2>
apparaat of instrument waarmee het bij 1 genoemde signaal gegeven kan worden.
~
misthoornfluit(je):
vermoedelijk het 'riet' van een
blaastoeter.
Gevonden in: documenten tagrijn Weduwe S.J. de Vries & zonen.
~
mistklok:
luidklok, die men bij slecht zicht luidt. Ook
mistbel genoemd. Gerelateerde term:
mistsein.
~
mistlicht:
zeer sterk wit licht (bijv. een schijnwerper), dat bij slecht zicht overdag getoond mag worden. (Circa sinds 2000 in gebruik.)
Gerelateerde term:
mistsein.
~
mistsein:
acoustisch of optisch sein dat bij slecht zicht gebruikt wordt. Ook
mistsignaal genoemd.
Bij varende vaartuigen spreekt men van de misthoorn en het mistlicht. De misthoorn is de scheepshoorn of vergelijkbare geluidsbron waarmee een vast omschreven mistsein ten gehoren wordt gebracht. Voor het mistlicht gebruikt men de schijnwerper of overeenkomstige lichtbron, die horizontaal rechtvooruit gericht wordt.
Stilliggende schepen gegeven het mistsein met de mistklok/mistbel. Dit is de scheepsbel of vergelijkbare geluidsbron, waarmee een bepaalde reeks klokslagen geven wordt.
Aan de wal kunnen ook mistseinen opgesteld zijn. Dezen staan bekend als misthoorn of nautofoon. Op een enkele plaats schijnt ook een mistlicht opgesteld te zijn. Ook dit is net als op een schip een soort schijnwerper met een krachtig wit licht.
Ook op drijvende voorwerpen kunnen mistseinen opgesteld zijn. Ook hier kent men de misthoorn of nautofoon, wat resulteert in de zogenaamde brulboei en de mistklok/mistbel, wat resulteerd in de zogenaamde belboei.
- Bronnen ondermeer: Weekblad Schuttevaer 22-01-1916, 01-09-1923, 26-09-1936, 15-09-1945 en www.begrippenxl.nl.
~
mistsignaal:
acoustisch of optisch sein dat bij slecht zicht gebruikt wordt. Zie verder bij
mistsein.
~
misvaren:
1> zich in de
vaarroute vergissen.
2> varend iets net niet raken.
~
miswijzing:
het verschil tussen de richting die door een kompas aangegeven wordt en het geografische Noorden. Zie verder bij
declinatie.
~
miszeilen:
1> zich tijdens het
zeilen in de
vaarroute vergissen.
2> zeilend iets net niet raken.
~
Mixte:
ijzeren spits met houten
vlak.
Mixte = Frans voor gemengd, gemêleerd.
~
mobilisatieletter:
letterkenmerk dat schepen moesten voeren. Zie verder bij
groepletter.
~
mobilofoon:
zend-ontvangstinstallatie waarmee men, via een telefoniste, verbinding had met het telefoonnet.
~
Modag:
:
Motoren Darmstadt AG. Duitse motoren fabrikant. Ook geschreven als
Modaag. [
Externe pagina]
~
modderaar:
verouderde term voor
baggeraar; in het bijzonder iemand die met de
baggerbeugel werkt. Ook
modderman genoemd.
~
modderbak:
1> eenvoudig vrijwel rechthoekig
vaartuig, met vrijwel rechtopstaande
boorden en
borden. Inwendig twee
dwarsscheepse schotten, die het vaartuig verdelen in een ruimte voor de
lading, met daarvoor en achter een ruimte waar men kan staan. Dit type vaartuig is onder andere terug te vinden in de
modderschouw en in de
Langedijker modderbak en verwant aan de
pikbak.
De termen modderbak en modderschouw worden niet strikt gescheiden gebruikt. Over het algemeen zal de term modderbak beter passen bij de schuiten met een geheel recht vlak en rechte zijdes, terwijl men bij de modderschouwen een iets gebogen vlak en zijdes mag verwachten.
2> soms gebruikt als synoniem voor
baggerbak.
3> vermoedelijk bedoelt men een
beunbak of
elevatorbak.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. 20 van de 22 als modderbak geregistreerde vaartuigen waren van Twist Duinsche Zandleverantie Mij.
~
modderbank:
plaatselijke ondiepte ontstaan door aanslibbing.
Bron: Schuttevaêr 10-07-1920.
~
modderen:
1> verouderde term voor
baggeren; meestal betrekking hebbend op een
beugelaar/
baggertrekker.
2> vroeger wel gebruik als term voor het varen op ondiep water;
ploegen.
Gerelateerde termen:
vertroebelen,
wamen.
~
moddergeld:
belasting die geheven wordt voor het
uitbaggeren van het water. Zie ook
diepgeld.
~
modderlui:
persoon/personen die bij het
baggeren betrokken zijn. Verouderd.
~
modderman:
oude term voor een
baggeraar; iemand die
baggert.
Bron: Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal, Sijthoff,1914. (via Delpher).
Gerelateerde term
beugelaar,
baggeraar
modderman.
~
moddermolen:
oude naam voor een
baggermolen, die met behulp van mankracht of paarden aangedreven wordt.
~
modderpraam:
1> in Friesland: een
Friese praam, die voor het vervoer van
terpaarde gebruikt wordt. Ook
slikpraam genoemd.
2> willekeurige
boerenschuit, die voor het vervoer van bagger gebruikt wordt. Ook
slikpraam genoemd. Mest- en modderpramen, schuiten die dus halfvloeibare lading vervoerden, waren meestal voorzien van waterdichte dwarsschotten bij voor- en achterschip. Zie ook
modderschuit. [Links:
Diverse boerenvaartuigen e.d.]
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.
~
Modderschouw:
1> brede lage, eenvoudig gebouwde,
Schouw. Soms ook
modderbak of
baggerbak genoemd. Meestal zonder
bovenboord, voorzien van
dwarsscheepse schotten in
voor- en
achterschip.
Rond 'het Groene hart' gebruikte men echter
boerenschouwen die voorzien waren van dwarsschotten als baggerschouw. Ook dit werden modderschouwen genoemd.
In Noord-Holland hadden de schouwen echter flinke
voor- en
achterborden. In Geesterambacht gebruikte men een meer rechthoekig model, meer een
modderbakje.
[
Tekening.] [Links:
Diverse boerenvaartuigen e.d.]
2>
min of meer gebruikt als synoniem voor
modderschuit.
Zo wordt bijvoorbeeld een in de Flevopolders opgegraven schuit, modderschouw genoemd terwijl het meer het model van een
bok heeft.
Zie verder bij:
Amsterdamse modderschouw.
~
modderschuit:
1>
willekeurig
schip dat voor het transport van
bagger en andere natte gronden gebruikt wordt. Ook
modderbak of
baggerbak. genoemd.
Van min of meer gelijke aard zijn de
slikpraam, de
slikbok, de
kleipraam, de
aard(e)schuit en dergelijke.
2> breed plat open
vaartuig voor het transport van bagger en gebeugeld veen. Ook
modderschouw genoemd.
3> in Friesland: scheepje (
Skûtsje), dat
terpaarde vervoert.
4> minachtende benaming voor een willekeurig (vracht)schip.
~
moddersnik:
in Friesland:
Snik waarmee
terpaarde vervoert wordt.
~
moddervaren:
in Friesland:
terpaarde vervoeren.
~
modderwerk:
verouderde term voor
baggerwerk.
~
moederschip:
groot
vaartuig dat als 'thuisbasis' voor
dochterboten fungeert. Vrijwel alleen in de
visserij gebruikt. Zie ook
wachtschip.
~
moelband:
stalen band die strak om een rondhout geklemd kan worden. Zie ook
muilband.
~
moelje:
verouderde term voor een
havendam.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.
~
moerboutsluiting:
sluiting die door middel van een geborgde bout en moer gesloten wordt. Ook wel
tuigsluiting genoemd.
De term moerboutsluiting was ondermeer bij tagrijn wed. S de Vries in Amsterdam in gebruik.
~
Moerdijker:
open vissersvaartuig van het type
Zalmdrijver. Zie verder aldaar.
~
moeren:
verouderde term voor baggeren, vervenen.
A.A. Beekman, 'Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland voor 1795. II'. Martinus Nijhoff,1905-1907. Via Delpher.
~
moervaart:
gegraven waterweg in een veenderij waar men met open vaartuigen. Ook
vletvaart genoemd.
Bron: H. Levelt, 'Oudenbosch in verleden en heden', Vorsselmans,1931.
~
moet :
een strook met aanslag, die ontstaat als een
schip langdurig in (deels) geladen toestand heeft stil gelegen en zichtbaar wordt nadat het schip gelost is. Ook
moetrand genoemd. Niet te verwarren met
aangroei of
baard.
Gerelateerde term:
waterlijn.
~
moetrand:
een strook met aanslag, die ontstaat als een
schip langdurig in (deels) geladen toestand heeft stil gelegen en zichtbaar wordt nadat het schip gelost is. Zie verder bij
moet.
~
Moezelaak:
bij
G.J. Schutten genoemd als synoniem van
Keen. Mogelijk echter ook een ander woord voor
Moezelkeen. Zie ook bij
Moselkahn.
~
Moezelkeen:
van de
Keen afstammend
vaartuig. Verder nog niet voldoende bekend. Zie ook bij
Moselkahn.
Het model in Emmerich toont een schip dat opgebouwd is met erg brede gangen in verhouding tot de gangen van een Keen. De bovenste gang vertoont de kenmerken van een boeisel. Het schip oogt kleiner dan de Keen en heeft geen paviljoen.
Het voorschip is met een plat stuk afgesloten. Dat lijkt echter geen regel te zijn.
~
Moezelschip:
bij
P.J.V.M. Sopers vermeldt, maar zeer beperkt beschreven, scheepstype. Het zou overeenkomsten vertonen met bepaalde oude
Maasschepen. Het voorschip was voorzien van een
heve. Tegen deze heve was een fantasie steventje, maar soms ook een echte steven bevestigd. Het achterschip vertoonde qua bouw overeenkomsten met de
Dorstense aak. Alleen het voorste en achterste deel van het ruim waren gedekt. Ook deze schepen, waren schepen die gejaagd werden. Zie ook bij
Moselkahn.
~
mol:
houten 'bagger'schip dat de bodem los woelt. Zie verder bij
krabbelaar.
~
molen:
verkorting van zand-, grind- of baggermolen; kortom een
emmermolen.
~
molenaar:
korte staaf in het midden opgehangen aan een ketting met ruime ring, aan een touw of voorzien van een ijzeren staaf met ring, waarmee men, door de molenaar in het spongat te steken, vaten hijst. Naar het schijnt ook
wan genoemd.
~
molenaarsschuit:
houten schuit. Vermoedelijk gebruikt om goederen van de molens die rond de stad Amsterdam stonden, naar de binnenstad te transporteren. Er bestonden kleine
geroeide exemplaren van nog geen 9 meter en grote (vermoedelijk
geboomde) exemplaren van circa 13,5 meter.
Gevonden in: stadsarchief Amsterdam Inventaris 5040: Archief van het Stadsfabriekambt en Stadswerken en Stadsgebouwen.
~
molenaarvisserij:
de
visserij op wijting.
Genoemd in: Nederlandsche staatscourant 27-08-1892.
Alhoewel verwant is de molenaar of dwergbolk, niet gelijk aan de wijting.
~
molenbaas:
de gezaghebbende op een zand-, grind- of baggermolen of soortgelijke inrichting.
~
molenkom:
soort van
spuikom, soms echter slechts een verbreding van bestaand water, die gebruikt wordt als buffer voor een watermolen. Ondermeer toegepast bij molens die (tevens) gebruik maken van de getijdebeweging.
Zie ook:
mallegat.
~
molensluis:
schutsluis die naast de afdamming of stuw van een watermolen gebouwd is.
~
molenzak:
niet al te groot
aalsraamnet dat men voor de uitloop van een molen of
spui plaatst.
~
molest:
schade door moedwil van derden ontstaan.
~
molestverzekering:
verzekering, die het
schip tegen
molest verzekerd.
~
mollevel:
naam voor een soort van katoenen molton dat zeer fijn en dicht is. De stof werd gebruikt voor de broeken van vissers van de Zuiderzee. Tegenwoordig schrijft men waarschijnlijk
mollenvel.
Ondermeer genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl
~
mollerup-pomp:
automatisch smeertoestel welk op stoommachines toegepast werd.
[Zie website
machinemuseum.nl.]
~
molmen:
met de
motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten. Ook
mulmen of
mullen genoemd. [Tekst:
Breeuwen.]
In 1836 door G. van Lennep Coster als volgt beschreven: ".......het schip te laten molmen om op dusdanige wijze de lekken te stoppen. Dit molmen bestaat in fijn gesneden kurk, biezen, en turfmolm in eene mand te doen waarop een lap zeildoek gespannen wordt, voorzien van kleine openingen, daar deze specie door kan. Hier aan worden lijnen vastgemaakt en dan wordt deze mand van voren tot achteren langs de zijden van het schip en onder hetzelve doorgehaald. Veel malen is deze wijze om een klein lek door een spijkergat of iets dergelijks veroorzaakt te stoppen van zeer goede uitwerking daar de specie die men gebruikt, zoodra dezelve in het gat komt, terstond aan het zwellen raakt hetzelve stopt en de lekkaadje vermindert; hetgeen dan bij ons ook het geval was."
Ook bij naaldstuwen scheen men, om ze voldoende waterdicht te houden, een dergelijke techniek te gebruiken.
Gerelateerde termen:
motkorf,
motmatte.
~
Molykote brothers:
bijnaam van een groep van (Amsterdamse) werklieden, die verantwoordelijk waren voor smering van de beweegbare bruggen. Ook geschreven als
Molykotebrothers,
Molycoatbrothers of
Molycoat brothers.
'Molykote' is de productnaam van een aantal bekende smeermiddelen.
~
mondblaas:
scheepshoorn die met de mond geblazen wordt. Zie ook
blaastoeter.
~
Monnickendammer:
bepaald type motorvrachtschip dat in de jaren zestig-zeventig door van Goor te Monnickendam gebouwd werd.
~
monnik:
oude benaming voor een stevig houten paaltje dat als steun voor iets dient.
Vergelijk:
mannetje,
apostel,
betingstijl en
speen.
~
monofilament:
vrij dikke kunststofvezel waarvan
touw gemaakt wordt.
~
monohull:
Engelse term die gebruikt wordt om onderscheid te maken tussen normale schepen en schepen met meerdere rompen. Een enkele maal ook
éénrompsschip genoemd.
De term wordt in het Nederlands meestal gebruikt in teksten over snelvarende schepen, dat daarmee de term uitsluitend voor snelvarende schepen gebruikt kan worden, zoals sommige bronnen beweren, lijkt me niet geheel juist.
Gerelateerde termen:
meerrompsschip,
catamaran,
duoromp,
swath.
~
monoponton:
zuiger die op slechts één
ponton opgebouwd is en dus geen
zijpontons kent.
De term wordt voornamelijk voor niet al te grote, transportabele, zuigers gebruikt.
Bron: Baggertechniek april 1995, uitgave TU-Delft.
[Links:
Diverse termen inzake het baggeren.]
~
Monopool:
bijnaam van de Reichswasserstrassenverwaltung en de zogenaamde
Monopoolsleepboten, die zij op diverse kanalen liet varen.
~
Monopoolboot:
verkorting van Monopoolsleepboot. Een sleepboot van de Reichswasserstrassenverwaltung. Zie verder bij:
Monopoolsleepboot.
~
Monopoolsleepboot:
sleepboot van de Reichswasserstrassenverwaltung, de staatssleepdienst die (vroeger) als enige de schepen op diverse Duitse kanalen mocht slepen. Ook
Monopoolboot of alleen
Monopool genoemd. Zij ressorteerden onder het Reichs Schleppfahrt Betrieb, het latere Bundes Schlepp Betrieb.
In verband met de sterk teruglopende sleepvaart op de kanalen werd de dienst in 1967 opgeheven.
De Monopoolboten droegen een nummer vooraf gegaan door een letter. De 'D' voor het district Duisburg, de 'M' voor het district Minden en de 'E' voor het district Emden.
Ook de nummers hadden een zekere betekenis.
De nummers 1-99 waren voor stoomslepers met meer dan 200 pk vermogen.
Nummers die met een 0 begonnen werden gebruikt voor de tijdens de Tweede Wereldoorlog gebouwde stoomslepers met een hoge druk installatie.
Tussen de nummers 100 tot 199 vond men 63 eenvoudige stoomslepers die vanaf 1914 gebouwd waren.
Bij de tweehondertallen waren 29 tot motorsleper verbouwde stoomslepers ingedeeld. Bij de driehondertallen zaten 20 motorsleepboten tot 200 pk en bij de vierhondertallen zaten 47 sleepboten met een gasinstallatie.
Tot slot waren bij de vijfhonderdtallen alle sleepboten ondergebracht, die in de periode 1939-1945, geconfisqueerd waren.
De kanalen waarop men actief was waren:Ems-JadeKanal, Küsten Kanal, Haren-Rütenbrock Kanal, Ems-Vecht Kanal, Dortmund-Ems Kanal, Mittellandkanal, Wesel-Datteln Kanal, Datteln-Hamm Kanal en het Rhein-Herne Kanal.
~
monopoolvlag:
een witte vlag met daarin een zwarte M die men zette wanneer men bij de eerst volgende gelegenheid een
monopoolsleepboot wenste.
~
monsterboeier:
vrij kleine
Boeier gebruikt voor het vervoer van (graan)monsters.
Bron: overlevering door oud schipper.
~
monsterboot:
1> vaartuig gebruikt voor het vervoer van (graan)monsters. Mogelijk ook: monstervaartuig of monsterschip.
Bron: kustvaartforum.com
2> milieuvaartuig dat water- en of grondmonsters neemt. Vaak ook aangeduid als
meetvaartuig.
De term lijkt vrij recentelijk opgedoken, maar niet erg veelvuldig gebruikt te zijn. Bron: verspreid regionaal nieuws.
~
montage-ark:
niet bekend. Mogelijk een drijvende werkplaats.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
Minstens één van de betrokken vaartuigen was van Werkspoor, dus misschien had het iets te maken met het afmonteren op locatie van constructies of motoren.
~
mooiweerschipper:
een
schipper, die, in de ogen van anderen, het weer algauw te slecht vindt om nog te gaan
varen. Ook
walligger genoemd.
~
mooiweerzeil:
bijzeil dat alleen bij weinig wind gevoerd wordt.
~
moordenaar met twee getuigen:
bijnaam voor een
hijstuig, aan boord van schepen, dat voorzien is van twee
laadbomen.
~
moordkuil:
in eerste instantie de bijnaam van de
wonderkuil, later (door sommigen) ook voor de
dwarskuil en de
kwakkuil gebruikt. In een enkel geval wordt zelfs de
ankerkuil/schokkerkuil zo genoemd.
De bijnaam danken deze netten aan het feit dat alles wat voor de kuil komt uiteindelijk achter in het nauwe gedeelte zo zwaar op elkaar gepakt raakt dat bijna alle bijvangst de dood vindt. Bij de ankerkuil beweren sommigen echter dat gezonde kleine vissen wel degelijk uit het net kunnen ontsnappen, omdat de maaswijdte naar achter toe slechts geleidelijk afneemt en de stroming in het net in het achterste deel gering is.
.
~
moordzegen:
zegen met kleine
maaswijdte en een
zak. Bijvoorbeeld de
knijtenzegen.
Lijst: Diverse termen inzake het vistuig.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
~
morlen:
oorspronkelijk: in het donker of op de tast, moeten werken. Zie verder bij
morrelen.
~
morrelen:
oorspronkelijk: in het donker, op de tast, moeten werken. Ook bekend als
morlen. Bij uitbreiding op slecht verlichte en moeilijk toegankelijke plaatsen, dus bijvoorbeeld in de hoeken van het
ruim, moeten werken.
~
Morisson pontonschip:
onbekend.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief Ah667N uit 1925.
~
mors:
door een
baggerwerktuig verplaatste, maar niet verwijderde
bagger.
~
morsekabel:
trek-drukkabel die voor het op afstand bedienen van motoren gebruikt werd/wordt. Ook bekend als
teleflexkabel.
Teleflex is één van de fabrikanten van dit soort kabels. Morsekabel is de naam van het product.
Dit type kabel werd in eerste instantie voornamelijk gebruikt voor de bedieningen in vliegtuigen en onderzeeboten, pas later worden ze in de binnenvaart toegepast. Voor zover bekend zijn ze op grotere vaartuigen nooit populair geweest.
In 'Schip en werf' van 1939 (nr4) worden ze beschreven als: "... kronkelvrije draden uit één stuk, volgens een bijzondere methode, die uit verschillende met links en rechts, met verschillende spoed, gewikkelde draden van grote sterkte bestaan, die in nauwkeurig bewerkte geelkoperen buizen met heel weinig speling schuiven, terwijl zij met een speciaal vet worden gesmeerd. Ook de aansluitingen zijn genormaliseerd en heel precies gemaakt, zodat de lege gang op een minimum beperkt blijft." Hoe flexibel deze kabels waren, ben ik niet te weet gekomen.
Latere kabels hebben vaak een met kunststof beklede, spiraalvormig gewikkelde, metalen buitenmantel en een met kunststof omgeven, van metaaldraden gevlochten, beweeglijke kern.
~
morsmouw:
onderste helft van een losse mouw, gemaakt van manchester of oliegoed, die over de mouw van de jas heen wordt aangetrokken om deze tijdens het vissen of het verwerken van de vis, te beschermen.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
~
mortelschip:
schip waarop men betonmortel maakt.
Een dergelijk schip was ondermeer bij de aanleg van de Rijn-Schelde verbinding in bedrijf.
~
mosbout:
vermoedelijk een soort
keernagel, die bestaat uit een met mos gevuld boorgat dat aan beide zijden met een houten prop gesloten wordt. Zie ook
mosnaad.
~
mosbreeuwsel:
veenmos of schorpioenmos dat voor het vullen van
breeuwnaden gebruikt wordt. Het wordt ook wel aangeduid met
mosvulling.
Zie ook
mossponning.
GESINTELD MOSBREEUWSEL
:
naam voor de wijze waarop mosbreeuwsel toegepast is. Bij deze methode wordt het breeuwsel afgedekt met een
moslat, die vervolgens met
sintels vastgezet wordt.
Gesinteld werk werd in de zijden (en op het vlak?) aan de binnenzijde aangebracht! Het is, in Nederland, tot in de zestiende eeuw toegepast. In Duitsland is deze techniek nog in het begin van de twintigste eeuw toegepast.
Mosbreeuwsel werd ook wel vastgezet met een moslat en spijkertjes of houten wiggen de zogenaamde prikken. Men spreekt dan wel van priknaden.
Bronnen ondermeer: Mos, Moslat, Sintels en Prikken door H.R. Reinders, 1978.
In de middeleeuwen maakte men ook gebruik van twijgen, die bij elke spant met een wig vastgezet waren om het mosbreeuwsel op de plaats te houden.
~
Moselkahn:
schip afkomstig van de Moezel. Ook geschreven als
Moselkain. De grotere vrachtschepen van deze rivier voeren zelfs tot in het westen van Nederland. Enerzijds zijn er berichten dat ze van de
Keen afstammen, anderzijds zegt men dat het van oorsprong
Maasschepen waren en de
Herna geleken. Er worden echter ook schepen afgebeeld die meer op de
Dorstense aak gelijken. Hun belang voor de Nederlandse binnenvaart lijkt me echter gering, vandaar dat ik het hierbij laat. Zie ook
Moezelaak,
Moezelkeen en
Moezelschip.
Bron: Werner Böcking, Die Moselschifffahrt in der nachrömischen Zeit. PDF via henry.baw.de/
~
moskel:
grote houten hamer. Zie bij
moskuil.
~
moskuil:
grote houten hamer. Deze werd onder andere gebruikt om kleinere delen te
duvelen en als hamer bij het gebruik van beitels gutsen en dergelijke. Oorspronkelijk echter bedoelt om mos, wat gebruikt werd voor het
breeuwen, te pletten. Ook
moskwil en
moskel genoemd.
Het woord 'moskwil' zoals dat in W. à Winschooten's Seeman voorkomt, berust, zo neemt men aan, op een verschrijving. De term 'moskel' is een plaatselijke variant.
Dat de moskuil een groef in de kop zou hebben, zoals sommige bronnen beweren, berust op een verwarring met de kleedkuil.
~
moskwil:
grote houten hamer. Zie bij
moskuil.
~
moslat:
1> lat die achter de
breeuwnaad geslagen werd wanneer de naad het
breeuwsel onvoldoende vast hield.
Misschien ook
naadlat genoemd?
2>
lat waarmee
mosbreeuwsel afgedekt wordt. De lat wordt daarna met
sintels of
prikken vastgezet. Ook
sintelroede genoemd.
~
mosnaad:
een soort
keernagel, die bestaat uit een met mos gevuld boorgat dat aan beide zijden met een houten prop gesloten wordt. Mogelijk ook
mosbout genoemd.
Zie ook
mossponning.
~
mospapier:
tot vellen geperst veenmos dat bijvoorbeeld achter het
doodskleed of tussen houten
dubbelingen en verbindingen aangebracht werd om een goede waterdichte afsluiting te verkrijgen.
Gerelateerde termen:
breeuwen,
keernagel,
mosnaad.
~
Mosselaak:
1>
veelal in Zeeland gebouwde, aangepaste versie van de
Lemmeraak. Ook wel
Bruinisser jacht of
Bruinisser aak genoemd. Het schip had geen
bun en was tussen
vooronder en
achterschip geheel open. Ze werden gebruikt voor het vervoer van
mosselzaad.
Volgens G.J. Schutten (blz.426) waren de houten schepen wat zwaarder gebouwd dan de gewone (Friese) Lemmeraken. Houten schepen tussen 12 en 14 meter werden volgens hem Zeeuws Lemmerjacht en grotere schepen Zeeuwse mosselaak genoemd.
Onder de stalen (motor)mosselaken bevindt zich ondermeer een bij Stapel te Enkhuizen gebouwd exemplaar met voor de stuurkuip een kleine roef.
[Links:
Diverse termen inzake het visserij.]
2> in Zeeland gebruikte benaming voor
Lemmeraak.
~
mosselbank:
ondiepte waarop veel mosselen voorkomen.
[Links:
Diverse termen inzake het visserij.]
~
Mosselhengst:
1> een
mosselvisser in het algemeen.
2> Hengst waarmee mosselen gevist worden.
~
Mosselkaag:
waarschijnlijk een
Kaag, gebruikt voor het vervoer van mosselen.
~
mosselkor:
ca. 1,9 meter brede metalen kor waarmee mosselen gevangen worden. Per kotter sleept men 2 tot 4 van deze korren voort.
[Links:
Diverse termen inzake het vistuig.]
~
mosselkotter:
algemene benaming voor een
motorvaartuig waarmee men mosselen vist.
[Links:
Diverse termen inzake het visserij.]
~
mosselman:
1> vaartuig dat mosselen vist, dan wel een bemanningslid van dat vaartuig. Zie ook
mosselvisser.
2> iemand, die mosselen verkoopt.
~
mosselperceel:
bepaald deel van een mosselbank.
[Links:
Diverse termen inzake het visserij.]
~
mosselton:
gewichtseenheid gelijk aan 100 kilogram. Ook een
baal genoemd.
~
mosselvaartuig:
elk willekeurig vaartuig waarmee men mosselen vangt of vervoert.
~
mosselveiling:
plaats waar mosselen in grote partijen verhandeld worden.
De enige mosselveiling ter wereld (anno nov.2011) staat in Yerseke.
~
mosselverwateringsvaartuig:
vaartuig dat gebruikt wordt om uit de Waddenzee afkomstige mosselen te
wateren.
~
mosselverwateringsplaats:
gebied dat men gebruikt om mosselen te
verwateren; schoon te laten worden. Hiervoor worden ondermeer de Vondelingsplaat en de Galgeplaat in de Oosterschelde gebruikt.
Gerelateerde term:
mosselverwateringsvaartuig.
[Links:
Diverse termen inzake het visserij.]
~
mosselverwerkingsschip:
vaartuig waar de gevangen mosselen schoongemaakt, gekookt, van schelpen ontdaan en voor consumptie of conservering geschikt gemaakt worden.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten en in de Provinciale Zeeuwse Courant 4-10-1991.
~
mosselvissen:
het van de bodem ophalen van mosselen.
~
mosselvisser:
1> vaartuig dat ingericht is om mosselen te vissen. Ook
mosselman of
Mosselhengst genoemd. [
Afbeelding]
2> schipper, soms ook slechts een bemanningslid op een dergelijk vaartuig.
~
mosselwagen:
1> de dwarsbalk van de sleep
beting. Zie ook
betingslaper.
2> de ruimte tussen twee betings, als er twee betings zijn of de ruimte tussen de
betingstijlen, als er maar één beting is.
Voorbeelden waarin deze term gebruikt wordt zijn schaars, evenals betrouwbare verklaringen. De tweede betekenis lijkt de oudste vermeldingen te hebben, maar is moeilijk te verklaren. De eerste betekenis kan een misvatting van de tweede zijn.
~
mosselzaad:
zeer jonge mosselen tot circa 2 cm groot.
~
mosselzaadinvanginstallaties:
niet voldoende bekend. Schijnt een onderdeel bij de
hangmosselcultuur te zijn.
~
mossponning:
1> soort breeuwnaad echter meer in de vorm van een holle gleuf waarin men mos of mospapier aanbracht. Dit mos werd eventueel met sintels vastgezet.
2>
door uitholling van twee tegenelkaar sluitende delen gevormde gleuf die geheel met mos gevuld zal gaan worden. Zie ook
mosnaad.
Mossponningen werden ondermeer gebruikt bij de constructie van houten drijvende dokken.
~
mosterdpot:
schraag met op de bovenzijde een rol. Gebruikt om lang hout te verplaatsen en te steunen. [
Afbeelding]
~
mosvulling:
mos dat in
breeuwnaden geslagen wordt/is. Zie verder bij
mosbreeuwsel.
~
mot:
1> afval.
a> fijne turfmolm, (turfmot, -mul, -mulm, -meel,) soms ook zaagsel, o.a. gebruikt om opengetrokken naden van het
onderwaterschip dicht te krijgen. [Tekst:
Breeuwen.]
Gerelateerde termen:
mulmen,
mothok,
motkoer,
houtmatte,
houtmot,
spaanmot.
b> korte stukken hout, zaagsel, houtkrullen en ander houtafval, dat bij de bouw van een schip geproduceerd wordt. Dit werd ondermeer gebruikt in de visrokerijen.
2> tjalk-achtig scheepstype. Zie
Duitse mot.
3> ander woord voor
leuver, in het bijzonder de
schoothoorn.
4> gaatje in het
zeil. Zie
motoog.
~
motgat:
van een versterking voorzien gaatje in het zeil. Zie bij
motoog.
~
mothok:
bergplaats in de
hellingschuur waar
mot(=houtafval) opgeslagen werd.
~
motkoer:
Fries voor een mand met daarin turfmolm die men gebruikt bij het
molmen. Zie verder bij
motkorf.
~
motkorf:
aan een lange stok bevestigde tenen mand, waarmee men
mot(=turfmolm) in de naden van het
onderwaterschip trachtte te brengen. Ook
motkoer of
ben genoemd. [Tekst:
breeuwen.]
Motkoer is het Friese woord voor motkorf
Gerelateerde term:
molmen.
~
motmatte:
mat waar men
mot(=turfmolm) in gewreven heeft en die men langs het
onderwaterschip haalt, teneinde lekkende
breeuwnaden dicht te krijgen. [Tekst:
Breeuwen.]
Gerelateerde term:
molmen.
~
motoog:
getrensde, kleine opening, een
nestelgat, in het
zeil waarin de
rifseizings of
leuvers bevestigd zijn. Ook
mot of
motgat genoemd.
Is het gat voorzien van een
zeilkous, dan spreekt men wel van
kramgat.
~
motschipper:
schipper, die
mot(=houtafval) voor de rokerijen vervoerde.
~
motor......:
niet alle mogelijke samenstellingen, vooral niet die in combinatie met een
scheepstype, zijn opgenomen.
~
motor:
1> verkorte vorm van
Luxe-motor.
Gebruikelijke meervoudsvorm in dit geval is motors, niet 'motoren'.
2> motortje: verkorte vorm van
motorscheepje.
3> term die in de
liggers van de
meetdienst voornamelijk gebruikt wordt voor een
motorvaartuig ogenschijnlijk ongeacht type of soort. Het kunnen motorvrachtschepen, motorsleepboten, en wat dies meer zij, zijn.
4> een verbrandingsmotor,
scheepsdiesel,
gloeikopmotor e.d., ook wel een
kar genoemd.
COMPRESSORLOZE MOTOR
: dieselmotor waarbij een brandstofpomp de volledige inspuiting verzorgd. Zie ook bij
inblaasmotor. Het kan zowel een
gloeikop- als een echte
dieselmotor zijn.
LIGGENDE MOTOR
,
HORIZONTALE MOTOR
: motor waarbij de zuiger in horizontale richting heen en weer beweegt.
(DIRECT) OMKEERBARE MOTOR
: motor waarbij, voor het achteruit varen, de draairichting omgekeerd kan worden.
STATIONAIRE MOTOR
:
a> motor, die gemaakt is om langdurig met een constant toerental zijn werk te doen.
b> motor, die met alle toebehoren één geheel vormt en min of meer in zijn geheel makkelijk verplaatst zou kunnen worden.
~
motoraak:
1> algemene aanduiding voor een
aak voorzien van een verbrandingsmotor. Ook
motoraakschip genoemd.
2> scheepstype uit de Langedijk. Verkorte vorm van
Langedijker Platkop motoraak.
~
Motoraakschip:
term die in de
liggers van de
meetdienst voornamelijk gebruikt wordt voor een
aak/lastaak met mechanische voortstuwing. Bij de kleinere schepen treft men ook vaak
vrachtscheepjes die voor het vervoer van landbouwproducten gebruikt werden, maar ook
visaken kunnen als motoraakschip of scheepje gemeten zijn.
~
motoraaksleepboot:
waarschijnlijk een
boeieraak of een
boeierschuit die men als
sleepboot is gaan gebruiken.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten in meting R26477N uit 1961. De vorige meting van het zelfde vaartuig, meting Zb1081N, vermeldt: boeieraakschip.
~
motoraakvlet:
vermoedelijk een gemotoriseerde
tuindersvlet of aanverwant type.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Bij het kadaster staat het te boek als stalen motoraakschip met ruim. Mogelijk gaat het, gezien de bouwplaats, om een Leidse vlet.
~
motorafhaalboot:
vermoedelijk een
passagiersscheepje tot het afhalen van personen van in of bij de haven gelegen zeeschepen.
~
motoralarmsysteem:
electrisch of electronisch systeem, dat bij het overschrijden van bepaalde grenzen (te lage oliedruk, te hoge koelwatertemperatuur, e.d.) een lichtsignaal geeft en een krachtig geluidssignaal laat horen.
~
motorankerlier:
ankerlier, dat door een motor (verbranding, electrisch of hydraulisch) aangedreven wordt.
~
motoratelierschip:
vermoedelijk een
motorvaartuig dat als werkplaats voor een kunstenaar dienst doet.
~
motorbaggermolen:
baggermolen die door een verbrandingsmotor aangedreven wordt. Vergelijk
stoombaggermolen.
~
motorbak:
waarschijnlijk een
motorvrachtschip.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: Ga1285N. Kadasterkaart en latere meting hebben het inderdaad over een motorvrachtschip.
~
motorbakschip:
klein
motorvaartuig, gemiddeld circa 16 meter, verder niet bekend. Het zou om kleine zelfstandig varende
elevatorbakjes kunnen gaan.
~
motorbarkas:
klein
motorvaartuig voor het vervoer in de
havens van passagiers en lichte goederen. Zie ook:
barkas.
~
motorbergingssleepboot:
motorsleepboot uitgerust tot het assisteren bij bergingen. Zie ook
bergingssleepboot.
~
motorbergingsvaartuig:
bergingsvaartuig tot voortstuwing van het vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor.
~
motorbeunschip,
m.b.s.:
een
beunschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt. [
Afbeeldingen]
~
motorbeurtboot:
motorvaartuig bestemd voor de
beurtvaart.
Vermoedelijk gaat het hierbij een een Luxe-motor of een beurtmotor.
Bron: Advertentie Scheepswerf Ooms, Ammerstol, Weekblad Schuttevaer 16-05-1931.
~
motorbeurtvloot:
de verzameling van
motorschepen die in de
beurtvaart actief zijn.
Bron: o.a. W.A.C. van Dam, Arbeidsbemiddeling in het binnenscheepvaartbedrijf. 1916.
~
motorbeurtschip:
1> willekeurig
scheepstype dat een
beurtdienst vaart en dat voor de
voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Ook
beurtmotor en soms ook
beurtvaartboot genoemd. Vooral de 'gewone'
Luxe-motor en het 'gewone'
motorscheepje werden nogal eens voor het uitoefenen van beurtdiensten gebruikt.
2> scheepstype, onder te verdelen in:
a> het type dat min of meer gelijk is aan het
stoombeurtschip. [
Voorbeeld]
b> het type dat meer lijkt op een aangepaste Luxe-motor of een aangepast motorscheepje. [
voorbeeld] Vaak werd het
berghout breder en zwaarder gemaakt, soms werd het
voordek en het
vooronder groter dan gebruikelijk en bij het motorscheepje wilde men nog wel eens de
roef weglaten. Een
hijstuig behoorde vaak tot de standaard uitrusting.
Zie ook
Katwijker en
Potdekker.
~
motorbinnenvaartuig:
term aangetroffen in de
liggers van de
meetdiensten bij meetbrief G4270N. Vermoedelijk gaat het om een
koopschuit voor de visserij.
~
motorbioscoopschip:
motorschip dat als bioscoop ingericht is.
~
motorblazer:
type vissersschip voorzien van een verbrandingsmotor. Zie verder bij
Blazer.
~
motorblazerschip:
een
blazer voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
~
motorboeier:
term zowel gebruikt voor een
boeierschuit, als voor een
boeieraak, als voor een
Friese boeier voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
~
motorboeieraak:
vrachtscheepje uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing van het vaartuig. Het kadaster spreekt van een schip met laadruim, 18,4 x 4,25 meter groot. Het gaat dus waarschijnlijk om een
boeierschuit en niet om een
boeieraak.
~
motorboeieraakschip:
vermoedelijk een
boeieraak of anders een kleine
boeierschuit voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
~
motorboeierschip:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde
boeier, vermoedelijk een
Boeierschuit (soms ook
Boeieraak genoemd), bedoelt.
Meetbrief A6121N heeft echter betrekking op een Friese boeier als jacht.
~
motorboeierschuit:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde
boeier, vermoedelijk een
Boeierschuit (soms ook
Boeieraak genoemd), bedoelt.
~
motorboeiervrachtschip:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde
boeier, vermoedelijk een
Boeierschuit, bedoelt.
Meetbrief R9302N; de meetbrief daarvoor maakt echter melding van een aak.
~
motorbok:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een gemotoriseerde
bok, bijvoorbeeld een
Hollandse bok of een
pakschuit, bedoelt.
~
motorbokschip:
een
motorbok of een
motorpakschuit.
~
motorbol:
Groninger bol of aanverwant vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
MOTORBOLLETJE
: vermoedelijk een Vollenhovense bol met een motor.
~
motorbolpraam:
bolpraam of aanverwant vaartuig voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorbolschip:
bolschip voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorboot:
1> algemene benaming voor een klein
motorvaartuig. In feite alleen van toepassing wanneer het vaartuig geheel open is, daar men het anders een
motorscheepje (
uitleg) dient te noemen.
SNELLE MOTORBOOT
: term uit diverse
vaarreglementen, waarmee een klein
motorvaartuig, dat een snelheid van meer dan 20 km/u kan behalen, bedoeld wordt.
2> term die sommige
scheepsmeters schijnen te willen gebruiken voor diverse motorvaartuigen tussen de ca. 4 en 67 meter.
3> landrottenterm voor
motorschip. Zie ook:
vrachtboot.
~
motorbootdienst:
1> een met een
motorvaartuig gevaren dienstregeling. Ongeacht of het om een
veerpont, een
beurtschip of een
passagiersschip gaat.
Bron: Diverse mededelingen en berichten in dagbladen via Delpher.nl
2> organisatie die met een motorvaartuig een beurtdienst met goederen en/of passagiers vaart.
Ondermeer genoemd in de Nederlandsche staats-courant 1918.
~
motorbootschip:
beetje vreemde term voor een
motorvrachtschip.
~
motorbootschipper:
schipper op een
motorvaartuig. Sinds ca. 1950 heeft dat in toenemende mate betrekking op pleziervaartuigen.
Bron: o.a. W.A.C. van Dam, Arbeidsbemiddeling in het binnenscheepvaartbedrijf. 1916.
~
motorbootvaarder:
schipper op een
motorboot.
~
motorbootveer:
veerdienst die met een
motorboot onderhouden wordt.
Bron: Wegwijzer voor de Binnenscheepvaart 1953,
~
motorbordes:
op enige hoogte boven de
motorfundatie, langs een motor aangebracht soort van loopbruggetje, eventueel met opstapjes of trapje. Ook ingekort tot
bordes. [
Afbeelding] Alleen grote (hoge) motoren zijn voorzien van een bordes. Het bordes is bedoelt om het smeren van de tuimelaars en/of het plegen van onderhoud op de bovenzijde van de motor te vergemakkelijken. Het bordes bevindt zich meestal aan de bovenzijde van het carter of op minder dan 1,5 meter onder de bovenkant van de motor.
~
motorbotter:
botter voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten en in Weekblad Schuttevaer van 02-04-1932 (via Delpher.nl)
Stalen motorbotters waren veelal voor de vaart op de Noordzee bestemd en werden Noordzeebotter genoemd.
~
motorbotterschip:
botter voorzien van een verbrandingsmotor als voortstuwing.
~
motorbrandbluspatrouillevaartuig:
motorvaartuig van de
havendienst toegerust om bij het blussen van branden actief te zijn.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten; meetbrief: A21711N.
~
motorbrandblusvaartuig:
motorvaartuig toegerust om bij het blussen van branden actief te zijn. Meestal brandweerboot of
blusboot genoemd.
~
motorbunaak:
visaak met
bun en een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorbunboot:
motorboot (dus geen
schip) met
visbun.
~
motorbunbotter:
botter met
visbun (wat heel gebruikelijk is) en een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorbunkerschip:
motorvaartuig voor de levering van brandstof aan
binnenvaartschepen. Gewoonlijk spreekt men van een
bunker- of oliebootje. Vergelijk
bunkerschip.
Term aangetroffen in ligger RN2009 van de meetdiensten.
~
motorbunschip:
1> motorschip met
visbun. Dus geen
motorbunboot. (
uitleg)
Gerelateerde termen:
aalboot,
koopschuit,
palingkoper,
visafhaler.
2> vooral in het zuiden in gebruik zijnde schrijfwijze van
motorbeunschip.
~
motorbunvaartuig:
motorvaartuig met
bun. Men mag er van uit gaan dat het bijna altijd om een
visbun zal gaan.
~
motorcementschip:
motorvrachtschip dat ingericht is (of gebruikt wordt) om cement te vervoeren. Meestal zijn dit
cementtankers.
~
motorcementtanker:
motortankschip voor het vervoer van cement. Gewoonlijk
cementtanker genoemd.
~
motorcementtankschip:
motortankschip voor het vervoer van cement. Gewoonlijk
cementtanker genoemd.
~
motorcompressorboot:
vermoedelijk een
motorvaartuig waarop één of meer compressoren op of in opgesteld staan.
~
motorcruiseschip:
meestal in advertenties gebruikte benaming voor wat over het algemeen een
Rijncruiser genoemd wordt.
~
motordekaak:
een
dekaak met mechanische voortstuwing.
~
motordekaakschip:
vermoedelijk een
dekaak met mechanische voortstuwing.
~
motordekbak:
motorvaartuig met gesloten
dek.
~
motordekboot:
vermoedelijk bedoelt men een
motordekschuit dan wel een klein
motorvaartuig met gesloten
dek.
~
motordekschip:
1> soort
vrachtschip speciaal gebouwd voor het vervoer van
dekladingen. Ook verkort tot
dekschip. Soort van moderne variant van de
motordekschuit alleen dan veel groter. Vaak voorzien van bewoonbare ruimtes op het
achterschip. [
Afbeelding]
2> ander woord voor
motordekschuit.
~
motordekschuit:
1> scheepstype. Een
vaartuig als een
dekschuit, maar met het
achterschip zoals van een
motorscheepje. [
Afbeeldingen]
2> een gewone dekschuit met eigen
voortstuwing.
~
motordektankschip:
een
motordekschuit als
tankschip.
~
motordektankschuit:
vermoedelijk een
motordekschuit als
tankschip.
~
motordekzandzuiger:
vermoedelijk een op een
motordekschuit opgebouwde
zandzuiger.
~
motordirectieark:
dit blijkt een stalen tjalk te zijn die een directiekantoor herbergt.
~
motordirectieboot:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. In veel gevallen geen boot maar een schip of een scheepje; UITLEG.
~
motordirectieschip:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. In werkelijkheid blijkt het om een zogenaamde
directiesleepboot te gaan.
Ongebruikelijke benaming. Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
~
motordirectiesleepboot:
vermoedelijk een
sleepboot die ook als
directievaartuig dienst doet. Zie
directiesleepboot.
~
motordirectiesleepvlet:
vermoedelijk een
sleepvlet die ook als
directievaartuig dienst doet.
~
motordirectievaartuig:
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motordirectievlet:
klein
directievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. Verder geen gegevens bekend, dus ook niet of het een echte
vlet is/was of niet.
~
motordrijfvuilboot:
een
drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
~
motordrijfvuilschuit:
een
drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
~
motordrijfvuilvisboot:
een
drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
~
motordrijfvuilvisschuit:
een
drijfvuilschuit voorzien van een mechanische voortstuwing.
~
motordrijver:
vroeger: knecht op de grotere
motorschepen, die voor het onderhoud van de motor verantwoordelijk was. Ook
machinist genoemd.
Het is officieel een gediplomeerde functie, maar ook ongediplomeerden werden vroeger wel als motordrijver aangeduid.
~
motorduikschip:
lelijk woord voor een
motorvaartuig dat als uitvalsbasis voor duikers en kikvorsmannen dient. Ook, net zo lelijk: duikschip genoemd. Gewoonlijk echter een duikerschip (met maar één S) geheten.
~
motorduwboot:
volledige maar weinig gebruikte term voor wat men gewoonlijk een
duwboot noemt.
~
motorduwer:
vermoedelijk datgene wat men gewoonlijk een
opdrukker noemt.
~
motorduwschip:
motorvrachtschip (dus eventueel ook een
motortankschip) geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorduwsleepbergingsvaartuig:
bergingssleepboot geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorduwsleepboot:
volledige maar weinig gebruikte term voor wat men gewoonlijk een
duwsleepboot noemt.
~
motorduwsleepvlet:
sleepvlet geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorduwtanker:
motortankschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorduwtankschip:
motortankschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorduwvlet:
motorvlet geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen. Vaak is dit tevens een
sleepvlet.
~
motorduwvrachtschip:
motorvrachtschip geschikt te worden gebruikt om andere vaartuigen voort te duwen.
~
motorelevator:
elevatorbak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing. Let op: een elevtorBAK, dus niet een
elevator.
~
motorelevatorbak:
elevatorbak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorelevatorklepbak:
term die in de
liggers van de
meetdienst gebruikt wordt voor een soort van
onderlosser met mechanische voortstuwing.
~
motorelevatorschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee men een bepaald soort
beunschip bedoelt.
~
Motoren und Turbinen-Union,
M.T.U.:
Duitse producent van ondermeer scheepsdieselmotoren. De vestiging in Friedrichshafen, voluit MTU Motoren- und Turbinen-Union Friedrichshafen GmbH was tot 1969 bekend als 'Maybach Mercedes-Benz Motorenbau GmbH'. MTU kent tevens een vestiging München, die bekend staat als MTU Aero Engines GmbH.
~
motorfarrie:
een bepaalde Groningse
veerschuit, die men wel
Farrie noemt, die voorzien is van een verbrandingsmotor.
~
motorfundatie:
op of in het
schip aangebrachte versteviging waarop een motor opgesteld is. [Tekst:
Machinekamers.] Zie ook:
machinekamerfundatie,
scheepsfundatie.
~
motorgarnalenboot:
garnalenkotter uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorgarnalenkotter:
garnalenkotter uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorgierpont:
gierpont uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorgoederenboot:
oude benaming voor een
motorvrachtSCHIP.
Het gaat hier vanzelfsprekend om een schip en niet om een boot!
Het ging in die tijd (ca. 1900-1925) dat de term gebruikt werd gebruikt veelal om flinke vrachtschepen met eigen laad- en losgerei.
In bepaalde kringen ook motorlichter(schip) genoemd.
~
motorgrundel:
stalen
Grundel met ingebouwde verbrandingsmotor. Behalve het ontbreken van
tuigage is er voor zover bekend weinig verschil met de gewone grundel.
~
Motorhagenaar:
1> vrachtschip van het type
Hagenaar voorzien van een motor.
2> weinig gebruikte term voor een
motorvrachtschip met de afmetingen van een
Wagenbrugger.
Onder meer genoemd in: Uitspraken van den Raad voor de Scheepvaart..... 's-Gravenhage, 02-05-1955. Via Delpher.nl.
~
motorhagenaarschip:
hagenaar uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorheibak:
heiponton uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorherft:
herft waarin een motor (meestal voor de
zijschroef) geplaatst is.
~
motorhevelaak:
hevelaak uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
Motorhevelaakschip:
term die in de
liggers van de
meetdienst gebruikt wordt voor een
hevelaak met mechanische voortstuwing.
~
motorhijsbok:
(hijs)bok uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorhoogaars:
een gemotoriseerd
vissersschip van het type
Hoogaars.
~
motorhoorn:
grote maat
blaastoeter die met een compressor aangeblazen moet worden.
Bron: documenten tagrijn Weduwe S.J. de Vries & zonen.
~
motorhopper:
hopperzuiger uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorhopperzuiger:
hopperzuiger uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorhorecaschip:
motordekschuit waarop of waarin naar het schijnt een horeca-inrichting gebouwd is.
~
motorhoutvisvaartuig:
vaartuigje van de reinigingsdienst Rotterdam (Roteb) klaarblijkelijk bestemd om
drijfhout uit het water te halen of daarbij gedienstig te zijn. Zie ook
houtvisboot.
~
motorijsbreker:
ijsbreker uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
Gerelateerde term:
stoomijsbreker.
~
motorinbouw:
proces waarbij er een verbrandingsmotor met de benodigde toebehoren in het schip geplaatst wordt.
Het inbouwen van een motor in een zeilschip was een hele operatie. De motor diende een stevige fundatie te krijgen, de spanten van het schip dienden ter plaatse verstevigd te worden, er diende een schroefas in het schip geplaatst te worden, voor de veiligheid werd vaak het roerwerk aangepast, de machineruimte diende van de rest van het schip gescheiden te worden enz. enz. Kort om niet een operatie die men zo maar doet. Meer daarover valt te lezen bij: de tekst Machinekamers en ook de tekst Zijschroeven besteed er aandacht aan.
~
motorinbouwer:
functie bij bedrijven, die motoren in
schepen plaatsen.
~
motorinspectievaartuig:
inspectievaartuig uitgerust met een verbrandingsmotor ter voortstuwing.
~
motorinstructievaartuig,
in de
liggers van de
meetdiensten gebruikte term voor een
opleidingsvaartuig.
~
motorjachtschip:
in de
liggers van de
meetdiensten gebruikte term voor een met een brandstofmotor uitgerust beurtscheepje, maar ook voor een dito rondvaartbootje en een pleziervaartuig.
~
motorkaan:
vrachtschip, een
kaan, uitgerust met een verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
Term ondermeer aangetroffen in "Ons Zeewezen" vol.13.
~
motorkaanschip:
in de
liggers van de
meetdienst gebruikte term voor een vijftal schepen die te Westerbroek en Martenshoek voor Duitse eigenaren gebouwd werden. Vier schepen waren rond 54 meter, de vijfde 39 meter. Model onbekend. Extra informatie zie bij
Kaan.
~
motorkabelpont:
kabelpont die gebruikt maakt van een eigen voortstuwing in de vorm van een (verbrandings)motor.
Alhoewel het in de term niet besloten ligt, krijg ik de indruk dat de term hoofdzakelijk gebruikt wordt voor kabelponten die zich zelf met een scheepsschroef (roerpropeller) voortstuwen. Er zijn echter ook kabelveren die zich met behulp van een motorlier langs de kabel voorttrekken.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
~
Motorkagenaar:
Kagenaar met het
achterschip zoals een
motorscheepje.
~
motorkamer:
1> minder gebruikelijk term voor
machinekamer.
2> soms gebruikt als aanduiding voor de ruimte waar andere motoren dan de voortstuwingsmotoren opgesteld staan. Bijvoorbeeld de
pompkamer.
~
motorkampeerschip:
1> motorvrachtschip dat gedurende de zomer omgebouwd werd om met betalende passagiers meerdaagse tochten te houden. De term was rond 1950 in zwang.
2> mogelijk klein
motorscheepje tot het vervoer van een kamperend gezelschap en hun spullen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief A13869N betreffende een Westlander.
~
motorkanaalschip:
kanaalschip uitgerust met een verbrandingsmotor voor de voortstuwing.
~
motorkantoorlogiesschip:
motorschip ingericht voor het verblijf van personen, tevens dienstdoend als kantoor.
~
motorkantoorschip:
motorschip dat men als kantoor ingericht heeft.
~
motorkast:
1> scheepstype: een
Kast voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
2> gesloten behuizing over een motor. Een grote
motorkist.
[
Afbeelding]
~
motorkempenaar:
een
vrachtschip van het type
kempenaar dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorketelschip:
een
ketelschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorketeltankschip:
een
ketelschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkist:
wegneembare, stalen of houten omkisting van een in de buitenlucht geplaatste motor. Ook
motorkast genoemd. [
Tekst: Machinekamers.]
~
Motorklipper:
1> algemene term voor een
Klipper zonder
tuigage, maar met een in gebouwde
scheepsdiesel.
Zie ook
motorklipperschip.
2> scheepstype: namelijk een klipper met het
achterschip zoals een
Luxe-Motor, dus met een naar binnenvallend
hek. Vaak bij de bouw nog wel voorzien van een volledige
tuigage. [
Afbeelding]
Er zijn slechts enkele van dit soort schepen gebouwd. Zie ook klipperkraak.
3> verwarrende benaming voor een Luxe-motor met
klipperkop.
Voor zover bekend is het schip van Reidinga uit Akkrum het enig bestaande exemplaar. Het is een volwaardige Luxe-motor, dus met salonroef, stuurhut en zonder tuigage, maar met een echte klipperkop. Men hoopte dat men bij de vaart over het IJsselmeer minder vast water over zou krijgen dan met de normale scherpe steven.
~
Motorklipperaak:
Klipperaak zonder
tuigage, maar met een ingebouwde
scheepsdiesel.
Zie ook
motorklipperaakschip.
~
motorklipperaakschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee een gemotoriseerde
klipperaak aangeduid wordt.
Inschrijving A18260N maakt melding van een België gebouwd klipperaakschip uit 1881!!!
~
motorklipperschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee een gemotoriseerde
klipper aangeduid wordt.
Zie ook:
motorklipper.
~
motorkoeler:
warmtewisselaar waarmee het koelwater van de motor gekoeld wordt. De term wordt vrijwel uitsluitend gebruikt wanneer men expliciet onderscheidt tussen de
oliekoeler en koeler voor de motor wenst te maken.
~
motorkoelwater:
1> het water dat door de motor stroom om deze te koelen.
2> term die gebruikt wordt om bij
interkoeling systemen onderscheid te maken tussen het water dat van buiten komt, het
buitenkoelwater en het water dat door de motor en
warmtewisselaars circuleert, het
motorwater. Soms ook
omloopkoelwater genoemd.
~
motorkoelwatercircuit:
alle met elkaar verbonden ruimten waarin zich het motorkoelwater bevindt. Dit omvat behalve het motorblok zelf, de
warmtewisselaars,
oliekoelers, pompen, expansievat, eventuele
nakoelers en alle bijbehorende leidingen en afsluiters.
~
motorkoelwaterpomp:
de pomp die het
koelwater door het motorblok pompt. Bij
omloopkoeling is dat dus de
koelwatercirculatiepomp, bij
doorstroomkoeling de
buitenwaterpomp.
~
motorkoelwatertemperatuur:
de temperatuur van het
koelwater gemeten nadat het net de cilinderkoppen verlaten heeft.
Omdat het meestal wel duidelijk is dat men het over de motor heeft, spreekt men meestal van koelwatertemperatuur.
~
motorkoelwaterthermometer:
meestal
koelwatertemperatuurmeter genoemd.
~
motorkorboot:
een
korboot die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkotter:
algemene benaming voor een stalen
vissersschip, met scherpe steile
steven, een, naar voor, oplopende
zeeg en vaak een flinke
verschansing, voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor. Soms bedoelt men echter een
binnenvaartkotter.
~
motorkotterschip:
algemene benaming voor een stalen
vissersschip, met scherpe steile
steven, een, naar voor, oplopende
zeeg en vaak een flinke
verschansing, voortgestuwd met behulp van een verbrandingsmotor.
~
motorkraak:
een
kraak die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkraakschip:
een
kraak die met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkraanoverslagschip:
kraanoverslagschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkraanponton:
kraanponton dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkraanschip:
kraanschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
~
motorkuil:
sleepkuil die door een
motorvissersschip voort getrokken wordt.
Genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl
~
motorkustvaartuig:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee een gemotoriseerde
kustvaarder/coaster aangeduid wordt.
~
motorlasboot:
motorvaartuig toegerust tot het verrichten van laswerkzaamheden (aan zeeschepen). Vermoedelijk was het vaartuig uitgerust met een lasaggregaat.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorlemmerjacht:
een gemotoriseerd
vissersschip van het type
Lemmerjacht.
~
motorlenspomp:
lenspomp die door een motor aangedreven wordt. Over het algemeen wordt de term alleen voor die lenspompen die door een eigen verbrandingsmotor aangedreven worden gebruikt. Het is dus een
pompaggregaat.
~
motorlichter:
lichterschip dat met behulp van een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Dit soort schepen werden in hun tijd ook aangeduid als motorgoederenboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
~
motorlichterschip:
min of meer verouderde term voor een
motorvrachtschip.
Dit soort schepen werden in hun tijd ook aangeduid als motorgoederenboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorlier:
een werktuigelijk aangedreven
anker- of
draadlier.
~
motorlierbak:
niet bekend. Misschien zoiets als een
zelfvarend ponton met daarop een flink
lier.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: Mp85N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorlodingsvaartuig:
vermoedelijk zoiets als een
peilvaartuig.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorlogementschip:
niet serieus te nemen inschrijving in de
liggers van de
meetdiensten. Het betreft een houten scheepje van 12 meter. Meetbrief A14524N.
~
motorluik:
1> grote stalen deur in het
machinekamerschot, waarlangs de motor, bijvoorbeeld voor reparatie, naar het
ruim getakeld kan worden.
Zie ook
Tekst Machinekamers.]
2> luik dat toegang geeft tot een benedendekse ruimte die als
machinekamer gebruikt wordt.
~
motormeetvaartuig:
motorvaartuig dat metingen in het
vaarwater verricht. Ook bekend als
meetvaartuig en als
opnamevaartuig.
Zowel het peilvaartuig als het motormeetvaartuig zullen ongetwijfeld diverse soorten metingen verrichten. Het zijn dus min of meer hetzelfde soorten vaartuigen. Een iets afwijkende groep vormen misschien de onderzoekingsvaartuigen, boorvaartuigen, milieuvaartuigen, e.d.
~
motormelassetanker:
een
motortankschip bestemd voor het vervoer van melasse.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motormelkboot:
motorvaartuig, vaak, maar niet altijd, van een type verwant aan het
motorschip, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Ook
melkmotor(tje) genoemd.
Zie ook:
melkboot. en
melkscheepje.
De term boot is hier in het geheel niet op zijn plaats [uitleg]. Het zou, indien het een open vaartuig is, een motormelkschuit en indien het dekken heeft een motormelkscheepje moeten heten. Beide termen ben ik echter nog niet tegengekomen.
~
motormelkbootvaarder:
schipper op een
motormelkboot.
~
motormelkschip:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Ook
motormelkscheepje genoemd.
Zie ook:
motormelkboot,
motormelkschouw,
motormelkschuit.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 18-08-1916, Via Delpher.nl.
~
motormelkschouw:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Zie ook:
motormelkboot en
melkscheepje.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 03-10-1960, Via Delpher.nl.
~
motormelkschuit:
motorvaartuig, dat met melk, in bussen, maar soms ook in een tank, vaart. Zie ook:
motormelkboot en
melkscheepje.
Onder andere aangetroffen in: Leeuwarder nieuwsblad van 07-12-1929, Via Delpher.nl.
~
Motormosselaak:
mosselaak die ontworpen is om tevens van een motorische voortstuwing gebruik te maken. Het
achterschip heeft in verband daarmee soms iets meer volume. Verder zijn er echter bijna geen verschillen met de gewone mosselaak.
~
Motoronderlosser:
term die in de
liggers van de
meetdienst gebruikt wordt voor een
onderlosser met mechanische voortstuwing.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
Motoronderoplosser:
term die in de
liggers van de
meetdienst gebruikt wordt voor een
onderoplosser met mechanische voortstuwing.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motoropduwer:
gewoonlijk alleen
opdrukker/opduwer genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motoropduwvlet:
vermoedelijk een
opdrukkervlet.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motoroverslaglichter:
vermoedelijk ongeveer gelijk aan een
motoroverslagschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motoroverslagschip:
overslagschip ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor. Aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten.
~
motorpakschip:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een
motorpakschuit bedoelt.
~
motorpakschuit:
1> scheepstype. Een ijzeren of stalen
pakschuit met een
achterschip dat lijkt op dat van het
motorscheepje of ander type met
geveegd achterschip. Soms ook
motorpakschip of
motorbokschip genoemd.
2> een gemotoriseerde pakschuit.
3> meestal klein motorscheepje, dat de diensten die eerst met de pakschuit verricht werden, uitvoert.
~
motorpalingboot:
een gemotoriseerde
visafhaler gebruikt bij de
palingvisserij. Een
motorbunschip.
~
motorparlevinker:
een
motorvaartuig dat door een
parlevinker gebruikt wordt.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorparlevinkerschip:
een
motorvaartuig dat door een
parlevinker gebruikt wordt.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersboot:
motorvaartuig voor het vervoer van passagiers, waar bij ondermeer inbegrepen
voetgangerspontjes en
dagpassagiersschepen.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersschuit:
alleen bekend in de navolgende combinatie:
motorpassagiers- en goederendekschuit
:
soort
motorschip, vermoedelijk met een gesloten
dek, dat een beurtdienst onderhield tussen Utrecht en Amsterdam. Naam: Vecht en Zaan XII.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten, meetbrief: Ga1850N. Deze en de vervolg liggers geven geen uitsluitsel over het model van deze schuit. Misschien bedoelt men wel een potdekker; de lengte-breedteverhouding wijst wel in die richting.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagierssleepboot:
in dit geval:
voetgangerspontje min of meer met het model van een
motorsleepboot.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. Het betreft hier twee scheepjes van de Fa. Donkersloot die bij IJmuiden een voetveer onderhielden.
~
motorpassagiersvaartuig:
een
motorvaartuig dat passagiers kan vervoeren.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersveerboot:
vermoedelijk bedoelt men een
voetgangerspontje of iets dergelijks.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersvlet:
soort
personeelsbootje van de Rotterdamse
roeiersploeg. Vermoedelijk met het
rompmodel van een
parlevinkervlet.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersvrachtschip:
een
motorpassagiersschip, dat ook lading, meestal
stukgoed, kan vervoeren.
Dit soort schepen onderhielden meestal veer- en lijndiensten.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpassagiersschip,
m.p.s.:
passagiersschip, dat voor de
voortstuwing een verbrandingsmotor gebruikt. De term wordt tegenwoordig bijna uitsluitend in advertenties gebruikt. Vroeger, in de tijd dat er zowel stoom- als motorpassagiersschepen waren, is de term vaker in gebruik geweest. Zie ook:
dagpassagiersschip,
rondvaartboot,
rijnpassagiersschip, enz.
~
motorpatrouilleboot:
een
patrouillevaartuig, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. In de meeste gevallen zal het gaan om een schip, maar soms ook gaat het om een boot. (
Uitleg schip+boot)
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpatrouillevaartuig:
een
patrouillevaartuig, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpaviljoenaak:
een
vrachtschip met
paviljoen, dat voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
2x aangetroffen in de liggers van de meetdiensten. Het ene vaartuig zou een zeilende paviljoentjalk met motor geweest kunnen zijn. De andere was als motoraak omschreven,
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpaviljoenboeier:
vermoedelijk een
boeierschuit met
paviljoen, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term 1x aangetroffen in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpaviljoenschip:
een
paviljoenschip, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Ook als
paviljoenmotorschip geschreven.
~
motorpaviljoentjalk:
een
paviljoentjalk, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpaviljoentjalkschip:
een
paviljoentjalk, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpeilboot:
een
peilvaartuig uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpeilschip:
een
peilvaartuig uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpeilvlet:
een
peilvlet uitgerust met een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorplatkopaak:
Langedijker platkopaak voorzien van een verbrandingsmotor. Zie verder bij
Platkop motoraak.
~
motorpolitiekruiser:
motorvaartuig van (toendertijd) de Rijkspolitie te water.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Het betreft de R.P. 1 uit 1957.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpompboot:
niet duidelijk, mogelijk een
bilgeboot of een
bergingsvaartuig; het laatste is waarschijnlijk.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief R27082N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpompschip:
niet duidelijk, mogelijk een
bilgeboot.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief R18739N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpont:
een
pont, die voor de voortstuwing gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpraam:
1> scheepstype. Friese praam met een achterschip zoals van een motorscheepje.
Een vrijwel onbekend scheepstype waarvan in het Fries Scheepvaartmuseum toch een tekening te vinden is.
2> praam, willekeurig van welk type, uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorpraamschip:
praam, willekeurig van welk type, uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorprofielzuiger:
een
profielzuiger die uitgerust is met een verbrandingsmotor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorproviandboot:
een
motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorprovianderingsvaartuig:
een
motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorproviandschip:
vermoedelijk een
motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorproviandvaartuig:
een
motorparlevinker.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorraderboot:
raderboot/schip, dat voor de
voortstuwing van een verbrandingsmotor gebruik maakt.
De term boot is hier niet op zijn plaats, omdat het zich in de meeste gevallen om een schip handelt (uitleg).
~
motorraderpassagiersschip:
raderpassagiersschip dat door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
De term werd naar analogie met motorradersleepboot gevormd. De term werd medio 2017 niet met de zoekmachines van Google, Microsoft of Delpher gevonden.
~
motorradersleepboot:
radersleepboot waarbij de schepraderen door een verbrandingsmotor aangedreven worden. Ook wel
radermotorsleepboot genoemd.
De eerste motorradersleepboot die ooit de Rijn bevoer was de in 1885 als raderstoomsleepboot gebouwde Franz Haniel I. In 1929 werd de toenmalige machine van 1300 ipk vervangen door twee MAN diesels van 500 pk elk. Het schip voer daarna voor Scheepvaart- en Handelsmaatschappij Trinitas NV Rotterdam, een dochteronderneming van Franz Haniel & Cie Gmbh. Zij zonk door oorlogsgeweld in 1945, werd in 1947 gelicht en vervolgens gesloopt. (Bron: Radersleepboten, A. Lentjes & T. de Wit.)
Later werden ook enkele andere sleepboten tot motorschip omgebouwd, maar groot is hun aantal nooit geweest.
Op de Elbe en Donau hebben echter meerdere van dit soort schepen gevaren. (Zie het blad Binnenvaart 4/2012.) Dit waren niet alleen dieselradersleepboten, enkele waren gedurende de oorlog voorzien van gasmotoren die door houtvergassers gevoed werden.
~
motorreglement:
verzekeringsreglement waarin schade aan motoren en voortstuwingswerktuigen geregeld is.
~
motorroefje:
op een
roefje gelijkende
opbouw die geplaatst is om de motor te kunnen herbergen. Dit geldt ook als dit gedeelte min of meer een verlenging van een reeds bestaand roefje is. Zie ook
machinekameruitbouw.
~
motorroefschip:
motorschip met
roef.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorroeftjalk:
motortjalk met
roef.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorroeiboot:
roeischuit die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorrondvaartboot:
rondvaartboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorruimte:
soort van kleine
machinekamer onder
voordek,
kuipvloer of soms ook
stuurhutvloer. [Zie ook
Tekst Machinekamers.]
~
motorsalonboot:
salonboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsalonschip:
salonboot die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorscheepje:
1> scheepstype: type
motorschip met minder
holte en
zeeg dan de
Luxe-motor. Ook wel
motortje of
motorreke genoemd. Indien aanwezig heeft het scheepje een
salonroef,
stuurhut meestal òp het
dek (of zelfs iets daarin verzonken) met daarvoor de
machinekamerlichten. Achter het
ruim liggen het dek en de
gangboorden meestal gelijk met de bovenrand van het
vaartuig. Tot ca. 25 m lang en daarbij dan een
laadvermogen van ca. 70 ton. Eventueel te onderscheiden in drie types: het (meestal kleine) smalle type, het type met min of meer normale verhoudingen en het (meestal lange) lage brede type, dat volgens sommigen de bijnaam
strijkijzer droeg. Veel motorscheepjes voeren echter als
motorbeurtschip of met
eigenvracht en waren daarom volledig aan het
vaargebied en de wensen van de eerste eigenaar aangepast. [
Afbeeldingen] Een vrij groot aantal schepen hebben eigenlijk of te veel zeeg, of een te grote holte om een echt motorscheepje te zijn. Ze worden door de eigenaren daarom graag als Luxe-motor gekwalificeerd, zonder dat echt te zijn, dus zijn ze gewoon een klein
motorschip.
2> een klein
motorschip.
~
motorschelpenzuiger:
schelpenzuiger die gebruik maakt van een (verbrandings)motor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorschepenkont:
een
achterschip zoals een
Luxe-motor of een
motorscheepje, dus een flink
geveegd achterschip met een naar binnen vallend
hek, wat van bovenaf gezien rond eindigt.
~
motorschepenkop:
een
voorschip zoals een
Luxe-motor of een
motorscheepje, dus een vrij scherp voorschip met een rechte verticaal staande
steven.
~
motorschildje:
op de motor aangebracht metalen plaatje waarop het merk, fabricaat, type- en serienummer van de motor vermeld staat. Soms bevat een motorschildje nog diverse andere gegevens die van belang kunnen zijn.
~
motorschip,
m.s.:
:
1a> volgens schippers: een
schip dat een motor heeft om zich voort te bewegen en niet over
zeilen beschikt.
Naar het schijnt is eind 1892, begin 1893 de eerste proefvaart met een beurtscheepje uitgerust met een van Rennesmotor gehouden. Voorlopig vergden de motoren echter met regelmatige tussenpozen veel onderhoud, waardoor hun geschiktheid min of meer tot de beurtvaart beperkt bleef. (Bron: Schepen en schippers van Bergen op Zoom door Kees Touw)
b> volgens de reglementen: een schip dat van een mechanische
voortstuwing gebruik maakt. Volgens schippers is een schip met zeilen dus een
zeilschip, ook wanneer het op de motor vaart, volgens de reglementen is het dan echter een motorschip.
Zie ook
metòr.
MOTORSCHIP VAN DE MOERVAART
: houten vrachtschip uit België, ook bietenschip van de Moervaart genoemd. Zie verder bij
bietenschip.
2a> algemene naam voor
vrachtschepen met een rechte steile
stafsteven en een
geveegd achterschip met een naar binnenvallend
hek. Kortweg ook
Motor genoemd.
Men kent ondermeer:
het
Motorscheepje,
de
Luxe-motor (de Zelflosser) en
het
Motorbeurtschip.
De
Wad en Sontvaarder (Beltvaarder) en de
Katwijker zijn nauw verwant aan het motorschip, maar kunnen een afwijkend achterschip hebben.
b> MODERN MOTORSCHIP, MODERNE MOTOR
: bij gebrek aan typenamen gehanteerde aanduiding voor bijna elk
motorvrachtschip, dat niet tot één der oude types behoort. Soms gebruikt met toevoegingen, die betrekking hebben op de vorm van het
voor- of
achterschip. Ook hanteert men vaak een naam die betrekking heeft op de afmetingen (zie
maatschip) of het gebruik (
droge-ladingschip,
beunschip,
tankschip,
containerschip). Over het algemeen zijn het grote schepen (50 m en meer), zonder noemenswaardige zeeg, een grote, niet of weinig verzonken,
roef op het achterschip en de
stuurhut voor of op de roef, vaak voorzien van een
brug of
brugvleugels.
Zie ook:
eurovrachter,
frontrunner,
riverhopper.
~
motorschipper:
de
schipper op een
motorvaartuig.
Bron: Algemeen Handelsblad, 16-04-1904, | Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934, Tjeenk Willink 1934. Beiden via Delpher.nl.
~
motorschipponton:
waarschijnlijk een
zelfvarend ponton.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorschokker:
vissersvaartuig van het type
Schokker dat van een verbrandingsmotor voorzien is.
Voor zover bekend zijn er geen belangrijke verschillen in de rompvorm tussen de Schokkers die zeilen en die welke op de motor varen.
~
motorschouw:
vaartuig van het type
schouw, meestal een
zeeschouw, dat door een verbrandingsmotor voortbewogen wordt. De scheepjes hadden soms nog wel de mogelijkheid een klein
zeil te voeren.
Beroepsmatig werden de motorschouwen voornamelijk in de visserij en als werkscheepje gebruikt.
Zie ook
motorvisschouw.
~
motorschot:
uitneembaar gedeelte, meestal met bouten en moeren vastgezet, van het
machinekamerschot. Ook het
motorluik genoemd. [
Tekst: Machinekamers.]
~
motorschroefboot:
waarschijnlijk een
motorvrachtscheepje dat ter voortstuwing gebruik maakt van een
schroef.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorschroefsleepboot:
een
schroefsleepboot uitgerust met verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorschuit:
1> algemene benaming voor
schuiten met een ingebouwde mechanische voortstuwing.
2> bepaalde tuindersschuit. Zie verder bij
Langedijker rondkont-motorschuit.
3> Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee naar het schijnt zowel open motorschuiten, zoals tuinders die gebruiken,
motordekschuiten als ook
vrachtscheepjes, bijvoorbeeld voor de
beurtvaart, bedoeld kunnen worden.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepbergingsvaartuig:
vermoedelijk gewoon een
motorsleepboot uitgerust met
bergingspompen. Gewoonlijk een
bergingssleepboot genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepboot,
m.slb.:
sleepboot, die voor de
voortstuwing, gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
~
motorsleepbootschip:
vermoedelijk gewoon een
motorsleepboot.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepdirectieboot:
in dit geval een
motorsleepboot, die tevens als
directievaartuig (
Geen BOOT!) dienst doet.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepduwboot:
motorvaartuig, dat zowel voor het
duwen van
schepen geschikt is. Gewoonlijk een
duwsleepboot genoemd.
Aangezien 'sleep' het bijvoeglijk deel is zou het eigenlijk een
duwboot, die voor
sleepwerk geschikt is, moeten zijn. De term 'duwsleepboot' verdient daarom voor omgebouwde sleepboten dus de voorkeur. Ook de motorsleepduwboot blijkt in de liggers een omgebouwde sleepboot en geen duwboot te zijn.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Ook de motorsleepduwboot blijkt in de liggers een omgebouwde sleepboot en geen duwboot te zijn.
~
motorsleepduwvlet:
een
motorvlet die andere vaartuigen zowel kan
slepen als kan
duwen.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepkaan:
éénmalig in de
liggers van de
meetdienst gebruikte term. Volgens een krantenartikel gaat om een schip uit een serie van 8 voor rekening van de Firma Rörs & Co. te Bremen. Mogelijk betreft het een slepend vrachtschip ook
sleepmotorschip genoemd. Extra informatie zie bij
Kaan.
~
motorsleepschip:
vermoedelijk kan hiermee niet alleen een
sleepmotorschip, maar ook een
motorsleepboot of iets dergelijks bedoeld worden.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsleepvlet:
enig juiste, maar weinig gebruikte term, voor een
motorvlet, die voor het verrichten van
sleepwerk gebouwd is.
De term komt ondermeer voor in de
liggers van de
meetdiensten.
~
motorsloep:
overwegend een klein
motorvaartuig veelal voor recreatief gebruik. Soms als
overzetbootje. De term wordt ook gebruikt voor vaartuigen die niet tot het scheepstype
sloep gerekend kunnen worden.
De term wordt 1x gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of het vaartuig in kwestie beroepsmatig gebruikt werd.
~
motorsnelschip:
snel varend
vaartuig.
De term wordt 1x gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of het vaartuig in kwestie beroepsmatig gebruikt werd.
~
motorsnik:
een
snik voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten. Het is me niet bekend of er ook snikken met een aan de scheepsschroef aangepast achterschip gebouwd zijn.
~
motorsnikschip:
een
snik voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
~
motorspits:
1> een spits met een
motorspitsenkont.
Men beschouwt het dus als een apart scheepstype. Ook de sleepspits is een type met een apart model.
2> een
Spits voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
In tegenstelling tot hiervoor kijkt men nu alleen naar de wijze van voortstuwing.
~
motorspitsenkont:
een
achterschip van een
spits, dat vanaf
dekhoogte ongeveer recht naar beneden loopt, aan de achterzijde soms zelfs nog iets naar buitentoe weglopend, maar waarvan het onderste gedeelte
geveegd is. Ook kortweg
spitsenkont genoemd. Bij de
Hollandse spits is de bovenhelft klein, t.o.v. de onderhelft, bij de Belgische spits is dat net anders om. Men noemt een dergelijk achterschip ook een
kruiserhek. [
Afbeelding]
- In sommige kringen noemt men een spits met kuiserhek een Spits of schip met hennegat of kippekontje.
- Het kruiserhek van een spits lijkt in het Franse taalgebied 'Cul-de-poule' genoemd te worden. Zie verder aldaar.
~
motorspitsschip:
gewoonlijk
motorspits genoemd.
~
motorsplijtbak:
splijtbak die voorzien is van een (verbrandings)motor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsplijthopperzuiger:
hopperzuiger, die tevens een
splijtbak is en die voorzien is van een (verbrandings)motor.
Term gevonden in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorspoelingschouw:
houten 'tankschip', een
spoelingschouw, die voorzien is van een verbrandingsmotor.
~
motorspoorpont:
motorvaartuig dat ingericht is om treinwagons over het water te brengen. Meestal
spoorpont genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsportvissersvaartuig:
motorvaartuig dat gebruik wordt of bestemd is om met sportvissers te gaan varen. Meestal
sportvissersvaartuig genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsportvisvaartuig:
motorvaartuig dat gebruik wordt of bestemd is om met sportvissers te gaan varen. Meestal
sportvissersvaartuig genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorsteenstorter:
een
steenstorter voorzien van een verbrandingsmotor ter voortstuwing van het vaartuig.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
~
motorsteilsteven:
vrachtschip van het type
steilsteven ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Onder meer genoemd in de Schuttevaer van 22-03-1930.
Onder meer genoemd in de Schuttevaer van 26-10-1929.
~
motorstevenaak:
vrachtschip van het type
stevenaak ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In aantal gevallen gaat het hier namelijk om klipperaken en niet om stevenaken. | Verder onder meer genoemd in de Schuttevaer van 07-07-1928.
~
motorstevenaakschip:
vrachtschip van het type
klipperaak ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. In dit geval zijn het echter geen stevenaken maar klipperaken. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. | Verder onder meer genoemd in de Schuttevaer van 26-10-1929.
~
motortankaak:
vrachtschip voor het vervoer van vloeibare lading of poeder ter voortstuwing voorzien van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten betreffende een zwavelzuurtanker voor Ketjen Amsterdam met de meetbrief A3303N. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankbak:
onbekend. Het is mij zelfs niet duidelijk of het om een
drijvend werktuig of om een
vaartuig gaat.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankboot:
vermoedelijk gewoon een
motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten voor vaartuigen tussen de 13 en 57 meter. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. De scheepsmeter heeft in dit geval een beetje tegenstrijdige benaming gebruikt. Tankschepen zullen namelijk zelden boten zijn. (Uitleg). Zie ook olieboot.
~
motortankbootschip:
vermoedelijk gewoon een
motortankschip.
1x voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. Deze merkwaardige en tegenstrijdige (Uitleg) benaming kan ontstaan zijn doordat de scheepsmeter er een handje van had alles op schip te laten eindigen. Meetbrief: Hz1450N.
~
motortankdekaak:
waarschijnlijk een
motordekschuit die tevens een
tankschip is.
7x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankdekschip:
vermoedelijk een
motordekschuit die tevens een
tankschip is.
4x voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankdekschuit:
motordekschuit die tevens een
tankschip is.
Slechts 1 schip in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankduwbak:
motortankschip, vermoedelijk met
duwbakkenneus, dat tevens een
duwschip is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankduwschip:
motortankschip dat tevens een
duwschip is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortanklichter:
voor zover bekend niet afwijkend van een
motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Waarbij hooguit opgemerkt kan worden dat de schepen niet al te groot, 17-58 meter, zijn.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortanklichterschip:
voor zover bekend niet afwijkend van een
motortankschip.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Waarbij hooguit opgemerkt kan worden dat de schepen niet al te groot, 29-37 meter, zijn.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortankschip,
m.t.s.:
tankschip met een verbrandingsmotor. Ook
motortanker of
tankmotorschip genoemd.
De term wordt ondermeer in de liggers van de meetdiensten gebruikt.
~
motortankschuit:
vermoedelijk niet al te groot motortankschip.
De term wordt ondermeer in de liggers van de meetdiensten gebruikt. Het lijkt daar om spijsolietankers te gaan.
~
motortankspits:
motortankschip van het type
spits.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortender:
een
tender/barkas met verbrandingsmotor.
~
motortentoonstellingsschip:
een
motorschip aan
boord waarvan een tentoonstelling gehouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortjalkjacht:
veelal een
tjalk voortgestuwd door een verbrandingsmotor, die aan de vrachtvaart onttrokken en van een ruimere accommodatie voor personen voorzien is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motortjalk,
m.tj.:
Tjalk met verbrandingsmotor voor de
voortstuwing.
Zie ook
zeiljalk,
motortjalkschip.
~
motortjalkschip:
Tjalk met verbrandingsmotor voor de
voortstuwing.
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee een gemotoriseerde
tjalk aangeduid wordt. De liggers kennen ook het
sleeptjalkschip en het gewone
tjalkschip.
Zie ook:
motortjalk.
~
motortjalkschuit:
vermoedelijk vrij gewone
tjalk. In IJlst gebouwd. Mogelijk een te fors uitgevallen
skûtsje of een
skûte. Verder niet bekend
~
motortje:
een klein motorvrachtscheepje met steile steven en geveegd achterschip. Zie verder bij
motorscheepje.
~
motoruitbouw:
1> ten behoeve van de motor of onderdelen daarvan, door de
machinekamer of
motorruimte plaatselijk te vergroten, verkregen extra ruimte.
2> ten dienste van de plaatsing van een nieuwe motor de oude motor, en alle toebehoren die niet langer bruikbaar zijn, verwijderen.
~
motoruur:
elk der uren dat een (motor)
zeilschip op zijn motor gevaren heeft. Vergelijk
draaiuur.
De term werd wel gebruikt bij kostenberekeningen voor de inbouw van een motor in een zeilend vrachtschip. Ook schijnt de term gebruikt te worden in de reglementen van wedstrijden tussen de huidige binnenvaartzeilschepen.
~
motorvaart:
1> de
scheepvaart met
motorschepen. Zie ook:
vaart.
Term die gebruikt wordt om onderscheid te maken met zeilvaart, duwvaart, sleepvaart e.d.
2> het varen met een motorschip.
Term die in diverse reglementen gehanteerd wordt.
~
motorvaartuig:
1> volgens veel reglementen: een
vaartuig, dat van een mechanische
voortstuwing gebruik maakt, dus ook een
zeilschip dat op de motor vaart en ook stoomschepen of schepen met electrische voortstuwing.
2> in het algemeen: een vaartuig dat voor de
voortstuwing over een verbrandingsmotor kan beschikken, het kan op andere tijden dus ook van spierkracht of van de wind gebruik maken.
~
motorvaarttoeslag:
extra heffing die men diende te betalen wanneer men op bepaalde wateren met een motorvaartuig voer.
Bron: overlevering.
~
motorvaartverbod:
verbod om een bepaald
water met een
motorvaartuig te bevaren.
~
motorvaartvergunning:
vergunning, die men in bepaalde gebieden moet kopen, om daar met een
motorvaartuig te mogen varen.
~
motorvarrie:
een bepaalde Groningse
veerschuit, die men gewoonlijk
Farrie noemt, welke voorzien is van een verbrandingsmotor.
~
motorveeboot:
motorschip die voor het vervoer van vee ingericht is.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In onderhavige gevallen is er geen sprake van een boot, maar van een schip! ( Uitleg.
~
motorveepakschuit:
motorpakschuit die voor het vervoer van vee ingericht is. Misschien bedoelt men een zogenaamde
bekbok.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorveepraam:
veepraam die door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemde gevallen gaat het om een Fries scheepje van 17 meter.
~
motorveer:
1> motorvaartuig dat een veerdienst onderhoudt.
Bron: Algemeen Dagblad 13-01-1956. Via Delpher.nl
2> veerdienst die met een
motorvaartuig onderhouden wordt.
Bron: Algemeen Handelsblad 11-01-1940. Via Delpher.nl
~
motorveerbak:
onbekend type
motorschip waarmee een
veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemd geval gaat het om een scheepje van slechts 13 meter.
~
motorveerboot:
motorschip waarmee een
veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is. In voornoemde gevallen is de term zowel gebruikt voor een open bootje van nog geen negen meter als voor een veerschip van meer dan 100 meter.
~
motorveerdienst:
veerdienst die met een
motorvaartuig onderhouden wordt. Zie ook
motorveer.
Bron: Algemeen Handelsblad 11-01-1940. Via Delpher.nl
~
motorveerpont:
pont, die door een verbrandingsmotor voortgestuwd wordt. Vaak ook
motorpont genoemd.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
Zie ook
motorveer.
~
motorveerpontschip:
motorschip waarmee een
veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorveerschuit:
motorschip waarmee een
veerdienst onderhouden wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorveeschuit:
motorschip of
-schuit waarmee men veevervoert. Mogelijk en
pakschuit, een
Zuid-Hollandse bok of
koeienschouw. Zie ook
motorveepraam,
motorveepakschuit.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorverzekering:
verzekeringspolis, die schade aan de
voortstuwing dekt.
~
motorvisaak:
vissersschip met
bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten. Het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt, maar vermoedelijk gaat het om een Fries type vissersschip.
~
motorvisbun:
vissersschip met
bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Mogelijk een
visafhaler. Vroeger ook geschreven als
motorvischbun.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.
~
motorvisbunschip:
vissersschip met
bun dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Mogelijk een
visafhaler. Vroeger ook geschreven als
motorvischbunschip.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.
~
motorviskotter:
meestal gebruikt als meer algemene aanduiding voor een
motorvissersschip. Voor zover op het
binnenwater actief meestal een
mossel-,
garnalen- of
kokkelvisser e.d. of als schip om vis of schelpdieren te vervoeren. Ook bekend als viskotter.
~
motorvisschip:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als
motorvischschip geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.
~
motorvisschouw:
visschouw, meestal een
zeeschouw, die door een ingebouwde verbrandingsmotor voortbewogen wordt. De scheepjes hadden soms nog wel de mogelijkheid een klein
zeil te voeren.
Bron: Zuiderzecollectie.nl
Zie ook
motorschouw.
~
motorvisschuit:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als
motorvischschuit geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt.
~
motorvissersschip:
vissersvaartuig dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
Ondermeer te vinden in: IJmuider Courant, 22 april 1950.
~
motorvissersvaartuig:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt.
~
motorvissloep:
vissersschip dat door een (verbrandings)motor voortgestuwd wordt. Vroeger als
motorvischsloep geschreven.
De term is te vinden in de liggers van de meetdiensten, maar het is niet duidelijk welk scheepstype er bedoelt wordt. Het betreft meetbrief R9318N van de YE 39 Maria.
~
Motorvlet:
1>
vlet die door middel van een motor voortgestuwd wordt.
Gerelateerde term:
motorsleepvlet.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
2> algemene aanduiding voor
motorvaartuigen voor het transport van producten in het akker- en tuinbouwbedrijf. Zoals bijv. de
Langedijker rondkontmotorschuit. [Links:
Diverse boerenvaartuigen e.d.]
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
~
motorvletschip:
vermoedelijk een
motorvrachtscheepje voor het tuinders bedrijf.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorvrachtboot:
aanduiding uit de
liggers van de
scheepsmeetdiensten waarmee men een
motorvrachtscheepje bedoelt. Ook met regelmaat gebruikt in advertenties in het Weekblad Schuttevaer. De term wordt na 1950 vrij snel verdrongen door
motorvrachtschip.
Voor zover kon worden na gegaan ging het meestal om scheepjes welke in een regelmatige dienst voeren.
Ondanks het gebruik van de term BOOT gaat het hier natuurlijk om SCHEPEN of scheepjes.
~
motorvrachtlichter:
een
vrachtschip voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Wat daar precies bedoelt wordt is niet duidelijk. Het betreft twee vaartuigen bestemd voor de Nederalndse Nieuw Guinee Petroleummaatschappij. Meetbrief R18586N en R18590N.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorvrachtpassagiersschip:
een
vrachtpassagiersschip voortgestuwd door een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorvrachtschip,
m.v.s.:
vrachtschip, waarbij de
voortstuwing door middel van een verbrandingsmotor geschied.
Gerelateerde termen:
motorvrachtboot,
sleepschip,
stoomvrachtschip,
zeilvrachtschip,
enz.
~
motorvuilvisvaartuig:
motorvaartuig dat drijvend vuil verzamelt. Zie verder bij
vuilvisvaartuig.
~
motorvulling:
1> de hoeveelheid lucht of 'gas' gemeten bij 1 atm. druk en een temperatuur van 21 graden, die in de zuigerruimte komt.
2> materiaal dat zich tussen de fundatie en de motorsteunen bevindt. Deze vullingen hebben tot doel er voor te zorgen dat de motorsteunen aan bak- en stuurboord even veel moeten dragen en de gehele motor precies op de juiste hoogte en precies recht voor de uitgaande as moet staan.
Gerelateerde termen:
chockfast orange,
motorvulstuk,
motorvulplaat,
uitlijnen.
~
motorvulplaat:
rechthoekig plaatje van geringe dikte, met van af één der zijdes één of twee gleuven, breed genoeg voor de motorbevestigingsbouten, dat als
motorvulling gebruikt wordt. Men bereikt de gewenste dikte, door meerdere van deze plaatjes om en om onder de motorsteunen te schuiven. Het systeem wordt voornamelijk bij kleine (hulp)motoren toepast.
~
motorvulstuk:
1> massief of nagenoeg massief stuk metaal dat als
motorvulling gebruikt wordt.
2>
van kunststof, ter plekke, gegoten blok dat als motorvulling fungeert. één der eerste producten op dit gebied was Chocking Compound 'Chockfast Orange'.
~
motorwagenveerboot:
in de
liggers van de
meetdiensten gebruikte term waarmee men een door een verbrandingsmotor aangedreven groot
wagenveer, een
veerboot dus, bedoeld.
~
motorwater:
1> het
koelwater dat door de motor stroomt. Zie
motorkoelwater.
2> het
koelwater dat zich (bij stilstaande motor) nog in de motor bevindt.
~
motorwaterdekaak:
vermoedelijk een
motordekschuit als
drinkwaterboot.
Term aangetroffen in de handgeschreven liggers van de meetdiensten.
~
motorwatertankboot:
vermoedelijk wordt hiermee gewoon een
drinkwaterboot bedoeld.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwatertemperatuur:
de temperatuur van het koelwater dat door de motor circuleert. Dus eigenlijk
motorkoelwatertemperatuur.
Zie ook
koelwatertemperatuur.
~
motorwerfsleepboot:
een
motorsleepboot die dienst doet als
werfsleepboot.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwerkboot:
werkboot met eigen
voortstuwing in de vorm van een (verbrandings)motor. Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten.
In een aantal meetbrieven is het nog maar de vraag of er werkelijk sprake is van een BOOT en of het niet een motorwerkSCHIP moet zijn. Uitleg
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
MotorWerke Manheim,
M.W.M.:
Bekende Duitse fabrikant van
scheepsdiesels. Ze produceerden voornamelijk langzaamlopende en in mindere mate matig snellopende motoren. [
Afbeeldingenmenu MWM motoren.]
~
motorwerkplaatsschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten vermoedelijk een
motorscheepje dat als werkplaats voor het verrichten van
scheepsreparaties gebruikt wordt.
~
motorwerkschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten
waarmee een gemotoriseerd
werkschip aangeduid wordt.
~
motorwerkschuit:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee een
motordekschuit in gebruik als
werkschip aangeduid wordt.
~
motorwerkvlet:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee vermoedelijk een, door een aannemingsbedrijf gebruikte,
motorvlet aangeduid wordt.
~
Motorwestlander:
1> type
Westlander (13 tot 22m) met het
achterschip zoals een
Motorscheepje, dus met een naar binnenvallend
hek.
Machinekamer achter het
ruim, soort
salonroefje op het
achterdek, soms voorzien van een doorlopend
dek, i.p.v. een ruim, en dan meestal
Melkschuit genoemd.
2> verwarrende benaming voor een gewone of grote Westlander met motor. Deze kwam vaak in de aanwezige
roef, die dus machinekamer werd, zodat men op het
voordek vaak maar een echte roef plaatste.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
~
motorwestlanderschip:
een gemotoriseerde
Westlander. Vaak een
motorwestlander genoemd.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwinkelschip:
mogelijk een ander woord voor een gemotoriseerde
parlevinker.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonaak:
vaartuig met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Mogelijk gaat het om een visaak.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonaakschip:
vaartuig met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
Bij meetbrief A19327N gaat het vermoedelijk om een visaak; bij meting Ga1367N is dat eveneens wel mogelijk.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonboot:
schip (het kan namelijk geen boot zijn:
uitleg) met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonschip:
schip met verbrandingsmotor ter voortstuwing, dat voor (permanente) bewoning gebruikt wordt. Ook als
woonvaartuig bekend.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoontjalk:
tjalk met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoontjalkschip:
tjalk met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonwerkschip:
werkschip met verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorwoonzeiltjalk:
tjalk met
zeilage en verbrandingsmotor ter voortstuwing, die voor (permanente) bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzandzuiger:
term ondermeer gebruikt in de
liggers van de
meetdiensten waarmee men een
zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzandzuigerschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee men een
zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzandzuigschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten waarmee men een
zandzuiger met verbrandingsmotor mee bedoelt.
De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeeschip,
m.z.s.:
vrachtschip geschikt voor zowel de (beperkte) zee- als de
binnenvaart. Ook bekend als
kruiplijncoaster.
~
motorzeeverkennerstrainingsschip:
Term voorkomend in de
liggers van de
meetdiensten. Beetje wijdlopige benaming voor een clubhuis annex
vakantieschip voor zeeverkenners. Zie ook
zeeverkennerstrainingsschip.
~
motorzeil:
door enkelen gebruikt voor een
hulptuig op een
motorschip dat alleen uit een (vrij groot)
grootzeil bestaat.
~
motorzeilaak:
term die gebruikt wordt voor een
aak die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilaakschip:
term die gebruikt wordt voor een
aak die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilboeieraak:
term die gebruikt wordt voor een
boeieraak die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilbolschip:
term die gebruikt wordt voor een
bolschip die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief A25107N.De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilbotter:
term die gebruikt wordt voor een
botter die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De term is sinds 1917 sporadisch gebruikt. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilklipper:
term die gebruikt wordt voor een
klipper die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief AN653. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilklipperaak:
term die gebruikt wordt voor een
klipperaak die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilklipperschip:
term die gebruikt wordt voor een
klipper die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilpaviljoentjalk:
term die gebruikt wordt voor een
paviljoentjalken die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief AN361. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilschip:
vermoedelijk een als
zeilschip gebouwd schip dat ook over een verbrandingsmotor beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeiltjalk:
term die gebruikt wordt voor de
tjalken die zowel over een complete
zeilage als over een verbrandingsmotor voor de
voortstuwing beschikken.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. De term is sinds 1973 in gebruik. De benoeming van het scheepstype is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilvaartuig:
vermoedelijk een als
zeilschip gebouwd schip dat ook over een verbrandingsmotor beschikt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype, de scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzeilwoonschip:
naar het schijnt bedoelt men hiermee een
aak met motor en
zeilage, die voor permanente bewoning gebruikt wordt.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten. Meetbrief: AN761. De benoeming van het scheepstype/scheepssoort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
De term wordt ondermeer gebruikt in de liggers van de meetdiensten.
~
motorzolderbak:
mogelijk een
beundekschuit met motor.
~
motorzolderbakschip:
mogelijk een
beundekschuit met motor.
~
motorzolderdekschuit:
een
dekschuit met verbrandingsmotor.
~
motorzolderschip:
een
dekschuit met verbrandingsmotor.
~
motorzolderschuit:
een
dekschuit met verbrandingsmotor.
~
motorzolderschuitzandzuiger:
vermoedelijk een
motordekschuit, die tot
zandzuiger verbouwd is.
~
motorzuiger:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzuigerschip:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Mogelijk een
steek- of
sleepzuiger.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzuigschip:
zuiger die gebruik maakt van een verbrandingsmotor. Mogelijk een
steek- of
sleepzuiger.
Term voorkomend in de liggers van de meetdiensten.
De benoeming van het scheepstype/soort is soms sterk afhankelijk van de scheepsmeter en kan daardoor afwijken van hetgeen gebruikelijk is.
~
motorzwaard:
in beperkte kring gebruikt voor een plaatstalen
zijzwaarden zoals die veelvuldig op
steilstevens en
bolschepen voorkwamen. Vaak
kanaalzwaarden genoemd.
~
mots:
wijde schippersbroek. Een
motse.
~
motse:
wijde schippersbroek. Ook
mots genoemd.
~
moustache:
naam die aan de soort
berghouten/
stuiten op de houten Franse en Belgische scheepstypes, zoals de
Walen gegeven wordt. Ook
knevel genoemd.
Het is me niet duidelijk of de term alleen het bovenste, alleen het onderste of beide berghouten, indien het tenminste om een scheepstype dat ze beide heeft gaat, betreft.
~
mousquetonhaak:
meestal vrij kleine haak, waarvan de opening met een schuivende pen afgesloten wordt. Zie verder bij
musketonhaak.
~
m.p.s.:
afkorting voor
motorpassagiersschip.
~
m.s.:
afkorting voor
motorschip.
~
m.slb.:
afkorting voor
motorsleepboot.
~
m.tj.:
afkorting voor
motortjalk.
~
m.t.s.:
afkorting voor
motortankschip.
~
mude:
monding van een rivier. Zie ook
muiden.
~
muide:
monding van een rivier. Zie ook
muiden.
~
muiden:
monding van een rivier. Ook bekend als
meide,
muide en
mude.
~
Muidertrekvaart:
1> rond 1640 aangelegde
trekvaart tussen de vestinggracht van Muiden en de Diemen even ten zuiden van Amsterdam.
De trekvaart ontstond eigenlijk op aandrang van Naarden, dat een makkelijke veilige verbinding met Amsterdam wenste te hebben. Het verbindende deel naar Naarden is de Naardertrekvaart.
2> somtijds gebruikte benaming voor de
Naardertrekvaart.
~
Muider Visschuit:
:
onbekend scheepstype uit de achttiende eeuw. Oorspronkelijk geschreven als
Muyder Visschuyt.
Bron: Groot placaatboek van Utrecht uit 1729. Via Google books. Het zelfde plakaat vermeldt ook een Utrechtse visschuit en een Damloper. Alle drie zijn ze het zelfde jaagloon verschuldigd.
~
muil:
1> de voorkant, dus de opening van een
kuilnet. Ook wel
bek genoemd.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
2> uitholling in de voorzijde van de
roerkop van Vlaamse schepen met een
statie. Zie ook
bakkes.
~
muilband:
1a> stalen band, die met behulp van een bout en moer, strak om een
rondhout geklemd kan worden.
Muilbanden werden ondermeer gebruikt wanneer rondhout, zoals de giek, door overbelasting, dreigde te gaan scheuren. Tegenwoordig gebruikt men dit soort klembanden ook als mastband. Men gebruikt dan vaak de term trekband.
Ook de mastbeugel maakt van dit principe gebruik maar is net als de stagkrans scharnierend uitgevoerd.
b> in het algemeen stalen banden die de verbindingen tussen houten delen moet versterken. Ook
moelband genoemd.
Niet specifiek een binnenvaartterm.
Gerelateerde termen:
veer,
d-stuk,
spanijzer.
2> lijntje tussen de uiteinden van de klauw, van een gaffel, dat de klauw tegen de mast houdt. Zie ook
gaffelrak/paternoster.
~
muis:
1> kleine sjorring, ter borging van voorwerpen. Zie ook
muizing.
2> merkteken op een touw in de vorm van een met touw gemaakte verdikking. Zie ook
muizing.
~
Muizekopje:
bijnaam van de
Maasspits, een Belgisch
vrachtschip.
~
muizeling:
in de
leggers aangebrachte of aanwezige openingen, waardoor het, in het
schip geraakte water, naar het diepste punt kan vloeien. Andere namen voor deze openingen zijn:
waterloopgat,
loggat, lokgat,
spiegat en
vullinggat.
[Afbeelding Muizeling:
midscheeps, staal geklonken (tek) /
in de kim, staal geklonken. ]
Volgens sommige bronnen is loggat een verbastering van logtgat, luchtgat, wat er op zou wijzen dat deze gaten, men spreekt van drie duim groot, ook voor ventilatie moesten dienden. Andere bronnen berichten dat muizelingen gewoonlijk ca. 2 duim breed en 1 duim hoog (ca. 5 x 2,5 cm) waren.
~
muizen:
1> het, met behulp van dun touw, aanbrengen van een borging of merkteken: een zogenaamde
muizing.
2> in de zeevaart ook wel het aanbrengen van de
seizings aan de
kabelaring.
~
muizing:
1> kleine
sjorring, ter borging van voorwerpen, onder nadere gebruikt om te voorkomen dat voorwerpen uit de bek van haak schieten. Soms ook
muis of
bekbindsel genoemd. [
Afbeelding]
2> met dun
touw gemaakte verdikking rond dikker touw. Soms ook
muis genoemd.
~
mul:
veenstrooisel. Ook
mot genoemd.
~
Mülheimer aak:
houten vrachtschip uit Duitsland. Zie bij
Mulmse aak.
~
mullen:
met de motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten. Zie ook
molmen.
Genoemd in: Algemeen Vlaamsch Idioticon, door L.W. Schuermans, Leuven 1865-1870.
~
mulm:
veenstrooisel. Ook
mot genoemd.
~
mulmen:
met de
motkorf langs het schip gaan om de naden te dichten.
Zie verder bij
molmen.
~
mulmmand:
tenen mand gebruikt bij het
molmen. Ook
motkorf genoemd.
~
Mulmsche aak:
houten vrachtschip uit Duitsland. Zie bij
Mulmse aak.
~
Mulmse aak:
1> houten
overnaads gebouwd
vrachtschip verwant aan de
Keen. Volgens sommigen een synoniem voor
Ruhraak, soms meer bepaald een Ruhraak uit Mülheim. Ook bekend als
Mulmsche aak of
Mülheimer aak. De Mulmse aak schijnt geen niet over een
luikenkap of
roef te beschikken.
2> scheepstype; houten vrachtschip. Ook bekend als
Gedekte aak,
Mulmsche aak of
Mülheimer aak. Sterk aan de
slof verwant schip echter voorzien van een
den en
luikenkap. Verder heeft het schip een rechthoekige doorsnede met gladde
zijden. In afwijking van de slof ontbreekt het
roefje, daarentegen zijn
voor- en
achterdek gepotdekseld zodat er meer leefruimte ontstaat. Voorkomende maat 40 x 5,7
G. J. Schutten noemt dit scheepstype een Mulmse aak. Sopers spreekt van een gedekte aak. E. van Konijnenburg beschrijft geen duidelijk verschil tussen Slof en Mulmse aak. Andere bronnen ontbreken nog.
~
multi-cat:
bepaald
scheepsontwerp van Damen Shipyards bestemd om als werkschip afgebouwd en gebruikt te worden.
De ontwikkeling hiervan begon rond 1970. De toevoeging Cat slaat op de toenmalige leverancier van de voortstuwingsmotoren Caterpillar.
Bronnen: Algemeen Dagblad, 16-05-1974. | Verspreide berichten.
~
multifilament:
dunne kunststofvezel waarvan
touw gemaakt wordt.
~
multi-knikspantromp:
knikspantromp waarbij men gebruik maakt van 7 of meer knikken om een enigszins ronde dwarsdoorsnede te bereiken.
De term is afkomstig uit de pleziervaart en wordt in de beroepsvaart weinig gebruikt.
~
munitiehaven:
haven waarin schepen met explosieve stoffen ligplaats kunnen nemen. Ook
kruithaven genoemd.
~
munitieschip:
schip, dat een explosieve
lading vervoert of dat als opslag voor een dergelijke lading gebruikt wordt. Ook
kruitschip genoemd. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen een
munitietransportschip en een
munitieopslagschip.
~
munitieopslagschip:
schip dat voor de opslag van munitie gebruikt wordt, soms een gewoon
vrachtschip of een
lichter, maar er zijn ook speciaal voor dit doel schepen gebouwd. In de regel
munitieschip genoemd.
~
munitietransportschip:
schip dat voor het vervoer van munitie gebruikt wordt; vaak een gewoon
vrachtschip. In de regel
munitieschip genoemd.
~
murk:
driehoekige steen met afgeronde hoeken die als verzwaring voor de
onderreep van een
zegen dient. Ook
zegensteen of slechts steen genoemd.
~
museumhaven:
haven, waarin historisch waardevolle
schepen ligplaats hebben.
~
museumschip:
1> vaartuig in het bezit van een museum. [
Afbeelding]
2> geen strak omlijnd begrip. onder andere
schepen, die ligplaats hebben in een
museumhaven en schepen, die geregistreerd staan als "
Varend Monument®" worden museumschip genoemd.
3> vaartuig waarin een museum of aanverwante instelling gevestigd is.
~
museumstatus:
bepaling van de historische waarde van een schip. De museumstatus kent een aantal categoriën:
A.1. Varend Monument®, Volledig oorspronkelijk van uiterlijk en constructie
A.2. Varend Monument®, Volledig oorspronkelijk van uiterlijk
A.3. Varend Monument®, oorspronkelijk van uiterlijk
B. potentieel Varend Monument®.
C. Historische casco’s.
Bovendien kan aan schepen in restauratie een voorlopige status worden verleend.
Gegevens zoals die rond 2012 gehanteerd werden.
Zie ook
FONV.
~
museumwerf:
geen strak omlijnd begrip. Onderandere worden
werven gevestigd in historische panden, werven waar ook een soort van
scheepvaartmuseum gevestigd is en werven, waar men op de wijze zoals vroeger gebruikelijk was schepen bouwt of repareert, museumwerf genoemd.
~
musketonhaak:
meestal vrij kleine haak, waarvan de opening met een schuivende pen afgesloten wordt. Ook bekend als
mousquetonhaak of
musketon. De haak is meestal voorzien van een wartelend oog. Ze worden veelvuldig voor hondenlijnen gebruikt.
Het komt vrij regelmatig voor dat men het woord karabijnhaak gebruikt, terwijl men een musketonhaak bedoelt! Zowel de karabijn- als musketonhaak worden als zodanig benoemd afgebeeld in de catalogus (ca. 1980) van de fa. P.A. Schreuder.
De term karabijn is ongeveer sinds het midden van de negentiende eeuw (1855) in gebruik. De musketonhaak wordt pas sinds 1925 genoemd. In het Duits verstaat men onder een 'Karabiner' een musketonhaak. Een karabijnhaak noemt men o.a. een Feuerwehrkarabiner of Schnappkarabiner. In Engeland spreekt men respectievelijk van een snap hook en een carabiner.
~
muts:
afdekking, meestal van metaal. Bijvoorbeeld op de naaf van het
stuurrad (van messing meestal), boven op een meerpaal (metaal of kunststof; zie ook
bolderhoedje), als scharnierpunt van een
sluisdeur op de uiteinden van de
achterhar (metaal), enz. .
~
mussenlijn:
stagdraad tussen voor- en achtermast. Zie ook
knikstag:
~
muur:
het
boord in:
OVER DE MUUR - GAAN, VALLEN, GOOIEN
.
~
muurkluis:
in verticale wanden, verzonken aangebrachte, voorziening waaraan een
schip kan vast maken, bestaande uit een hardstenen kluis, waarin een stalen stang, kruis of ring bevestigd is. Ook
muurpot,
haalkom en
sluispot genoemd. [
Afbeelding]
~
muurpot:
in verticale wanden, verzonken aangebrachte, voorziening waaraan een schip kan vast maken, bestaande uit een stalen nis, waarin een stalen stang, kruis,
bolder of ring bevestigd is. Ook
muurkluis,
haalkom en
sluispot genoemd.
~
muziekschip:
1> de schepen Bach, Beethoven, Brahms, Berlioz, Mozart, Schubert en Schumann van de Nederlandse Transport Maatschappij en na 1946 van de Nederlandse Rijnvaart Vereeniging.
2> niet nader verklaarde term in het boek "Binnenvaart in Oorlogstijd". Volgens dat boek zou het gaan om meer dan 262 schepen die in, op Duits kapitaal draaiende, Nederlandse vennootschappen waren ondergebracht.
~
m.v.s.:
afkorting voor
motorvrachtschip.
~
M.W.M.:
Afkorting van
MotorWerke Manheim. Duitse fabrikant van
scheepsdiesels.
[
Afbeeldingenmenu MWM motoren]
~
myriameter:
een afstand van 10.000 meter.
Deze, thans sterk verouderde, maat werd wel gebruikt voor lengtemetingen langs rivieren en kanalen.
~
myriameterpaal:
markering (langs de Rijn) met daarop een getal dat het aantal tientallen kilometers vanaf het begin punt der telling, aangeeft. Ook
myriametersteen genoemd. Later vervangen door de
kilometerraai.
[
Afbeelding]
~
myriametersteen:
markering (langs de Rijn) met daarop een getal dat het aantal tientallen kilometers vanaf het begin punt der telling, aangeeft. Ook
myriameterpaal genoemd. Later vervangen door de
kilometerraai.
[
Afbeelding]
~
myriameterisering:
het afperken van afstanden van 10 km.
~
m.z.s.:
gangbare afkorting voor
motorzeeschip.