Door Philip Tetteroo, ex-voorzitter en erelid, uitgesproken tijdens de tweede lustrumvergadering op 18 maart 2000 te Dordrecht
Evolutie staat zoals u weet voor: geleidelijke ontwikkeling. Toch was er in de afgelopen tien jaar regelmatig sprake van een stroomversnelling als we naar de aanwas van nieuwe leden kijken. In tien jaar is de vereniging van niets, tot een begrip geworden in de wereld van de binnenvaart, zo mogen we rustig stellen.
Een álles omvattende binnenvaartvereniging van geïnteresseerden op dat vlak bestond er niet. Wellicht sluimerde hier en daar de wens om tot zo”n club van binnenvaartvrienden (vooral liefhebbers van binnenvaartschepen) te komen, maar daar bleef het dan verder bij.
Maar eind december 1989 verscheen er een oproep in de vakbladen om op zaterdag 3 februari 1990 naar een bijeenkomst te komen. ”Om”, zoals in de aankondiging staat, ”te komen tot mogelijke oprichting van een vereniging/club van geïnteresseerden in de internationale binnenscheepvaart”.
Groot enthousiasme
Ruim dertig mensen gaven aan die oproep van de initiatiefnemers – Erik Rouw, Leo Schuitemaker en Teun de Wit – gehoor. En al vrij snel bleek er op die bijeenkomst een groot enthousiasme te bestaan tot oprichting van een club/vereniging.
Hoe daar nu, wat men wel noemt, ”handen en voeten aan te geven”, is dan nog de vraag. De initiatiefnemers legden daarvoor een aantal ideeën op tafel en ook vanuit de zaal werden tal van ideeën naar voren gebracht. Een voorlopig bestuur werd gevormd en enkele anderen gaven zich op als actief (werk)lid, om waar nodig ”hand- en spandiensten” te verlenen.
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat vrijwel iedereen na afloop met hoopvolle verwachtingen huis- of scheepwaarts keerde. Mogelijk amper beseffend hoezeer het die middag genomen initiatief hun leven èn vrije tijd zou gaan beïnvloeden.
Van een soms slechts sluimerende hobby, resulterend in een (bijna) dagtaak! Dat mag dan voor hen die hun arbeidzame leven achter de rug hebben niet zoveel problemen opleveren (als het ”thuisfront” daar enigszins in mee wil gaan), anders ligt het bij hen die nog wèl dagelijks aan de slag moeten om brood op de plank te krijgen. Maar de geschiedenis bewijst dat zij – de nog wèl werkenden – ook de meeste contacten naar buiten kunnen leggen. Dat zij daarbij hun soms maar schaarse vrije tijd bijna geheel aan de vereniging zien opgaan, is maar al te bekend.
Binnenvaarthobbyclub
Reeds de maandagavond volgend op de eerste bijeenkomst kwam het voorlopig bestuur met enkele werkleden bij elkaar om te overleggen hoe nu aan het genomen besluit voor een binnenvaarthobbyclub bekendheid te geven en daar leden voor te vinden. Van meet af aan staat vast dat daarvoor het land moet worden ingetrokken en in de diverse binnenvaartplaatsen bijeenkomsten moeten worden georganiseerd.
Nog in februari verscheen Nieuwsbrief no 2. Om met 1 te beginnen staat zo pril, vond men. Bovendien werd de aankondigingsposter (terecht) als een éérste uitgave gezien. Deze en andere kleine – soms grotere – ”nuances” in de presentatie van een nieuwe club, kunnen heel belangrijk zijn. Bedachtzame lieden willen dan wel eens wijzen op het gevaar van manipulatie, maar zoals we weten bestaan daarin gradaties! Ik moet u hier alsnog bekennen, dat ik het destijds een heel leerzame tijd heb gevonden.
In de Nieuwsbrief, die in een oplage van 1600 stuks verschijnt, staan de bijeenkomsten met de data al aangekondigd. Eén van de trekkers voor zo”n clubbijeenkomst is een film. Over de binnenvaart uiteraard! De eerste film waar de club beslag op weet te leggen is de film van de Triton, waarin een uitvoerig beeld wordt getoond van een Rijnreis van Rotterdam tot Bazel. De film geeft een uitstekend en ook mooi filmisch beeld van een tijd die in 1990 absoluut verleden tijd is geworden, wat de vaartechniek betreft. Maar de Rijn blijft de Rijn en de schepen hebben nu hoogstens een moderner uitvoering. Die oude wijze van varen blijft voor liefhebbers machtig interessant om naar te kijken.
Opkomst meer dan bevredigend
Na een tweede bijeenkomst in Rotterdam, waarover het Weekblad Schuttevaer een artikeltje heeft gewijd onder de weinig enthousiasmerende kop ”Opkomst tweede vergadering hobbyclub binnenvaart valt tegen”, liet het bestuur zich niet ontmoedigen. Op de volgende bijeenkomsten die voor dat jaar gepland zijn, bleek de opkomst meer dan bevredigend.
In de verdere jaren is, zoals we weten, deze jaarlijkse reeks van verenigingsbijeenkomsten zoveel mogelijk gehandhaafd. Amsterdam bleef daarbij helaas – om onverklaarbare redenen – wat achter. Dat is jammer. Mogelijk kunnen daartoe binnen afzienbare tijd nieuwe initiatieven worden genomen.
Daarnaast is het met een stand of anderszins aanwezig zijn bij manifestaties, met betrekking tot de binnenvaart in de ruime zin, één van de elk jaar weer terugkerende activiteiten, waarvan het belang niet mag worden onderschat. Maar hoe belangrijk het ook is, dat de Vereniging op zulke meer plaatselijke (binnen)scheepvaartmanifestaties aanwezig is, het vraagt naast organisatietalent ook veel menskracht in de zin van voldoende standbezetting. Bij deze activiteiten is inzet van leden in de betreffende regio soms van doorslaggevende betekenis.
Over onze aanwezigheid op de jaarlijkse scheepvaartbeurs Europort of Rotterdam Maritime behoeft hier nauwelijks te worden gerept. Als onze vereniging ergens hoge ogen mee gooit is het wel dáár. De altijd zeer fraai ingerichte stand blijkt een publiekstrekker voor de gehéle beurs, zo mogen we hier in gepaste bescheidenheid opmerken.
Excursie schept nieuwe banden
De eerste excursie voerde ons in 1994 naar Ruhrort, en bleek al een zodanig succes dat sindsdien elk jaar een excursie heeft plaatsgevonden. Het is een typische activiteit die zich leent als verenigingsactiviteit: het schept nieuwe banden, men ontmoet er ”oude bekenden” en het stelt ons soms in staat lokaties te bezoeken die anders niet bezoekbaar zijn, of waar je als enkeling niet zo snel aan toekomt. De kunst is om voldoende afwisseling te houden in te bezoeken reisdoelen, hoewel tal van reisdoelen en vaartochten voor herhaling vatbaar zijn! Bovendien blijkt dat er vanuit de leden heel wat nieuwe reisdoelen worden aangedragen.
”Binnenvaart” doet harten sneller kloppen
Dankzij de groei van het ledental, de groei van het aantal adverteerders, en zeker niet in de laatste plaats de inzet van de redactie met daarbij – heel belangrijk! – de aanvoer van relevante kopij, is de vereniging in staat acht maal per jaar een blad uit te geven, dat de harten van elke binnenvaartman of -vrouw sneller doet kloppen.
Het blad Binnenvaart is als het ware hèt bindende orgaan tussen de leden, maar ook het visitekaartje naar buiten. Zelfs voor hen die – door welke omstandigheid dan ook – niet meer meer zoveel, of helemaal niet in staat zijn bijeenkomsten te bezoeken of excursies mee te maken, is juist het blad van hoge waarde. Het schept op zo”n manier een band met de vereniging èn met inhoudelijk vaak heel bijzondere wetenswaardigheden over die binnenvaartwereld.
Verhalen uit het verleden, maar ook de huidige ontwikkeling – en dat wereldwijd, want in tal van landen is immers sprake van binnenvaart met vaak een eeuwenoude geschiedenis. Maar gelukkig ook nieuwe binnenscheepvaartontwikkeling en vele exclusieve foto”s. Dat alles maakt het tot een aantrekkelijk tijdschrift.
De zogenaamde Elma- of beter: themaboekjes, die twee keer per jaar in een grote oplage verschijnen, voldoen nog steeds uitstekend om de vereniging meer bekendheid te geven. Juist ook vanwege de mogelijkheid deze op ruime schaal te verspreiden.
Nog een andere activiteit die hier genoemd moet worden is de uitgave in de reeks Geschiedenis van de Binnenscheepvaart, waarvan in het afgelopen jaar het derde deel nl 50 jaar Internationaal Motor Transportbedrijf op de markt is gekomen. Nadat in 1992 het eerste deel over de Rederij Veerhaven in beeld kwam, volgde in 1997 de rederij Wijgula. Met de jongste uitgave komt een groep particuliere schippers in beeld.
Niet alleen het fotomateriaal en de levensbeschrijving van de betreffende schepen, maar ook het wel en wee van rederij of samenwerkingsverband komen hier helder naar voren. Vaak tegen de maatschappelijke of economische achtergrond. Want we weten immers maar al te goed dat binnenscheepvaart – hoe belangrijk als fenomeen op zich zelf – slechts kan bestaan (of van waarde is) in het grote geheel. Met andere woorden: indien er behoefte is om goederen of passagiers te vervoeren, of objecten te verslepen.
Het aardige is nu dat onze – niet-commerciële – vereniging door haar activiteiten voortdurend de betekenis en de waarde van de binnenvaart voor het voetlicht brengt!
Nimmer tevergeefs
”Stilstaan is achteruitgaan”, zo wordt gezegd. Maar om zèlfs de huidige activiteiten elk jaar weer zoveel mogelijk te handhaven, is veel inspanning vereist en de assistentie van een aantal actieve leden kan daarbij node worden gemist. En, het moet hier nogmaals worden gezegd, gelukkig wordt daar ook nimmer tevergeefs een beroep op gedaan.
Afwisseling in deelname aan een bepaalde scheepvaartdag ergens in het land is gewenst, maar vraagt extra organisatie en assistentie van leden in de betreffende regio. Zonder hen is het bijna niet mogelijk er voldoende aan deel te nemen. Vergeet niet dat veel manifestaties zich over het gehele weekend uitstrekken, dus over twee dagen. Maar het ”aan de weg timmeren” is ermee verzekerd.
Ook de vereniging vertegenwoordigen bij bepaalde gelegenheden, zoals bijvoorbeeld een symposium, opening van een expositie of een tewaterlating, kan belangrijk zijn. In de afgelopen jaren is daar gelukkig al de nodige aandacht aan geschonken, maar ook hier geldt: het vergt menskracht en het is ook niet altijd geheel kostenloos, nog afgezien van de daaraan verbonden reiskosten. Maar ook hier kan soms ”de Cost voor de Baet uit gaan”. We weten het immers: ”onbekend maakt onbemind”. De vereniging vertegenwoordigen behoeft bepaald niet tot de bestuursleden beperkt te blijven. Delegeren is naast een kunst ook dikwijls noodzaak, en niet zelden heel gewenst!
Tot slot
Eén van de (wens)dromen die binnen onze vereniging vaak geuit worden, is uiteraard een eigen onderkomen, een eigen pandje. Met voldoende ruimte voor ons archief en ander materiaal, met zelfs eigen vergaderruimte en wellicht expositieruimte. En… uiteraard gelegen aan een – liefst druk bevaren – binnenvaartwaterweg. Het is niet onwaarschijnlijk dat iedereen zich wel zo”n mooie lokatie ergens in het land voor ogen heeft. Uiteraard voor iedereen goed bereikbaar, maar tevens onbetaalbaar en dus onhaalbaar?
Maar nog veel sterker leeft de wens naar een eigen schip of boot. Het bloed kruipt immers waar het (soms) niet gaan kan. Een onbereikbaar – utopisch – verlangen? De tijd zal het leren. We zijn er natuurlijk van overtuigd dat zo”n wens geen sinecure is. Zelfs het onderhoud van een verder uitsluitend zelfs maar stilliggend vaartuig is bepaald geen vrijblijvende zaak. Het vraagt veel onderhoudswerk, waarvoor zowel menskracht als – zoals altijd – financiële middelen voor beschikbaar dienen te zijn. Die zekerheid dient er te bestaan, alvorens men zo”n stap gaat nemen. Maar het zou natuurlijk prachtig zijn! We horen toch op de eerste plaats op het water thuis? Kijken vanaf de wallekant blijft behelpen, een surrogaat.
Dient die wens als een onbereikbaar verlangen te worden aangemerkt, ben je geneigd je af te vragen. Het antwoord moet luiden: geenszins. Het vraagt mogelijk wel een veel groter ledenbestand.
Oprichting van een aparte stichting, die tevens een ideëel karakter kan hebben onder de naam (bijvoorbeeld) ”Behoud van het schip Spes Nostra” of ”De tijd zal het leren”. De naam komt wel. Onder auspiciën van de Vereniging De Binnenvaart kan in het geval van eventuele aanschaf van een schip/boot mogelijk een optie zijn.
En daarmee zou weer één van die maatschappelijke taken van de vereniging, namelijk ”behoud van maritiem erfgoed” gestalte kunnen krijgen. Nogmaals, het vraag om voldoende financiële onderbouwing en een bijna professionele aanpak wat betreft het onderhoud enz. Met een voldoende aantal vrijwilligers. Maar zeker niet onbereikbaar!
Wat in ieder geval belangrijk is: streven naar goede contacten met scheepvaartmusea en meer speciaal met die musea die nog echte binnenschepen tot hun bestand mogen rekenen, of juist daarvoor speciaal zijn opgericht. Onze relatie met het ”object tot behoud van de stevenaak Helena” is een uitstekend voorbeeld hoe de vereniging óók actief kan blijven om oude binnenvaartschepen te behouden en opnieuw in de vaart te brengen.
Van evolutie tot utopie is te negatief. Wij zoeken naar bereikbare doelen, daar dien je wellicht een utopist voor te zijn. De opdracht is in ieder geval: ”alert blijven”. Hiermee wil ik eindigen: met beide benen proberen op de grond (of aan dek) te blijven staan, maar wèl met een open oog voor nieuwe mogelijkheden. In het besef dat je op schepen nooit uitgekeken raakt en nog minder op de mensen die daar allemaal mee te maken hebben, of mee te maken hebben gehad.
Philip Tettero
Dordrecht, 18 maart 2000