Mariniseren is het tot scheepsdiesel
ombouwen van een motor, die niet als scheepsmotor gebouwd of uitgerust is.
Wat hierbij veranderd en toegevoegd wordt verschilt per motor. Over het
algemeen houdt het minstens in dat de motor voorzien wordt van een
warmtewisselaar,
een oliekoeler
en een vliegwieldeksel dat de opname van een passende
keerkoppeling
mogelijk maakt. Gebruikelijk is ook de plaatsing van een 24V dynamo, een
buitenwaterpomp, aanpassing van
de motorsteunen en de plaatsing van een watergekoeld uitlaatspruitstuk.
Het mariniseren is noodzakelijk omdat de meeste scheepsmotoren zich in
een gesloten warme ruimte bevinden met alleen buitenwater als
koelmiddel. De andere motoren hebben meestal vrije buitenlucht,
eventueel rijwind en wind van de radiatorventilator.
Bij sommige motoren is mariniseren niet noodzakelijk. Luchtgekoelde
motoren kunnen meestal zonder motortechnische problemen in een schip
geplaatst worden, al is het betrekken van voldoende koellucht soms wel een probleem.
Ook de oudere motoren, zoals handkarren, kruiwagens en gloeikopmotoren
hadden nauwelijks aanpassingen nodig.
Eigenlijk zijn er twee vormen van marinisering.
1.
De eerste gaat uit van een zogenaamd standaard motorblok en wordt in de
fabriek reeds geschikt gemaakt voor een bepaald gebruik. Een mij bekend
voorbeeld hiervan is de AM 517 serie van Deutz, die vanaf 1937 in
productie was. In schipperskringen is deze motor ook bekend
als de Klöckner Deutz. De motor werd van de fabriek af in diverse
uitvoeringen geleverd.
Een voertuig versie, die voornamelijk in trekkers (onder de merknaam
Faun?) voor zware transporten gebruikt is. Een stationaire versie voor
pompen, aggregaten, mobiele hijskranen, e.d. Een 'spoor versie'
voornamelijk gebruikt voor smalspoor locomotieven en een scheepsversie.
Het motorblok was voor alle versies gelijk. Cilinderkoppen, carterpan,
vliegwieldeksel, uitlaatspruitstuk, randapparatuur, enz. konden verschillend zijn.
Voor de matig snellopende en snellopende
scheepsdieselmotoren, die na de oorlog gebouwd zijn, is het min of meer regel, dat
zij van een standaard motorblok gebruik maken en dat zij bij de assemblage voor
één bepaald gebruik geschikt gemaakt worden.
2.
De tweede gaat uit van een bestaande, vaak reeds gebruikte, motor.
De eerste keer dat dat op grote schaal gebeurde was kort na de
introductie van de opdrukker.
Men zegt dat veel motoren afkomstig uit
A-Fords, na verbouw de rest van hun bestaan in opdrukkers sleten. Bij
deze motoren waren slechts geringe aanpassingen nodig.
De tweede maal dat marinisering op grote schaal plaats vond was vlak na
de oorlog. Er was een grote vraag naar
scheepsruimte,
maar veel zeilschepen
hadden in de crisistijd en de daarop volgende oorlogsjaren
hun tuigage verloren. De ombouw
naar motorschip was een oplossing,
vooral omdat er een grote hoeveelheid motoren uit de legervoorraden
beschikbaar kwamen. Men was zeer vindingrijk, zelfs versnellingsbakken
werden tot keerkoppeling verbouwd.
Een kleinere hoos vond plaats in de jaren 70. Veel oude
vrachtscheepjes
kregen een private functie. De oude motoren waren vaak aan vervanging
toe. Veel kleine scheepjes werden uitgerust met Mercedes Benz motoren,
de grotere met vaak met een DAF.
De DAF motoren waren in feite ook motoren met een standaard motorblok.
Ze waren echter door de fabriek opgebouwd als voertuigmotor. Bij de
marinesering werden de meeste 'motorvoertuig-onderdelen' vervangen door
de door de fabriek geleverde 'vaartuig-onderdelen'.