Over de bedrijfsmatige kant en het
gebruik van het schip in de binnenvaart.
BEROEPS- en PLEZIERVAART.
Men kan een binnenvaartschip op diverse manieren gebruiken. Men maakt
over het algemeen de scheiding plezier- en beroepsvaart, maar er zit
nog iets tussen in. Iemand die op een eiland woont en met de roeiboot
naar de vaste wal roeit, om boodschappen te doen of naar zijn werk te
gaan, maakt geen beroepsmatig gebruik van het vaartuig, maar
pleziervaart zou ik het toch ook niet willen noemen. De schipper, die
van zijn ten anker liggend schip, naar de wal moet wrikken, doet dat
niet voor zijn lol en ook de bewoner van een woonvaartuig, die met zijn
schip, voor de zoveelste keer, uit een gemeente getrapt wordt, beleeft
aan het varen waarschijnlijk weinig plezier. Zo zijn er vast nogwel een
paar voorbeelden te noemen. De vroedvrouw, die naar een ten anker
liggend schip wrikt (ze bestonden!) doet dat voor haar werk,
pleziervaart is het niet en toch noemt men het geen beroepsvaart.
Wanneer men, voor de voorziening in zijn of haar bestaan, regelmatig
gebruik MOET maken van een vaartuig, dan bedrijft men, in mijn ogen,
pas beroepsvaart.
Hiermee is de wrikkende vroedvrouw dus geen beroepsvaart, maar de
varende boer, die zijn landerijen alleen per vaartuig kan bereiken en
dus bijv. melk en vee over water moet transporteren, wel.
PARTICULIEREN en REDERIJEN
Een ander onderscheid dat men kan maken, is tussen de particuliere
binnenvaart en de vaart met rederijschepen. In de particuliere
binnenvaart is de schipper eigenaar van het schip dat hij bevaart. Het
is dus (min of meer) een éénmansbedrijf. Tot in de
twintigste eeuw (en misschien nog wel) bestaat het leeuwendeel van de
binnenvaart uit particuliere schippers. Wanneer een particuliere
schipper goed verdiend had, kocht hij soms een tweede schip en liet
daarop een zogenaamde zetschipper (vaak een bekende of familielid)
varen. Een soort mini-rederij. Echte rederijen zijn bedrijven, die
meestal meerdere, schepen hebben varen. De echte rederijen worden met
de komst van de stoommachine een steeds belangrijker factor in de
binnenvaart, vooral op de grote vaarwaters. In het passagiersvervoer en
de sleepvaart zijn ze van begin af aan actief, de vrachtvaart en de
visserij volgen spoedig. In de vrachtvaart varen rederijschepen meestal
steeds met dezelfde lading en meestal steeds voor dezelfde bedrijven.
Dit geldt vooral voor de tank- en beunschepen. Wanneer een bedrijf
zelf, een aantal schepen in de vaart heeft, noemt men dat soms een
bedrijfsredrij. Behalve dan dat het schip zijn eigendom niet was en hij
zich niet om het verkrijgen van een lading hoefde te bekommeren, was
er, vooral in het begin, niet veel verschil voor de schipper tussen de
particuliere en de redrijvaart. Hij voer en woonde, vaak met zijn hele
gezin, steeds op het zelfde schip. In de tweede helft van de twintigste
eeuw treed hierin, mede door de toename van de continuvaart en de
strengere bemannings- en vaartijden voorschriften, verandering op. De
bemanning is een aantal weken continu aan boord, waarna men een week of
twee vrij heeft. Het schip vaart dan natuurlijk met een andere
bemanning door. De term zetschipper, maakt plaats voor afloskapitein.
Ponten, bergingsvaartuigen, overheidsvaartuig, drijvende werktuigen,
e.d. zijn (meestal) niet het eigendom van de schipper. Van een echte
rederij is echter ook geen sprake. Een term voor dit soort scheepvaart
heb ik tot op heden niet kunnen vinden.
In de particuliere binnenvaart mag de schipper dan officiëel
eigenaar van het vaartuig zijn, dat wil nog niet zeggen dat hij kan
doen en laten wat hij wil. Voor de aanschaf van een schip heeft men een
aardig kapitaal nodig en het kwam geregeld voor dat een verlader, onder
voorwaarde dat de schipper een bepaald aantal reizen tegen een
vastgestelde prijs voor hem maakte, tevens geldschieter was. Ook heden
ten dage komt iets soortgelijks voor. Banken verstrekken leningen voor
de aanschaf van een schip bijvoorbeeld alleen, wanneer de schipper aan
kan tonen dat hij voorlopig voldoende werk heeft. Dat kan hij
natuurlijk alleen wanneer hij een langdurig contract met een verlader
of bevrachter heeft.
GEBRUIK VAN HET VAARTUIG
Vervoer binnen eigen onderneming
Het vervoer van eigen waren is de oudste vorm van binnenvaart en moet
al zodra de nattere gedeelten van Nederland bevolkt raakten bestaan
hebben. Van de Romeinen die aan het begin van onze jaartelling
hier waren is in ieder geval bekend dat zij schepen voor transport
aanwenden. In de daarop volgende tijden zijn er diverse vormen
van eigen vervoer ontstaan.
De boer, die zijn landerijen alleen over water kan bereiken, vervoert
ook binnen zijn EIGEN bedrijf. Zodra hij zijn goederen ook per schip
naar de afnemers brengt (de markt, de veiling, de opkoper) wordt het
eigenlijk een andere bedrijfsvoering. Hij transporteert dan vanuit zijn
eigen bedrijf naar een ander.
Er zijn nauwelijks bedrijfstakken met een vergelijkbaar gebruik van het
vaartuig te vinden. Men zou een oliemaatschappij, die EIGEN schepen
gebruikt om zijn producten van de raffinaarderij, naar de opslagtanks
elders in het land, te transporteren, kunnen vergelijken met de
boerenschuit, die tussen de landerijen en boerderij heen en weer vaart.
Wanneer de olieproducten naar opslagtanks van anderen gaan, is dat
vergelijkbaar met de boerenschuit, die naar de markt vaart.
De varende boer bestaat nog steeds, al is het aantal in de loop van de
twintigste eeuw bijna gereduceerd tot nul.
Er zijn ook nog wel andere bedrijven, die schepen gebruiken voor het
vervoer van eigen producten binnen het bedrijf, maar, voor zover ik
weet, zijn deze schepen nog maar zelden eigendom van het bedrijf.
Productie en transport zijn tegenwoordig meestal in verschillende
(dochter)ondernemingen ondergebracht.
In de voorgaande paragraaf komt hetgeen dat vervoert wordt van het
eigen bedrijf. Iets anders wordt het wanneer men met het vaartuig de
lading 'oogst'. Wier-, rietsnijders, kokkel-, schelpen-, mossel-,
oester-, garnalen- en gewone vissers, beugelschippers, sommige
kraanscheepjes, zelfzuigende beunschepen, enz. halen hun lading uit het
'vrije' en zorgen daarna voor het verdere transport. Dit soort
ondernemingen, met uitzondering van de wiersnijders, bestaan, soms in
gewijzigde vorm, heden tendaage nog.
De volgende catagorie zijn de schippers (of de bedrijven/rederijen),
die hun lading zelf kopen en vervolgens naar de afnemers transporteren.
De afnemers kunnen particulieren, bedrijven of 'opkopers' zijn en de
lading kan direct vanuit het schip of via een 'verkooppunt' op de wal
verkocht worden. De particuliere schipper-handelaar was tot de tweede
wereldoorlog een vrij algemeen verschijnsel, daarna blijft het
voornamelijk tot de bedrijven in de zand- en grindhandel beperkt. Mest,
terpaarde, kolen en turf zijn bekende producten die op deze wijze
verhandeld werden. (Zie ook aanvullende tekst: Ladingen.) Ook de
potschipper en de parlevinker kocht zijn eigen handel in en verkocht
het, vanuit het schip, aan de afnemers, particulieren.
De vreemdste ondernemer in de binnenvaart was de schipper van de
kermisschuit. Hij voer altijd met dezelfde lading, die bovendien nog op
dezelfde plaats, als waar deze gelost was, weer geladen werd.
Waarschijnlijk waren er nog wel meer ondernemers, die, zonder dat er
ooit een andere 'lading' in hun schip kwam, het schip voor hun vervoer
en als woning gebruikten. Dit soort ondernemingen bestaan eigenlijk
niet meer. Eventueel kan men een enkele varende kunstenaar, een varend
theater of een varende tentoonstelling er toe rekenen.
Het vervoer als bedrijf
De volgende catagorie is in tegenwoordig de bekendste: de schipper, die
uitsluitend vervoerder is. De vroegste vermeldingen van deze vorm van
watertransport stammen uit het einde van de 14de eeuw.
Tot WO II kwam het, in de vrachtvaart, echter geregeld voor dat men een
paar reizen schipper-vervoerder was, om vervolgens een tijdje
schipper-handelaar (en soms zelfs visser), te zijn. Het was maar net
hoe men dacht het beste te kunnen verdienen.
In de vrachtvaart bestaan er verschillende manieren waarop men aan zijn
lading kan komen. Zie aanvullende tekst: Evenredige vrachtverdeling.
Niet alleen in de vrachtvaart vindt men schippers, die uitsluitend
vervoerder zijn: de beurtschipper en de veerbaas zijn dat ook.
Rondvaartboten en dagpassagiersschepen zijn er ook uitsluitend voor
'vervoer'. Aangezien op- en afstapplaats echter gelijk zijn, is er van
echt vervoer echter geen sprake en kan men ze, net zoals de hedendaagse
charterschepen, eigenlijk tot de hierop volgende catagorie rekenen.
Het vaartuig als 'werktuig'.
De laatste manier waarop men vaartuigen in een bedrijf kan gebruiken is
als werktuig. Baggermolens, zandzuigers, bokken e.d. worden door
sommigen als vaartuig gezien en de hoofdverantwoordelijk wordt dan ook
vaak schipper genoemd. Ook de vaartuigen van bergingsbedrijven,
brandweer, politie, waterstaten, waterschappen, milieudiensten (zie
overheidsvaartuigen.)e.d. worden als werktuig gebruikt en natuurlijk
horen de sleep- en duwboten ook tot deze categorie.
Ik geloof hiermede dit overzicht van het beroepsmatig gebruik van een
vaartuig te kunnen besluiten.
Op- en aanmerkingen zijn welkom.