land af om gegadigden te strikken. Sommige geïnteresseerden
moesten langdurig bepraat worden voordat ze de stap waagden. Een enkele
maal had men te vergeefs urenlang gefietst en gepraat en keerde men
vermoeid en teleurgesteld huiswaarts. Men had inmiddels ook een kleine
brochure opgesteld.
Men moest men het in die tijd natuurlijk voornamelijk van mond op mond
reclame hebben. Toch trok zo een schip vol vakantiegangers in die tijd
zelf ook de nodige nieuwsgierigen en daarbij kwam dan de brochure goed
van pas.
In 1951 werd het schip met 7 meter verlengd en verscheen er een
afbreekbare kleine opbouw met veel glas op het achterste deel van de luikenkap. Direct
daar voor was een zonnedek.
Hiervoor werd onder de luiken aan de kant bij de den een 'vulstukje' geplaatst. Het 'vulstukje' zorgde er tevens
voor dat een beetje lucht en licht in het ruim kon doordringen.
Dat jaar besloot besloot men voor het reisbureau van de Heer Jacobie
uit Rotterdam te gaan varen. Samen met de 'Machiel 4' van Smits uit
Woudrichem en de 'Volharding' van Veerman uit Huisen verzorgde men voor
negentig gulden per persoon een veertiendaagse reis naar Biebrich bij
Wiesbaden. Voor anderen varen beviel de heer Feenstra toch niet zo
goed, zodat hij het jaar daarop weer voor eigen rekening aan de slag ging.
De verlengde 'Tijdgeest' met kleine salon en zonnedek op de Rijn
ter hoogte van de Lorelei. (ca. 1952).
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
In de Rijn zag de heer Feenstra wel toekomst. De 45 pk Kromhout
gloeikop was daarvoor echter niet meer geschikt en werd in 1952
vervangen door een 90pk MAN. In snelheid, 7 km/u tegen de stroom in, maakte dit niet
veel uit, maar men had aanzienlijk minder last van trillingen. Volgas
bleef er nu tenminste wel koffie in de kopjes. Het comfort voor de
passagiers werd nog verder vergroot door de salon te verlengen. Men maakte dat jaar drie 14-daagse
reizen. Voor de eerste reis staan er maar 9 personen in de boeken van
de familie Terpstra genoteerd. De daarop volgende reis was echter met
53 personen. De laatste reis moet ook zo rond de vijftig personen
omvat hebben. Men had voor het vervoer vanuit Leeuwarden naar Arnhem
tenminste een bus met 50 zitplaatsen besteld.
De Tijdgeest met de wat langere opbouw op de Rijn bij
Köningswinter. (ca. 1953)
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 14-daagse Rijnreis kostte in het 1952 f 110,-
(Klik op afbeelding voor groot formaat.)
Archief Hans Terpstra Warten.
Het interieur anno 1953 of daar omtrent.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Zoals op de interieurfoto te zien is, blijft het ondanks de
verbeteringen nog steeds een ombouw-operatie. Het plafond toont ons
over duidelijk de onderkant van een luikenkap, waarvan de scheerbalk
met een paar primitieve steunen overeind gehouden wordt. (Van een
aparte rooksalon was, getuige de asbakken, toen nog geen sprake.) De Rijnreizen liepen
goed. Volgens de boeken maakte men er dat jaar tien.
Nu de zaken zo goed gingen, kwam Willem Feenstra aan de wal voor de
administratie en klantenwerving. Hij hield 'kantoor' in Rotterdam.
Samen met een buurman en latere boekhouder Dhr. Punt werd in de
avonduren op de slaapkamer de administratie afgehandeld.
Aan boord nam schipper O. Nooitgedacht het roer in handen en het vertrekpunt verhuisde definitief van de
Westersingel te Leeuwarden naar de kade van Arnhem alwaar men een steiger van de firma
Koppe huurde. Door verlegging van het vertrekpunt waren de Rijnreizen
niet langer een Noordelijke aangelegenheid alleen, het geen de klandizie
natuurlijk bevorderde. Bovendien hoefde men de lange weg van Friesland
naar de Rijn niet meer af te leggen. Men was er immers al.
Een langer zonnedek met tentje en een nog iets hogere opbouw
maken de
orginele stuurhut van de 'Tijdgeest' onbruikbaar. Zie hier de oplossing.
In deze vorm zou het schip tot en met 1959 in de vaart blijven.
Foto ca.1954: Archief Hans Terpstra Warten.
De belangstelling voor de passagiersvaart groeide ook in de
binnenvaartkringen rond Willem Feenstra. Samen met twee zwagers, Henk
Koudenburg en J. Pasveer werd in 1954 het stoombeurtschip
'Flandria XIV' van Heuvelman uit Krimpen aan de IJssel overgenomen en
tot motorpassagiersschip 'Tijdgeest II' verbouwd, waarna het nog dat
zelfde jaar zes reizen voor Feenstra maakte. Het schip werd uitgerust
met twee-persoonshutten. Een groot deel van de inrichting was
weer afkomstig uit Hendrik Ido Ambacht.
De Tijdgeest II bij de passage van de Lorelei. In verband met de
'eeuwige' aanwezigheid van fotografen aldaar
hebben alle aanwezigen zich naar buiten gespoed.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Tijdgeest II werd in 1897 op de werf van J en K Smit in Krimpen
a/d Lek gebouwd. Dit stoombeurtschip kwam voor de Firma van der Schuijt
NV als 'Jan van Arkel' op de lijn 's-Hertogenbosch - Rotterdam - Hoek
van Holland in de vaart. Het schip mat 41,8 x 6,37 x 1,7 meter en was
372 ton groot. De stoommachine van 175pk werd bij de ombouw tot
passagiersschip vervangen door een 250/300 pk Bolnes. Tegen een beetje
extra vermogen had men geen bezwaar; liepen de zaken slecht dan kon men
altijd nog gaan slepen. Bij de ombouw had men de schroefas
laten zitten. Deze schroefas lag in verband met de flinke schroefdiameter die het schip als stoomschip had,
erg laag in het schip. Dat was vroeger geen bezwaar geweest, maar gedurende de droge zomermaanden op de
Rijn gaf dat wel problemen. Een jaar later heeft men als nog de schroefas
op normale hoogte gebracht.
Het kon natuurlijk gebeuren dat men zich niet aan het geplande reisschema
kon houden. Wanneer men in verband met de geringe waterdiepte niet
verder kon, dan organiseerde men gewoon excursies per bus. Voor de
toenmalige vakantieganger was alles nog nieuw dus die hadden geen
bezwaar. 's Avonds was men dan gewoon weer aan boord.
Net voor het begin van het seizoen in 1953 voer de Tijdgeest 1 met veel
wind en geladen met een flinke deklast
rijshout tegen een brugpeiler op het Albertkanaal. Het gevolg daarvan was een flink gat in de kop. In
hoog tempo werd toen de Alida van broer Jan Feenstra omgebouwd om de taak over te nemen. In 10 dagen tijd moest het gehele
schip opgebouwd en met twee-persoonshutten ingericht worden. Twee uur voor de inscheping van de eerste passagiers stapten de werklieden van boord. Men kon varen, maar men moest binnen wel tegen de ongeschilderde
planken aan kijken.
De 'Alida' ergens in de jaren '30 met een flinke deklast vlas. Gezien
de wijze waarop het stuurrad geplaatst is,
moet men vaker met dergelijke ladingen gevaren hebben.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
In de oorlogsjaren is de Alida zo goed en zo kwaad als dat ging in de vaart gebleven.
De 'stenen' stuurhut moest de stuurman de nodige bescherming tegen luchtaanvallen bieden.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De klipper 'Alida' werd in 1906 voor rekening van Keimpe
Feenstra, de vader van Willem, op de werf 'Vrijenban' van Th. Boot te
Vrijenban-Delft gebouwd. Het schip mat 31,2 x 5,96 x 2,02 meter, de
Friese maat, en was 220 ton groot.
De eerste drie jaar werd er veel kustvaart bedreven maar de Schepenwet
van 1909 maakte hier een eind aan. Tussen 1920 en 1938 werd met
opdrukkers gevaren. In 1938
werd het schip omgebouwd tot motorschip en
voorzien van een 60/72 pk MWM-Benz motor. Bij de eerste reizen bleek
het motorvermogen niet toereikend voor deze Rijn reizen en werd er een
tweede MWM bijgeplaatst. Dit gaf weinig verbetering en spoedig werden
de MWM's daarom vervangen door een 155 pk Deutz SA8M 517.
Een fotomontage van de Alida met de wimpel van de Tijdgeest varend op
de Rijn.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
In 1955 kwam de 'Volti Subito' van zwager Bertus van de Kolk en iets later
ook de 'Rival' van Hilbert Kamphuisen Sr. de vloot versterken.
Net als de 'Tijdgeest (1)' ondergingen de 'Alida', de 'Rival' en de
'Volti Subito' tweemaal per jaar een metamorfose en zo kon het in die tijd gebeuren
dat er vrachtschepen met opvallend licht gekleurde rompen rond voeren.
De 'Tijdgeest (1)' had in die jaren 50 slaapplaatsen verdeeld over 20 hutten, de 'Alida' was goed voor 20
twee-persoonshutten en de 'Volti Subito' bezat 25 twee-persoonshutten.
De negendaagse reis kostte in het hoogseizoen f 133,- per persoon. De 'Tijdgeest II' deed een 6-daagse reis voor de prijs van f 117,- . Er was plaats voor ca. 60 personen in twee-persoonshutten en
één zespersoons hut.
De Volti Subito van Hubertus van de Kolk varend langs de Lorelei.
Ook hier is een extra stuurhut op de opbouw geplaatst.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 'Volti Subito' werd in 1900 als tweemast klipper bij
'Scheepsbouwerij De Waard' van Jacobus Boot te Leiderdorp
gebouwd. Het schip mat 31,5 bij 6,03 bij 2,02 meter en was 236
ton groot. In 1938 werd, na een aanvaring met de Sneekersluis bij
TerHorne, het schip gekopt en
verlengd tot 41,15 meter (306 ton) en door de inbouw van een 80 pk sterke HMG motor omgebouwd
tot motorschip. Ook dit schip kreeg voor haar Rijnvaart avonturen een
sterkere motor en wel een 120 pk HMG. In 1964 werd zij vervangen
door een schip met gelijke naam.
De Friese Maatkast Rival in
haar hoedanigheid als passagiersschip
in het pré Feenstra-tijdperk.
Foto Bubenheim, Archief Gunter Dexheimer.
De Friese Maatkast 'Rival' werd in 1914 bij scheepswerf De Goede in
Zwartsluis voor rekening van H. Kamphuisen gebouwd. Het scheepje mat
31,5 bij 5,95 bij 2 meter en was 231 ton groot. In 1934 kreeg het
zeiltuig ondersteuning van een zijschroef
en in 1937 werd het omgebouwd
tot motorvrachtschip. Als motor werd er een drie cylinder MWM van ca
135 pk ingebouwd. Vervolgens in 1951 met tien meter verlengd en
daardoor 322 ton groot geworden. Reeds in 1951 actief in de zomerreizen
maar pas in 1955 bij Feenstra gekomen.
Het interieur van de Rival ziet er een stuk minder tijdelijk uit.
Helaas is niet precies bekend van wanneer deze postkaart is, maar het
is van na de verbouwing naar een schip met salonroef.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Voor de opslag al het materiaal waarmee de schepen omgebouwd en
uitgerust werden had men in de Merwedehaven te Dordrecht een schip de
'Vineta' liggen. Dit schip was een circa 60 meter lang restant van een
groot sleepschip, waarvan
het achterschip bij een
bombardement verloren
was gegaan. Het achterste deel van het restant was ingericht als
jachtenhelling.
Het gaat vermoedelijk om de Vineta 2304772. Een sleepschip dat in
1907 bij Boele Bolnes gebouwd werd. Het schip mat in 1930 ruim 85 bij
10 meter en was bijna 1500 ton groot.
De 'Vlieland' in 1908.
Later verrichtte zij hand en spandiensten bij de firma Feenstra.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Een ander scheepje was de 'Vlieland'. Dit scheepje zou in 1908
voor en door C. Bosman 'Scheepswerf Hondsbosch' te Alkmaar gebouwd
zijn. Vroeger was
één van de belangrijkste taken van dit scheepje het
overnemen van passagiers van de Terschellingerboot of omgekeerd. Dit
overstappen gebeurde gewoon midden op open water; op de Vliestroom.
Voor Feenstra fungeerde het als bevoorradings, reparatie- en
werkscheepje. Het scheepje lag gewoonlijk in het
'Feenstrahaventje' onder de Van Brienenoordbrug. Het werd rond 1974 gesloopt. De rol van
de 'Vlieland' werd overgenomen door de 'Madi' een verbouwde klipperaak
welke voorzien was van een 40 pk Lister.
Feenstra kocht in 1957 het motorjacht 'Jan van Scorel' van de familie Verkade. Tevens
kocht men in 1958 het Engelse passagiersscheepje 'Lady Sheila' wat
aangepast en gemoderniseerd met kapitein Jan Feenstra onder de naam 'Lelie' in de
vaart kwam. Eveneens in 58 ging ook de 'Vita Pugna', het passagiers-vrachtschip van
H. koudenburg, voor Feenstra varen.
De 'Jan van Scorel's' eerste reis voor Feenstra.
In latere jaren was de romp wit geschilderd.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Op de 'Jan van Scorel' geen klapstoeltjes en tafeltjes en geen kale
vloerplanken
of plafond, maar, zoals men mag verwachten, een mooie luxe inrichting.
Deze foto dateert mogelijk nog uit de pré-Feenstra-tijd.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 'Jan van Scorel' werd in 1950 bij Bijlsma te Wartena gebouwd.
Het schip mat 38 bij 5,08 bij 1,4 meter en was voorzien van een 165pk
GM motor. Oorspronkelijk was dit schip geschikt voor 12 personen, naar
het schijnt werd ze in 1960 geschikt gemaakt voor ca. 24 personen en
kreeg ze in 1962 een 280pk Deutz ter voortstuwing. Meer foto's.
Ook de 'Lelie' is een scheepje voor kleinere gezelschappen.
Het scheepje zou tot.circa 1970 voor de rederij blijven varen.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Volgens de voorhanden zijnde gegevens zou de 'Lelie' in 1913 als
motorvrachtschip op de bekende scheepswerf 'Vrijenban' van Th. Boot in
Delft gebouwd zijn. In 1950 werd ze aangekocht door Yacht Hollidays,
verbouwd tot passagiersschip en omgedoopt tot 'Lady Sheila'. Na aankoop
door Jan Feenstra werd ze in de winter 58-59 gemoderniseerd en
omgedoopt tot 'Lelie'. Ze mat 28,5 bij 4,55 bij 1,5 meter en werd toen
voortgestuwd door een 155pk Deutz. Naar men zegt was ze geschikt voor
23 passagiers.
De 'Vita Pugna' van H. koudenburg aan de Westersingel te Leeuwarden.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De luxe-motor Vita Pugna werd in 1924 voor rekening van O.
Koudenburg bij scheepswerf Vuijk en Zonen te Capella a/d IJssel
gebouwd. Het schip mat 31 bij 5,4 bij 1,6 meter en was 174 ton groot.
Ter voortstuwing diende een 60pk Bolnes. Na door zijn zoon H.
Koudenburg overgenomen te zijn, werd het schip in 1950 tot 36,27 meter
verlengd en werd daarmee 212 ton groot. Bij de verbouw voor de
passagiersvaart op de Rijn kreeg het schip als motor een 160pk Lister
Blackstone.
Alhoewel de 'Vita Pugna' nog het uiterlijk van de omgebouwde
vrachtschepen heeft, heeft ze nooit meer als vrachtschip gevaren. De
ombouw naar passagiersschip wilde men echter niet geheel
onherroepelijk maken. Wel had men het voor lief genomen dat er een
groot aantal
patrijspoorten in de
den geplaatst werden. De mooie
strakke opbouw is gemaakt van platen geperste houtvezel en soort spaanplaat. Deze platen
waren echter niet 100% watervast. Op de plaatsen waar er water ingedrongen was
zwollen ze dan ook flink op. Het gevolg was dat men in het voorjaar het
nodige vlak te schaven had.
In 1960 brachten Willem en Jan Feenstra het nieuw opgebouwde
passagiersschip 'Diamant' in de vaart. Het schip was opgebouwd op de
romp van de 'Zaandam II' een stoompassagiersschip met grote capaciteit,
welke een zeer geregeld beurtveer
tussen Zaandam en de De Ruyterkade in
Amsterdam onderhield.
De Diamant in de begin jaren bij Feenstra.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Diamant op sleephelling
bij Jonker en Stans in Hendrik Ido Ambacht.
Deze foto toont, ondanks de gemoderniseerde steven, goed hoe scherp
de voorschepen van oude stoomboten wel gebouwd waren.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Zaandam II werd in 1902 bij J. & K. Smit te Krimpen a/d Lek
gebouwd. Het schip mat toen 44,75 bij 6,48 bij ca. 1,4 meter. Ter
voortstuwing werd een 42pk stoommachine gebruikt. In 1960 bij Wijtro in
Rotterdam-IJsselmonde omgebouwd tot cruiseschip Diamant, geschikt voor
71 passagiers, motor 585pk Deutz. Het schip liep op stil water ca 29
km/u. Stroomop varend tot Rees ca. 20km/u en in het gebergte
16km/u.
In de winter van 1960-61 voor rekening G.L. Reitsma omgebouwde
voormalige stoomsleepboot
Rhein op de werf van Van der Poel in Ridderkerk omgebouwd tot cruiseschip en tot Lilly-R gedoopt. Na een
geslaagde proefvaart in
juni kwam zij de vloot van Feenstra versterken.
Het schip bleef, nadat het in 1971 door de zoon G.T. Reitsma
overgenomen was tot 1978 tot de vloot behoren.
Ook voor de kleinere scheepjes, hier de Lilly-R,
welke geschikt is voor 34 personen, was voldoende werk voor handen.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Lilly-R werd in 1907 als 'Maria Margaretha' gebouwd. Ze mat 25,9
bij 4,96 bij 1,44 meter en werd door een 200 pk stoommachine
voortgestuwd. Niet veel later ging ze Rhein heten. Bij de verbouw tot
passagiersschip heeft zij een iets ander voorschip gekregen waardoor de
lengte iets toenam. De stoommachine was inmiddels vervangen door een
240pk MAN welke een Schottel roerpropeller
aan dreef.
In 1961 werd de Rival onderhanden genomen. Ze werd
bij scheepswerf Worst in Meppel nogmaals, nu met bijna 8,5 meter dus
tot bijna 50 meter, verlengd. Een nieuw voorschip werd aangebouwd, de
stuurhut werd gewijzigd en de motor werd vervangen door een 380 pk
Deutz. Nog eens twee jaar later volgende het plaatsen van een
permanente stalen opbouw dus de definitieve ombouw tot passagiersschip.
In 1973 werd de motor vervangen door een 570pk Deutz. De Rival zou tot
1978 in de vloot blijven.
De vernieuwde Rival varend bij de Lorelei. Foto: Archief Hans Terpstra
Warten.
Een soort gelijke geschiedenis treffen we bij de 'Alida'. Eerst in 1961
verlengd tot 53,4 meter. Vervolgens voorzien van een nieuwe motor, een
380 pk Deutz, en een geheel stalen opbouw. Dit alles geschiedde bij
Leemans te Zwolle. Daarna in 1964 en 65 wordt het schip respectievelijk
van een nieuw voor- en een nieuw achterschip voorzien. Het schip zou
vervolgens tot aan het einde der firma, in 1981, dienst blijven doen.
De vernieuwde Alida. Een streven naar enige uniformiteit kan de reder
niet ontzegd worden.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 'Tijdgeest II' onderging in de winter van 1961-62 een opknapbeurt.
Het schip kreeg een nieuw voorschip, waardoor de lengte op 43,4 meter
kwam en een nieuwe 380pk sterke Deutz motor. Het schip kon daarmee op
stil water een snelheid van ca. 26 km/u behalen.
De vernieuwde Tijdgeest II. Foto: Archief Henry Platje.
In 1962 werd ook de 'Vita Pugna' definitief omgebouwd tot passagiersschip.
Dit gebeurde op de werf van Grevenstein te Krimpen a/d Lek. In 1964
werd het schip nogmaals voorzien van een sterkere motor; een 280pk
Deutz. Het einde van haar loopbaan bij Feenstra kwam in 1975 toen
zij, aan de werf liggend, in brand vloog.
De Vita Pugna na 1962. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De volgende aanwinst voor de Feenstra vloot vormde de 'Victoria Regia'.
Hiervoor werd een voormalig Engels marineschip tot rijncruiser
verbouwd. Na nog een keer verlengd en van nieuwe motoren voorzien
te zijn, heeft ook dit schip het einde van de Rederij Feenstra mee
moeten maken.
Het zal voor diverse toeristen moeilijk geweest zijn
de verschillende Feenstra schepen uit elkaar te houden.
Vooral ook omdat Feenstra naar een gelijke hoogte van het hoofddek streefde.
De Victoria Regia in de jaren 60. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Victoria Regia was toen en is, als er nog mee gevaren wordt,
waarschijnlijk nog steeds het snelste cruiseschip op de Rijn.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De voorgeschiedenis van de Victoria Regia is niet precies bekend.
Naar men zegt werd ze in 1945 op een werf in Glasgow gebouwd. Ze was
uitgerust met twee 500pk GM motoren. Na de verbouw mat ze 47,75 bij 7
bij 1,75 meter. De capaciteit bedroeg 80 personen. De twee GM motoren
werden vervangen door twee Deutz motoren van 280pk. Deze motoren zijn
resp. in 1974 en 1979 vervangen door een Deutz motor van 510 en
één van 675pk. De verlenging in 1975 met 20 meter was
blijkbaar ter verhoging van het comfort, want de capaciteit daalde naar
76 personen.
In 1964 liet H. van der Kolk bij Stami in Dordrecht het casco voor een
nieuwe 'Volti Subito' bouwen. Het zou het eerste geheel nieuwe schip
voor de Rederij Feenstra zijn. Geheel nieuw? Toch niet helemaal. Voor
het voorschip werd namelijk gebruik gemaakt van de kop inclusief het
zeer degelijke ankerwerk van
de tot duwboot omgebouwde sleepboot
'Rosenblumendelle'. De oude 'Volti Subito'
werd verkocht. De nieuwe Volti Subito bleef tot 1977 bij Feenstra. Het
schip werd 's winters wel gebruikt als hotel voor het personeel van de
scheepswerven.
De nieuwe Volti Subito. Foto: Archief Leo Schuitemaker.
De Volti Subito mat 54 bij 7,75 bij 1 meter en werd door twee
Deutz motoren van 155 pk elk voortgestuwd. Aan boord was plaats voor 78
passagiers.
In 1966 kwam er wederom een nieuw schip voor Feenstra varen. Het was de
in opdracht van Hilbert Kamphuisen bij T. van Duyvendijk in Lekkerkerk
gebouwde 'Filia Rheni'. De proefvaart met dit schip was op 7 mei 1966.
Aan boord konden 96 passagiers meegenomen worden. Reeds twee jaar later
liet men het schip bij scheepswerf Worst in Meppel met 10 meter
verlengen. De capaciteit werd daarmede verhoogd naar 120 passagiers.
Tot 1974 is er voor Rederij Feenstra gevaren.
De Filia-Rheni. Deze foto is vermoedelijk van na de verbouwing in 1968.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Filia-Rheni mat 53,59 bij 7,76 bij 0,91 meter. De in 1966
geïnstalleerde motor was een Deutz van 520pk. Deze motor werd in
1970 vervangen door een motor van gelijk fabrikaat maar met een
vermogen van 680pk. Ook werd er toen een boegschroef in combinatie met
een 165pk GM ingebouwd.
In 1966 kwam ook de Azolla de Feenstravloot versterken. Reeds in 1963
werd door W.F. Feenstra, K. Feenstra en O.H. Koudenburg de
motorsleepboot 'Pionier Andreas' ex-'Ernst Tengelmann' aangekocht. Het
casco van deze sleepboot werd bij Vahali in Gendt met twaalf meter
verlengd en daarna opgebouwd en ingericht als passagiersschip. Het
schip bleef tot het einde bij Feenstra.
Tijdens haar bestaan bij Feenstra heeft de Azolla uiterlijk weinig
wijzigingen ondergaan. Slechts de raamindeling op het achterschip werd anders.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Zoals te zien is liet de firma diverse postkaarten maken. Een handig
hulpmiddel
voor degenen die het thuisfront afgunstig wilden maken.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 'Azolla' werd als 'Ad Linden 1' in 1938 op de Meidricher
Schiffswerft te Duisburg gebouwd. Het schip mat toen 43,28 bij 7,75
bij1,65 meter en bezat 3 Klöckner Humbolt Deutz motoren (6VM) van ca. 350pk elk.
Na verbouw was het schip 55,22m lang geworden. Voor de voortstuwing
werden twee MAN motoren van 195pk bij 500 tpm (afkomstig van een
boortoren) gebruikt. Deze motoren werden in 1971 vervangen
door Deutzmotoren van 390pk elk.
Ook de eerste 'Tijdgeest' kreeg in 1966
een permanente stalen opbouw. Eerder, in 1964 namelijk, had zij
al een nieuwe 230pk sterke Deutz hoofdmotor gekregen.
De eerste 'Tijdgeest' nu met stalen passagiersaccomodatie. De tijd van het
ombouwen is voorbij, maar het oude salonroefje is nog wel steeds aanwezig.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
In 1968 werd de rederij Feenstra een Naamloze Vennootschap. Een
jaar later, in 1969, werd de 'Diamant' bij Jonker en Stans in Hendrik
Ido Ambacht met 12 meter verlengd tot 57,70 m (102 passagiers). In 1975 zou na een aanvaring het
voorschip nog een wijziging ondergaan waardoor er nog eens 3,8 meter
bijgekomen is. Het schip heeft vervolgens de jaren van Feenstra uitgediend.
De Diamant in de lange versie varend voor Feenstra.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
In het zelfde jaar kwamen er nog drie schepen onder de vlag van
Feenstra varen, de 'Patria', de 'Fluvius' en de 'Triton'. De 'Patria'
van Theo Nooitgedacht was de voormalige motorsleepboot 'Ruhr'.
Deze was in de winter van 68-69 bij de firma Hecon in Maasbracht omgebouwd tot
passagiersschip. In 1976 werd de Patria ondergebracht bij 'Patria Zwartsluis BV' Zwartsluis. Het schip is tot het faillissement voor Feenstra blijven varen.
De Patria met het bijbehorende interieur.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De levensloop van de Patria begint bij de sleepboot 'Hoesch 1'
die in 1940 op de werf Gustavsburg, te Mainz-Gustavsburg, Duitsland
gebouwd werd. Dat schip mat 40,52 bij 7,7 bij 1,45 meter. Bij ombouw
naar cruiseschip werden de toenmalige motoren 2x 600pk MAN, welke de
opvolgers waren van twee 340pk Deutz (kolen)gasmotoren, door twee 280pk
motoren van MAN vervangen. In 1975-76 werden deze motoren weer
vervangen door twee Deutzmotoren van 430pk.
Ook het tweede 'nieuwe' schip van dat jaar was een voormalige
motorsleepboot. Joop Kamphuisen, zoon van de eigenaar van de Rival,
liet de motorsleepboot 'Rhein' bij Van Suylekom te Raamsdonkveer
ombouwen tot het cruiseschip 'Fluvius'. De oorspronkelijke motoren 2x
600pk MAN werden vervangen door twee 325pk Deutz. In 1972 werd er bij
scheepswerf Peters te Kampen een 21 meter lange, bij Draaisma Franeker
gebouwde, sectie tussengezet. Tevens werden de motoren door middel van
het aanbrengen van oplading
opgevoerd naar 425pk. Het aantal passagiers
dat meegenomen kon worden ging van 68 naar 80. Het schip voer tot en
met 1979 voor Feenstra.
Zoals zo veel passagiersschepen maakt ook de Fluvius gebruik van
de romp van een sleepboot. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Fluvius werd in 1956 als 'Rhein' op de werf van Gustavsburg te
Mainz-Gustavsburg, Duitsland gebouwd. Het schip mat 43,6 bij 8,1 bij
1,47 meter en was uitgerust met twee MAN motoren welke verstelbare
schroeven aandreven.
Vier jaar later werd het schip opgelegd. Pas 8
jaar later werd er dus een nieuwe bestemming voor het schip gevonden.
Ook nog in 1969 werd door de familie Reitsma de motorsleepboot Rudolf
Gelpke aangekocht om tot passagiersschip verbouwd te gaan worden.
Alweer een verbouwde sleepboot? Nu, niet helemaal, want het casco van
deze sleepboot werd gevormd door het passagiersschip 'Prins Hendrik'
dat in eerste instantie voor de Firma Gebroeders Goedkoop en later voor
de Alkmaar Packet NV voer. De verbouw voor Reitsma werd verzorgd door
het scheepsbouwbedrijf B. van Mill in Hardinxveld. De Triton werd
ondergebracht in de Triton Rheinschiff AG te Basel en heeft de jaren
van Feenstra volgemaakt.
Stoompassagiersschip Prins Hendrik van Rederij Gebr. Goedkoop
bij de tewaterlating in 1910. Foto: Archief NDSM Amsterdam.
De Rudolf Gelpke. Foto: Archief Jan Verduijn.
De Prins Hendrik mat 58 bij 8,3 bij 1,6 meter. Het schip werd
voortgestuwd door een 450pk stoommachine, die het een snelheid van 22km
per uur gaf. Aan boord was plaats voor 1860 personen!
In 1920 werd het schip verkocht aan de Alkmaar Packet onder C.
Bosman. In 1944 is het schip door oorlogsgeweld te Emmerich gezonken en
pas in 1946 gelicht. Na ombouw en aanpassing (het schip werd o.a. 50cm
korter) kwam het schip in 1948 als sleepboot 'Rudolf Gelpke' in de vaart.
Het schip was toen voorzien van twee 600pk sterke SLM motoren. Bij
ombouw tot passagiersschip in 1969 kreeg zij een capaciteit voor
92 passagiers. Beide SLM motoren werden al spoedig door Deutzmotoren
van 510pk elk vervangen. (SLM staat voor Schweizerische
Lokomotiv- und Maschinenfabrik een fabrikant van 4-takt dieselmotoren.)
De Triton varend voor Feenstra. Foto: Leo Schuitemaker.
De inrichting van de Triton. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Triton op een grauwe dag. Foto: Archief Jan Verduijn.
In de daarop volgende jaren gebeurde er niet zoveel. In 1970 werd de
'Lelie' van de sterkte afgevoerd en een jaartje later werd de NV,
geheel in de trant van die tijd, omgezet in een BV.
In 1972 kocht W. Feenstra de voormalige veerboot Terneuzen-Hoedenskerke
'Prins Willem I' genaamd. Het schip stak voor de Rijnvaart echter te
diep. Ze werd opgelegd en in 1974 verkocht, waarna zij omgebouwd werd
tot de hektrawler 'Perseverance'. Nog het zelfde jaar ging zij bij een
brand verloren.
De Prins Willem I als veerboot Terneuzen-Hoedenskerke.
Fragment postkaart.
De 'Prins Willem I' werd in 1939 bij scheepswerf 'De Schelde'
gebouwd. Ze mat 49 (later 55) bij 8,85 bij 2,25m. Zij kon als veerschip
ca. 200 passagiers vervoeren. In gevolge oorlogsgeweld raakte het schip
tot twee maal toe zwaar beschadigd, maar al in juli 1946 kwam het
schip, waarvan een deel compleet herbouwd was, weer in de vaart.
Ook in 1972 kocht H. van Dodewaard het zevenenzestig meter lange
passagiersschip Lady Ann en gaf het de naam 'Avanti'. Dit voormalige
vrachtschip van de Nieuwe Rijnvaart Maatschappij Amsterdam, toen
'Waalwijk' geheten, was reeds
sinds 1963 als passagiersschip in de vaart. Het aantal verbouwingen
daarna is
beperkt gebleven. Het schip heeft de jaren van Feenstra uitgediend.
Een volbeladen Avanti passeert Kaub. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Mijn bronnen vermelden helaas niet het aantal passagiers wat geborgen
kon worden, maar getuige de foto's moet dat een niet gering aantal geweest zijn.
Foto: Collectie C. van Rossum, Angeren.
De Avanti met een nieuwe steven en een kleine verandering aan de opbouw,
aan de voet van de Lorelei. Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De 'Avanti' werd in 1903 als ss 'Waalwijk' bij Boele & zn te
Bolnes/Slikkeveer onder nummer 487 voor de NRM Amsterdam gebouwd. Het
schip mat 67,33 bij 8,42 bij 2,62m. Het laadvermogen bedroeg 791 ton.
Het schip werd voortgestuwd door twee 180pk stoommachines. Toen het
werd omgebouwd tot motorschip kreeg het schip twee 300pk Bolnes motoren
en kwam het laadvermogen op 823 ton. In 1963 werd het schip aangekocht
door
Yacht Hollidays en omgebouwd. De motoren werden vervangen door Kelvins
van 320pk.
In 1973, maar volgens sommige bronnen 71 en volgens weer anderen 77,
kocht W.F. Feenstra de IJveer XIV en herdoopte het schip in
'Diane'. Hiermee verzorgde men, met C. Koopman aan het stuurrad,
vaarten op de wateren in en om Rotterdam. De concurentie had daarbij
wel bedongen dat Feenstra boven 'de bruggen' moest blijven. In 1978
werd het schip verkocht aan C. Koopman die dit avontuur op eigen houtje
voortzette. Het schip vaart nog steeds onder dezelfde naam.
De Diane te Sliedrecht op 31 juli 1985. In het scheepje zijn nog goed
de vormen
van het Amsterdamse IJveer te herkennen. Foto: Leo Schuitemaker.
Volgens zekere bronnen werd het IJveer XIV in 1933 op de werf van Seijmonsbergen 'Concordia' te Amsterdam gebouwd. Het scheepje mat 33,37 bij 5,29 bij 1,2 meter. Tentijde dat het bij
Feenstra voer was het uitgerust met een McLaren dieselmotor.
In 1973 opende ook een filiaal van Feenstra in Arnhem haar deuren en het jaar daarop
verlaat de Filia-Rheni de vloot. In 1974 wordt ook de, voor rekening van DuFeRei
(Duo Feenstra Reitsma) op de werf van de Jong en Snoey te Goes
gebouwde, 'Solaris' aan de vloot toegevoegd.
De Solaris aan de voet van de Lorelei. Foto: Archief Hans Terpstra
Warten.
Een eigen wastafel en verwarming en geen stapelbedden.
Er is heel wat verandert in 24 jaar.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Solaris mat 49,95 bij 8,9 bij 1,2 meter en had een capaciteit
van 80 passagiers. Het schip werd voortgestuwd met behulp van
twee schottels aangedreven door 270pk Deutz diesels. In 1980 werden
dezen vervangen door motoren van gelijk fabrikaat met een vermogen van
385pk elk.
In 1975 verlaat 'Vita Pugna' de rederij. Dat zelfde jaar kopen
schipper Th. Woltheus en O. Koudenburg de motorsleepboot 'Jean Millot'
brengt deze onder in de 'Brillant Hotelschepen BV' en laat het schip, dat natuurlijk
'Brillant' gaat heten, op scheepswerf Kraan te Rotterdam tot
passagiersschip verbouwen. Na de proefvaart op 10 mei 1976 komt het
schip bij Feenstra in dienst.
Het interieur van het mps Brillant.
Foto: Collectie C. van Rossum, Angeren.
In dit verhaal wel-is-waar een toekomstbeeld maar een mooier
reclameplaatje voor Rijnreizen kan men zich niet wensen! De Brillant op 6 september
2011 te Kaub. Foto: Henry Platje.
De Jean Millot werd in 1948 bij scheepswerf De Biesbosch te
Dordrecht gebouwd. De eigenaar werd Office National de la Navigation in
Paris. Het schip mat 63,58 bij 8,44 bij 1,5 meter en het werd met
behulp van 3 Sulzer motoren van 800pk elk voortgestuwd. Als het schip
in 1974 gekocht wordt, fungeert het echter onder de naam Gooimeer
voornamelijk als afmeerponton voor de firma Fernhout. Na de ombouw
wordt het schip voortgestuwd door twee Deutzmotoren van 510pk elk.
In deze jaren was er een zekere verschuiving in de bedrijfsvoering bij
Feenstra, ook beëindigen ze de relatie met hun agent in het
noorden, de heer Terpstra in Leeuwarden.
In 1978 verlaten de 'Lilly R' en de 'Rival' de rederij, een jaar later
volgt de 'Fluvius' en weer een jaar later het schip waar het allemaal
mee begonnen was de 'Tijdgeest'.
Voordat de 'Tijdgeest' vertrok kwam de 'Esmeralda' de vloot versterken.
De 'Esmeralda' werd voor Klaas Kamphuisen op de werf van Schlichting te
Lübeck Travemunde gebouwd. Het schip had een capaciteit van 134
personen.
De Esmeralda te Kaub. Zij vaart dan voor Stichting Watertransport BV in
Rotterdam
Foto: Leo Schuitemaker.
De Esmeralda mat 90 bij 11, 24 bij 1,5 meter en werd voortgestuwd
door twee 924pk Deutz motoren, welke in 2007 door twee MTU motoren met
een vermogen van 816pk vervangen zijn.
De situatie in de jaren zeventig ontwikkelt zich echter ongunstig voor
de passagiersvaart op de Rijn enerzijds zijn het de oplopende
brandstofprijzen ( DE oliecrisis van 1973) en de stijgende rentes,
anderzijds is er, vooral onder de jongere generaties, een afnemende
belangstelling voor deze vorm van vakantie. Sommigen stellen dat de
rederijen met de hang naar meer luxe en comfort aan boord zich zelf, in
ieder geval onder de jongeren, uit de markt
geprijsd hebben. Verder krijgen een aantal schepen te maken met
schades, ondermeer door brand.
Toch wordt er nog in 1979 het initiatief genomen tot de bouw van het
vlaggeschip van de vloot: de Willem F. Feenstra. Het casco wordt
gebouwd bij een Ierse werf in New Ross, op een ponton naar Nederland
vervoerd en bij scheepswerf Piet Hein te Bolnes afgebouwd. Op 28 juni
1980 verricht de echtgenote van Willem Feenstra Sr. de doop. In
september van dat jaar overlijdt deze grondlegger van de rederij. Iets
meer dan een jaar later wordt het faillissement van Rederij Feenstra
door de rechter bekrachtigd.
Het laatste schip van Rederij Feenstra de 'Willem F. Feenstra Sr'.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Willem Feenstra mat 89,36 bij 11,32 bij 1,21meter, bood plaats
aan 129 passagiers en werd voortgestuwd door twee Deutz motoren van
924pk elk.
Direct na het faillissement vormden een vijftal kapitein-eigenaren een
nieuwe rederij. Deze rederij kreeg de naam Feenstra Rijn Lijn. De
deelnemende eigenaren en schepen waren Koudenburg met de 'Azolla',
Reitsma met de 'Solaris', Nooitgedacht met de 'Patria', H. van
Dodewaard met de 'Avanti' en .................................
Met 8 schepen is deze rederij nog heden ten dage (2019) een belangrijke aanbieder van vaarvakanties.
Wat is er van de schepen geworden?
de schepen van het laatste uur:
Tijdgeest II.
Het schip zou tot het einde 1981 voor Feenstra dienst doen. Anno 2011
vaart ze nog steeds rond. Nu onder de naam 'Tijdgeest' zonder toevoeging.
Avanti.
De Avanti ging direct na het faillissement van Feenstra verder bij de
Feenstra Rijn Lijn. Na enige wisselingen van eigenaar vaart het schip
sinds 1998 als 'Lady Anne'.
De 'Lady Anne' op 2 juli 2008 door Dieter Henken te Andernach
gefotografeerd.
Het is me niet bekend, maar ook het ineterieur zal inmiddels wel gemoderniseerd zijn.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Alida.
Na1981 heeft het schip een tijd als jeugdherberg in Amsterdam
gefungeert. Naar men zegt
is het op een gegeven moment naar Finland verkocht en daar op eigen
kracht naar toe gevaren. Volgens berichten 2013 ligt het schip te
Mariehamn, Åland.
Jan van Scorel.
De Jan van Scorel (brandmerk 481 B Leeuw 1956) is na liquidatie verkocht
aan Dhr. Odijk mogelijk woonachtig in Zaandam. In 1985 werd hij
verkocht aan L.W.G. van Drecht in Schagen. Het schip vertrok toen via
het Störkanal naar Mecklenburgische Seenplatte in de voormalige DDR om
daar als charterschip dienst te gaan doen. In 2002 wordt het schip
verkocht aan Bob Bel Sail & Cruises uit Zutphen. Een jaar later
verandert deze de naam in 'Gretha van
Holland'. Ze vaart dan op de wateren rond Berlijn.
Patria.
Het schip was in 2009 aan de 10de eigenaar toe,
maar voer toen nog steeds onder de naam Patria.
De Patria nadat zij in 1986 bij Poppen te Zwartsluis met 27 meter
verlengd was.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
De Patria anno 2004 aan de steiger te Boppard. Foto: Dieter
Henken.
Diamant.
Ook de Diamant heeft het tot het eind toe volgehouden. Na 1982 was ze
als Androna werkzaam in Duitsland. Vanaf 1997
schijnt ze niet meer als cruiseschip gebruikt te zijn. Eerst zou ze als
hotelschip in Duisburg gelegen hebben. In 2007 werd ze verkocht en ging
Severa II heten. Ze lag als hotel- en partyschip bij de Visserijhaven Alter Hafen Süd te Rostock,
Duitsland (2013). Het schip lag daar in gezelschap van de Severa I; de
voormalige Benelux 3270623 van rederij Boonstra in Kampen.
Victoria Regia.
Is in de jaren tachtig verkocht en heeft vervolgens nog een aantal
jaren met verschillende eigenaren onder de zelfde naam gevaren. Anno
2011 heet het schip 'Sir Winston' met als thuishaven Rotterdam.
De Sir Winston op 9 augustus 2011 liggende te Rotterdam.
Foto: Pieter Klein.
Azolla.
Na het faillisement van Feenstra verkocht aan Koudenburg & zn in
Oud Alblas. Later kwam het schip in handen van Vranken
River Cruises BV in Arnhem.
De Azolla is ook thans (2011) nog van Vranken River Cruises maar heeft nu
Maasbracht als thuishaven. Het schip vaart voor de Feenstra Rijn Lijn.
Foto: Pieter Klein, Leeuwarden 10 april 2011.
Triton.
In 1982 verkocht de Triton Rheinschiff AG in Basel het schip en na
enkele omzwervingen, waarbij het onder meer 'Lucky Dream' ging heten,
heeft het tussen 2001 en 2019 als 'Anna Maria Agnes' gevaren.
De 'Triton' als 'Lucky Dream'. Foto: archief Jan Verduijn.
En als 'Anna Maria Agnes'. Foto: Archief Jan Verduijn.
Solaris.
Wat er direct na de liquidatie van Feenstra precies gebeurt is met dit
schip, is me nog niet bekend. Wel wordt het schip in 1984, bij Hendriks
in Dodewaard, in drie weken tijd verlengd en gemoderniseerd, maar pas
in 1991 worden een nieuwe naam: 'Fortuna' en een nieuwe eigenaar: AB
Travel AG in Montreux, bekend. In 1993 wordt Rederij Fortuna Kampen
onder Dhr. Boonstra de nieuwe eigenaar. Deze gaat in 2007 failliet. In
augustus 2008 wordt het schip in haveloze toestand te 's-Gravendeel
gesignaleerd. Medio 2014 verschijnt het schip, nog steeds met de naam
Fortuna, als overnachtingsmogelijkheid op hotelships.nl, nog geen twee
maanden later staat het schip, nog steeds in erbarmelijke staat, te koop
bij BSTdintelsas.nl.
De 'Solaris' als mps 'Fortuna' te Hirzenach op de Rijn.
Foto: Dieter Henken 28-08-2004.
Brillant.
De Brillant blijft na liquidatie van Feenstra eigendom van Brillant
Hotelschepen BV. Sinds 2008 vaart zij, noch steeds onder de naam
'Brillant' voor BTR International River Cruises in Loenen (Gld).
De stuurhut van de 'Brillant' in 1992. Dat het werk van de
stuurman/stuurvrouw niet beperkt bleef tot de stuurhut, kunt U hier zien. Foto: Archief: Cobie
Riksten.
De Brillant op 19 april 2009 invarend bij de Volkeraksluizen.
Foto: Leo Schuitemaker.
Esmeralda.
Na wat omzwervingen komt de Esmeralda van 1987 tot 2007 in handen van
Esmeralda Scheepvaart Maatschappij BV in Rotterdam. Hierna vaart zij
voor Trans River Line in Rijswijk.
Willem F. Feenstra.
Na het faillissement wordt het schip geveild en wordt dan de Filia
Rheni van Filia Rheni BV te Oosterbeek. Momenteel vaart het schip als
'Danubia' van Lüftner Cruises in Innsbruck (Oostenrijk).
eerdere afhakers.
Volti Subito.
In 1964 verkocht aan Ritskes, Leeuwarden daarna gesloopt.
Lelie.
De Lelie zou in 1970 voor de sportvisserij verkocht worden, maar vloog
nog voor de verkoop in brand. Het casco werd in 1973 aangekocht om er
een werkschip van te maken, maar bleek bij nader inzien toch niet
geschikt, waarop het scheepje gesloopt werd.
Filia-Rheni.
In 1974 werd het schip ondergebracht bij de Rederij Rijnvakanties.
Tegenwoordig (2011) schijnt ze, met een uitgebreide bovenverdieping, als
Pure-liner II rond te varen.
Fluvius.
De Fluvius is na diverse wisselingen uit eindelijk als 'Le Elegant'
onder Franse vlag komen te varen. Voor zover bekend is ze nog steeds
actief. Vita Pugna.
Werd na de brand in 1975 verkocht. Ze had vervolgens diverse eigenaren.
Volgens betrouwbare bronnen voer ze anno 2011 in Venetië
rond. Ze was daar via Rijn, Donau, Zwarte Zee, Bosporus en Middellandse
zee gekomen. (Bron: www.kustvaartforum.com.)
De Vita Pugna op 14 augustus 1987 achter het centraalstation Amsterdam.
Foto: Leo Schuitemaker.
Volti Subito 2.
In 1977 in andere handen over gegaan. In 1983 verlengd en van nieuwe
motoren voorzien. Anno 2011 varend onder de naam Diana.
De Volti Subito 2 na de verlenging en onder de naam Diana achter Amsterdam CS.
Foto: Leo Schuitemaker 1984.
Rival.
Tot 1978 voor Feenstra gevaren.
Op 07-01-1982 brandde het schip in Wijk bij Duurstede totaal uit en zonk hierdoor. Er waren
op dat moment geen passagiers aan boord. Het casco werd daarna verbouwd
tot sportvissersschip. Later verkocht naar België en in Bocholt
aan de Zuid-Willemsvaart ingezet als restaurantschip RIVAL.
Lilly-R.
In 1978 verkocht en herdoopt in Mobidick. Anno 2011 vaart zij als 'Boot
2' in de regio Amsterdam.
Tijdgeest 1.
De eerste Tijdgeest werd in 1980 afgevoerd en werd toen de
Immanuël uit Sneek. Voor zover bekend was het schip anno 2011 onder de naam 'Vita Nova' nog
steeds in de vaart.
Foto: Archief Hans Terpstra Warten.
Geraadpleegde bronnen.
Artikel Rederij Feenstra door Leo Schuitemaker. Gepubliceerd in
Binnenvaart 2008/3.
De schependatabase van de vereniging 'De Binnenvaart' te Dordrecht.
De archieven en parate kennis van Hans Terpstra, Wartena.
Pieter Klein, maart 2012.
Kleine aanvullingen en correcties 2019.