1. een schip, dat in dusdanige moeilijkheden verkeert dat
het zonder hulp verloren zou gaan, helpen
2. een schip dat gezonken is boven water brengen of
(uit
het water) verwijderen.
Zolang een schip nog drijft worden bergingen vaak verricht door
sleepboten en soms door de vaartuigen van de reddingmaatschappij, de
Rijkspolitie te water, of Rijks- danwel Provinciale Waterstaat. Ook een
schip dat zich vastgevaren heeft, heeft meetal aan dergelijke hulp
voldoende. Men spreekt, in deze gevallen, dan ook alleen van bergen,
wanneer er situatie is ontstaan of kan ontstaan, waarbij men het schip
kan verliezen.
Verschillende soorten bergers.
Bij dit soort incidenten krijgt men soms te maken met gelegenheids
bergers, dit zijn (privé)personen die bij toeval bij de berging
van een schip betrokken raken. Men is op het water namelijk VERPLICHT
elkaar in nood bij te staan. Verder zijn er sjouwhaalders, dit zijn
geen officiële bergers, maar personen die bij slecht weer er op
uit trekken om te zien of ergens iets te bergen valt. Dit gebeurt niet
(alleen) uit menslievende overwegingen, maar in de hoop een aardig
redding- of bergingsloon te kunnen bedingen. Verder zijn er ook
personen, die bij stormweer of strandingen, hun hulp OPDRINGEN door de
zaken slechter voor te stellen dan ze zijn, en dit alleen doen in de
hoop een hoog bergingsloon te ontvangen. Deze personen noemt men haaien.
De echte officiële bergers komen op het binnenwater in veel
gevallen pas aan bod, als het leed allang geschied is. Zij beschikken
meestal over de nodige hulpmiddellen en vaartuigen om ook in de ergste
gevallen het vaartuig weer drijvende te krijgen of het uit het water te
verwijderen.
Soorten bergingen.
Gewone sleepboothulp, die onder omstandigheden waarbij men van een
berging kan spreken, verleend wordt, is de simpelste vorm van bergen.
Bij een schip dat aan de grond geraakt is of zich omhoog gevaren heeft,
kan men niet altijd volstaan met er simpel weg hard aan te gaan
trekken. Soms moet men het schip tornen, een eind heen en weer trekken,
om het vlot (1) te krijgen.
Voornamelijk bij jachten doet zich dan het probleem voor, dat men aan
dek niets kan vinden waaraan men flink kan trekken. In zo'n geval trekt
men het schip een broek, dat is een zware band of tros, die rond het
hele scheepje gelegd wordt, aan.
Schepen die zinkende zijn, probeert men natuurlijk boven water te
houden. Het schip zelf beschikt meestal wel over een flinke lenspomp en
zolang het lek niet al te groot is, kan men volstaan met het aanbrengen
van een stempel (2b) en hoeft er geen berging verricht te worden.
Grotere lekken probeerde men vroeger wel te dichten met een
reddingkleed. In de praktijk heeft men echter zelden de tijd een
dergelijk kleed aan te brengen en zullen er motorpompen of pompboten
aan te pas moeten komen, om het schip drijvende te houden. Indien
mogelijk wordt er een noodreparatie verricht en anders gaat met al
pompende naar een plaats waar het schip droog gezet kan worden.
Wanneer een schip eenmaal gezonken is, worden de bergingen meestal
verricht door speciale bergingsbedrijven.
Bij het bergen van gezonken schepen zal men eerst de eventuele lading
trachten te bergen. Met kraanschepen (1 en/of 2) wordt de lading dan
(in andere schepen) overgeslagen. (Bij tankers pompt men de lading
over.) Op stromend water is het niet alleen de lading die uit het schip
moet, vaak ook zijn er grote hoeveelheden bagger, zand of grind, die
door de stroom meegevoerd, in het schip geraakt.
Er zijn vele methodes om schepen te bergen en elke berging is weer
anders. Vooral in de tijd dat men noch niet over zware bokken (c) en
speciale werktuigen en hulpmiddelen voor het werken onder water
beschikte, moest men inventief zijn. Behalve uit het dichten van gaten,
het lossen van de lading e.d. en flink pompen, kunnen ondermeer de
navolgende activiteiten noodzakelijk zijn.
OPKISTEN
Het opkisten gebeurt wanneer een schip, dat geen (meer) lekkage heeft,
gezonken is en maar net onder water ligt. De den wordt met houten
schotten, tot boven de waterspiegel, opgehoogd. Dit is simpel gezegd,
maar het kistwerk dient wel zo aangebracht te worden dat het de
waterdruk, wanneer het ruim leeg gepompt wordt, kan weerstaan en
lekkage beperkt blijft. Daarna wordt er gepompt. Natuurlijk probeert
men ook de overige ruimtes tot boven de waterspiegel dicht te maken en
leeg te pompen. Gekenterde schepen moet men eerst recht op zetten.
LICHTEN
Lichten is het, op één of andere wijze, omhoog brengen
van een vaartuig.
Het lichten van een houten schip was vaak niet meer dan de lading en
alles wat los zat van boord halen, eventueel stopte men nog lege vaten
in diverse ruimten of men bond ze tegen het boord (2). Stalen schepen
moest men optakelen. Voordat men de beschikking kreeg over bokken, die
het gewicht van een stalen schip konden dragen, gebruikte men de
navolgende methode.
Boven het wrak werden, op geringe afstand van elkaar, twee lege schepen
gelegd. Over deze schepen werden zware balken, dennen, aangebracht.
Voordat men de dennen aan kon brengen moest men, als de schepen
vrachtschepen, dus geen dekschuiten of pontons waren, de ruimte tussen
gangboorden en de balken opstoppen om te voorkomen dat de den van het
schip ingedrukt zou worden. Nadat er onder het gezonken schip langs
stroppen aangebracht waren, werd het schip met vijzels of draadlieren
omhoog getrokken. Dit gebeurde dus met handkracht!
Was er een deel van het schip boven water dan kon er gepompt worden,
maar wanneer het ernstig lek was, versleepte men het naar een plaats
waar het droog gezet kon worden. Het was voor de berger, in die tijd,
een geluk als men getijdewater in de buurt had. Bij hoog water werd het
schip dan op een bank gezet en bij laag water kon men dan trachten de
lekken te dichten.
Toen men de beschikking over bokken kreeg, kon men, in ieder geval de
kleinere schepen, in hun geheel boven water brengen en op het droge of
een ponton plaatsen.
STROPPEN SCHUREN
Wil men kunnen hijsen dan moeten er stroppen onder het schip langs
aangebracht worden.
Wanneer het schip zich niet niet in de bodem ingegraven heeft, probeert
men soms stroppen met behulp van sleepboten onder het schip te trekken.
Men zet de uiteinden van de stroppen op twee sleepboten, ter
weerszijden van het wrak, en door af wisselend met de ene of de andere
sleepboot harder te trekken dan met de andere, schuurt men de strop
onder het schip. De schuurstroppen moeten als ze eenmaal onder het
schip zitten, door geschikte hijsstroppen vervangen worden.
Wanneer het schip zwaar op de bodem drukt of zich ingegraven heeft, zal
men dwars onder het schip door een geul moeten maken, zodat men de
hijsstrop van de ene naar de andere kant kan brengen. Op geregelde
afstanden wordt een kuil naast het schip gegraven en met de spuitlans,
een lange stalen pijp, waardoor met veel kracht water gepompt wordt,
wordt een geul dwars onder het schip door gespoten.
Het benodigde aantal hijsstroppen is onder meer afhankelijk van de
lengte van het vaartuig. Exacte gegevens over de afstanden tussen de
stroppen zijn mij niet bekend. Een bok (c) kan meerdere stroppen
tegelijk aan de haak hebben. De stroppen die men gebruikt, zijn einden
staaldraad met aan beide zijden een lus; eigenlijk noemt men een
dergelijke strop een snotter. De dikte van de hijsstroppen varieert
natuurlijk, een diameter van 80 mm is echter vrij normaal.
Op stromend water is niet alleen het graven van de kuilen, die steeds
weer dichtslibben, het werken met de spuitlans en ook het schuren met
de sleepboten een lastig karwei.
DUIKEN
Bij veel bergingsactiviteiten moet gedoken worden. Vaak gebeurt dit met
een duikpak, maar tegenwoordig zet men ook vaak kikvorsmannen bij
bergingen in. De duikers moeten hun werk vaak op de tast verrichten. In
stromend water wordt hun werk door de stroming vaak zo bemoeilijkt dat
men een stroomscherm plaatsen moet. Het stroomscherm bestaat uit twee
stevige stalen wanden, ongeveer 2,5 meter hoog en 4 meter breed, die
scharnierend aan elkaar bevestigd zijn. Het wordt door een bok,
bovenstrooms een wrak, op de bodem van de rivier of ander stromend
water, op de bodem neergelaten en rechtop gehouden. De wanden vormen
hierbij een hoek van ongeveer 90 graden, tegen de stroom ingericht.
SNIJDEN
Grote of zwaar beschadigde schepen kunnen vaak niet in hun geheel
gelicht worden. Men moet ze onderwater door snijden. Hiertoe schuurt
men een snijstrop onder het schip door. De strop wordt aan twee
verschillende haken geslagen. Door, met een bok, afwisselend met de ene
haak harder te trekken dan met de andere snijdt de strop zich (in een
flink aantal uren tijds) door het wrak heen. Daarna kunnen de
hijsstroppen onder de secties geschuurd worden en worden de
afzonderlijke delen op pontons geplaatst.
ANKERS e.d.
Bij al deze werkzaamheden is het vaak noodzakelijk dat de
bergingsvaartuigen, bokken en soms zelfs ook het wrak, op zijn plaats
blijft liggen. In het vaarwater gebeurt dit met ankers, maar ook op de
wal zijn soms bevestigingspunten nodig. Hiervoor graaft men soms kuilen
waarin dan een grondanker of een grote zware balk met een strop
begraven wordt. Deze laatsten noemt men dooiebedden.
De gebruikte ankers zijn meestal flink wat groter dan de ankers, die
normaal in de binnenvaart gebruikt worden. De schepen moeten vaak dagen
achtereen precies op dezelfde plaats blijven liggen. Vooral op bokken
wordt er nog veelvuldig van stokankers gebruik gemaakt.
Bergingsvaartuigen.
Een bergingsvaartuig is een vaartuig dat ingericht is om bij bergingen
dienst te doen. Bergingsvaartuigen zijn er in allerlei soorten en
maten, van snelle rubberboot (rbvb) tot en met kraanschepen van een
meter of 50 en zware bokken. Met uitzondering van de bokken zijn
bergingsvaartuigen vaak uitgerust met één of meerdere
krachtige pompen. De grotere schepen hebben vaak ook alle apparatuur
die voor het verrichten van duikwerkzaamheden en noodreparaties
noodzakelijk zijn aan boord. Ze worden meestal pompboot genoemd.
Aangezien men bij bergingen vaak gebruik moet maken van sleepboten is
het niet verwonderlijk dat de sleepboten van bergingsmaatschappijen
vaak met dit materieel uitgerust zijn. Men spreekt dan van een
bergingssleepboot.
De kleinere bergingssleepboten en pompboten zijn vaak ook als blusboot
inzetbaar.
Voor het bergen van de lading worden vaak kraan- en overslagschepen
gebruikt. De kraanschepen, die tevens de geborgen lading transporteren,
worden meestal tijdelijk ingehuurd.
Het wrak zal uiteindelijk meestal door bokken gelicht moeten worden.
Hulplonen.
De vergoeding die men ontvangt of kan eisen voor het bergen van
vaartuigen en goederen noemt men het bergingsloon. Het wordt betaald
aan de bergers. De vergoeding die men ontvangt of kan eisen voor het in
veiligheid van personen, die op het water in gevaar verkerien noemt men
het reddingloon. Het wordt betaald aan de redders. Voor sleepboothulp
onder normale omstandigheden betaalt men sleeploon. Het wordt betaalt
aan de eigenaar van de sleepboot. Voor het transport en de opslag van
geborgen, opgeviste en aangespoelde goederen betaalt men, voor zover
dit transport en deze opslag niet tot het werk van de berger behoort,
beheerloon. Beheerloon wordt betaalt aan de strandvonder of de
beheerder van het vaarwater (Gemeente, Provinciale- of Rijkswaterstaat.)
Zolang men zichzelf daarbij niet in direct gevaar brengt is verplicht
personen en schepen die in zeenood verkeren te helpen. Ook dient men,
indien men daartoe instaat is, goederen, die een gevaar voor de
scheepvaart op kunnen leveren, te bergen. Men hoeft dit echter niet
voor niets te doen. Vaak wordt met de betrokken schipper van te voren
een bedrag afgesproken. Wanneer men achteraf van mening is, dat men
zich tot het betalen van een veel te hoog hulploon heeft laten
verleiden, kan men naar de rechter stappen. Indien dit is nagelaten of
indien het schip verlaten aangetroffen is, zal de rechter uiteindelijk
beslissen hoe hoog het hulploon zal zijn.