Woordenlijst C
~
cabotage:
eigenlijk: het scheepvaartverkeer (over zee) tussen kustplaatsen van hetzelfde land.
Iets ruimer: het scheepvaartverkeer tussen de kustplaatsen van het moederland en overzeese gebiedsdelen.
In de binnenvaart: het vervoer tussen binnenlandse begin- en eind bestemmingen verricht door buitenlandse schepen.
~
cachou:
aftreksel gemaakt door het kernhout van de Acacia catechu uit te koken en daarna het aftreksel in te dampen. Deze soort noemt men Bombay cachou. Bij de Bengaalse cachou gaat men uit van de noten van de Areca catechu. Cachou wordt ook geschreven als
catechou,
katechu en als
katsjoe. De variant met extract van Uncaria Gambier is voornamelijk afkomstig uit India en werd hier
gembier genoemd.
Cachou vormde met
eek of run een belangrijk bestanddeel van
taan. Men kende verschillende merken en kwaliteiten. Deze werden ondermeer
koek,
drijfcachou, en
locomotieve genoemd.
De term wordt soms verward met
caoutchouc.
Sommige bronnen beweren dat cachou 'op het laatst' taan geheel vervangen heeft. Of deze bewering correct is, is mij nog niet bekend.
Cachou is pas sinds 1858 in Nederland in gebruik gekomen. Daarvoor gebruikte men voornamelijk eikenhout extracten.
Bron: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland. | nl.wikipedia.org | en.wikipedia.org. | J. van Beylen Zeilvaart lexicon.
In Frankrijk kent men de stof ondermeer als pastilles voor een frisse adem.
Gerelateerde termen:
bolussen,
caoutchouc,
guttapercha.
tanen.
~
cachouen:
een
visnet met
cachou verduurzamen. Zie ook
tanen. [Links:
Diverse termen inzake het vistuig.]
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
~
cadraay:
verkoper die de schepen langs gaat. Zie ook
kadraai.
~
cadraaijen:
schepen langs gaan om waren te verkopen. Oude schrijfwijze voor
kadraaien.
~
Cage:
zeilend houten vrachtschip. Oude schrijfwijze voor
Kaag.
~
caisson:
(meestal) betonnen constructie, die, opdat het via het vaarwater vervoerd kan worden, waterdicht en daardoor
drijvend wordt gemaakt. Op de plaats van bestemming wordt het caisson, door het openen van inlaten
afgezonken.
Caissons worden meestal gebruikt als dam, soms ook als fundatie voor een brug of iets dergelijks. Een speciale vorm van het caisson is het tunnelsegment. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werden er caissons gebruikt die oorspronkelijk bedoeld waren voor de constructie van landingshavens te Normandië. Dit waren de Beetle, de Intermediate en de Phoenix.
~
calamiteitensteiger:
voor de
binnenvaart bedoelde tijdelijke
ligplaats die door de diverse hulpdiensten kan worden gebruikt om hun taken uit te oefenen.
In veel gevallen is de autosteiger of auto-afzetplaats tevens het op- en afstappunt voor hulpdiensten. In enkele gevallen zijn er enige aanpassingen noodzakelijk geweest.
~
calamiteitenkade:
kade of
oever met dezelfde functie als een
calamiteitensteiger, dus een op- en afstapplaats voor hulpdiensten.
[
Afbeelding verkeerstekens]
~
campagne:
periode waarin een bepaalde actie ondernomen wordt. Zie bijvoorbeeld:
bietencampagne.
NB.: De term voor een verhoogd achterdek, wordt als kampanje geschreven.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org. waar men schrijft: Ontleend aan fr. campagne, oorspr. land, platteland.
~
campagnevaart:
het onder contract vervoeren van seizoen gebonden producten, zoals suikerbieten, pakstro en aardappelen en de eventuele afval producten hiervan. Zie ook
Evenredige Vrachtverdeling.
~
campagneroef:
minder bekende term voor
paviljoenroef. De gebruik(st)er heeft echter de ene
campagne met de andere
kampanje verwisseld. Zie
kampanjeroef.
~
Camaliewandt:
keuken- en eetgerief. Oude schrijfwijze voor
kommaliewant.
Bron: N. Witsen, Aeloude en hedendaegsche Scheepsbouw en Bestier. Editie 1690 op DBNL.
~
Canadier:
stalen motorvrachtschip; bijnaam voor een
Franse motor.
~
Canal-du-Nordschip,
CdN:
maatschip, 52 à 55 x 5,7 x 2,5m ca. 500 ton. Het model is ongeveer gelijk aan dat van de
spits, maar dan wel met een veel scherper
voorschip. Daarom ook
Canal-du-Nordspits genoemd. De moderne Canal-du-nord schepen staan ook bekend als
superspits.
Zelfs onder kenners is men het er niet altijd over eens welke maten nu eigenlijk bij het canal-du-nordschip en welke bij de sambrespits horen.
~
canvas:
eigenlijk zwaar doek gemaakt van hennepvezels (cannabis), later uitgebreid tot
al het
zeildoek van natuurlijke vezels. Ook geschreven als
kanvas en ook wel
kanefas genoemd.
De term 'Kanefas' wordt ondermeer door Nicolaas Witsen gebruikt.
Gerelateerde termen:
kleed,
dekkleed,
gonjekleed.
~
caoutchouc:
sap van de rubberboom (Ficus elastica of Siphonia elastica) mogelijk gebruikt bij de vervaardiging van taan. Ook geschreven als
kaoetsjoek.
Mogelijk verwarren diverse bronnen het met
cachou (ingedikte houtsappen), dat in ieder geval wel voor de bereiding van taan gebruikt wordt.
In gevulkaniseerde toestand beter bekend als rubber. In ruwe vorm meer overeenkomend met latex.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org | Verslag van het Caoutchouc-congres gehouden te Djember op 19, 20 en 21 October 1907, Landsdrukkerij, 1908. via Delpher.nl
Zie ook
guttapercha.
~
carbol:
term die in de binnenvaart veelal gebruikt wordt voor alles wat maar naar koolteer ruikt. In het bijzonder wordt van (afval)water dat door fenolen verontreinigd is, gezegd dat er 'carbol' in zit. Zie ook
Carboleum/carbolineum.
Officiële benaming: fenol of hydroxybenzeen. Vroeger ook carbolzuur genoemd.
Bronnen: Wikipedia, | overlevering.
~
carboleum:
steenkooldestilaat dat geschikt is om hout en touw te conserveren.
Carbolineum is de officiële benaming. Andere benamingen zijn creosootolie, teerolie en
carbol. Het wordt, om het impregnerend vermogen te vergroten, vaak verdund op de markt gebracht. De verdunning die men voor het
tanen gebruikt, noemt men
taancarbolineum.
Bronnen: nl.wikipedia.org, | Terminologie van Riviervissers in Nederland door Dr. Th. H. van Doorn
~
carboleümen:
ter bescherming tegen de
rietworm de
getaande visnetten met
taancarboleum behandelen. In plaats van netten te tanen, werden ze ook wel
gechromeerd.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
~
carbolzalm:
zalm die naar carbol ruikt en smaakt.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
~
carbuur:
Vlaamse term voor een kooktoestel in de vorm van een carbidvergasser.
Ondermeer genoemd in: De Spits, door Waander Devillé. (online masterscriptie)
~
cardan:
een constructie met twee haaks op elkaar staande assen waardoor, in zekere mate, draaiing in alle richtingen mogelijk is. In de
binnenvaart gebruikt voor zaken, die min of meer, 'waterpas' moeten blijven, zoals bijvoorbeeld olielampen. Ook
cardanische ophanging genoemd.
~
cardanring:
aan twee tegen over elkaar liggende punten opgehangen ring, die in combinatie met een daarin opgehangen object zoals een kompas een cardan vormt.
Kompassen beschikken vaak zelf over twee nokken waarmee ze in de cardanring bevestigd kunnen worden. Een compleet cardan, dus met twee ringen, wordt wel gebruikt voor nuiten opgestelde kompassen. Men kan deze dan makkelijk uitnemen en veilig opbergen als men van boord gaat.
~
cardanstuurwerk:
stuurwerk dat gebruik maakt van assen en een haakse overbrenging (vaak het differentieel van een vrachtwagen) naar de
roerkoning.
[
afbeelding]
~
cardanusring:
soort slingervrije ophanging. Zie bij
cardan
~
cardinaalstelsel:
systeem voor het plaatsen van
boeien en
bakens , waarbij de delen van het
vaarwater die NIET bevaarbaar zijn gemarkeerd worden. Ook wel
cardinaalsysteem genoemd. Zie tekst
Betonning en bebakening.
Het cardinaalstelsel maakt in hoofdzaak gebruik van geel-zwarte bakens met topteken. Het topteken geeft aan in welke positie ten opzichte van het 'gevaar' de boei/ton/baken ligt of staat.
~
Caréne-inhoud:
de inhoud van het ondergedompelde deel van het schip; dus de inhoud van het
onderwaterschip op een bepaald moment.
~
cargadoor:
in de
binnenvaart zelden gebruikte term voor
bevrachter.
Volgens de volks etymologie afgeleid van De kar-ga-door. Dat is de man die in de stad bij hoge bruggen klaar stond om tegen betaling, de man achter de kar te helpen om tegen de brug op te komen. De kar-ga-door had voor dat doel een eind touw, voorzien van een haak, die aan de kar geslagen kon worden.
~
cargadoorslichter:
naam die een
lichter gegeven wordt wanneer die lading uit een zeeschip overneemt, terwijl er geen ontvanger is of de ontvanger niet tijdig een passend schip voor belading aanbiedt. Zie ook
kapiteinslichter en
ongewogen lichter.
CARGADOORSLICHTER MET ADMISSIE
: een cargadoorslichter met een lading die nog niet door de douane ingeklaard is.
Bron: Liggen en/of varen en laad-, los- en overligdagen, Mr. W.A.C. van Dam, Uitgeverij D. Brouwer & zn. Rotterdam 1930, via Delpher.nl
~
carldoek:
bepaald soort zeildoek. Zie
karreldoek.
~
carlteer:
uit destillaat van naaldhout gewonnen teerproduct. Zie verder bij
karlteer.
~
carnavalslicht:
3-kleurig
navigatielicht.
Heklicht en beide
boordlichten in 1 lantaarn verenigd.
~
carrelteer:
uit destillaat van naaldhout gewonnen teerproduct. Zie verder bij
karlteer.
~
carterpomp:
pomp waarmee men smeerolie uit het carter van de motor kan pompen.
Daar scheepsdiesels met hun carter zowat op het vlak staan, kan men de olie moeilijk aftappen en zal men dus moeten pompen.
~
cartouche:
dynamietpatroon die men gebruikt om vis massaal te 'verdoven'.
De term 'verdoven' wordt gebruikt in Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland. De omvang van de schade op al het onderwaterleven die deze methode aanricht is echter veel groter dan dat. Het spreekt voor zich dat dit een in Nederland verboden vismethode is. Het schijnt echter in de (zee)visserij elders op de wereld nog steeds gebruik te worden.
~
carweel:
bouwwijze waar bij de planken van de huid met de zijden tegen elkaar aanliggen. Tevens de naam van schepen die zo gebouwd zijn. Oude schrijfwijze voor
karveel. Zie verder aldaar.
~
casco:
een in aanbouw zijnd
schip waarvan al het ijzerwerk, maar ook niet meer dan dat, gereed is of een bestaand
vaartuig wat in een soortgelijke staat verkeert.
TECHNISCH VAARKLAAR CASCO
: casco waarin de voortstuwing en besturing met alles wat daarbij hoort, reeds geplaatst zijn.
~
cascoreglement:
verzekeringsreglement waarin de clausules betreffende het
casco, meestal inclusief spijkervaste
betimmering, opgenomen zijn.
~
cascoverzekering:
een verzekering die de schade aan het schip, spijkervaste betimmering en werktuigen dekt.
~
cat:
1> Verkorting van
Caterpillar; fabrikant van diesel motoren e.d.
2> Verkorting van
catamaran; vaartuig met twee smalle rompen naast elkaar.
~
catamaran,
cat:
vaartuig met twee, meestal smalle, met zekere tussenruimte geplaatste en door een ruim boven het water liggende constructie (dek) verbonden
rompen. In de
binnenvaart zijn er tegenwoordig enkele snelle
veerboten en een enkele
rondvaartboot met een catamaran-achtige romp. De catamaranconstructie werd echter al begin twintigste eeuw toegepast bij het motorveer te Nijmegen. [
Afbeelding,
Afbeelding.]
Verbastering van kattumaram, kantimaroen in verouderd Nederlands, en wat samengebonden boomstammen betekend of van kola maram, een vissersvaartuigje van de Coromandelkust dat uit een aantal met elkaar verbonden boomstammen/kano's bestond. [
Afbeelding.]
Wanneer er geen ruimte tussen beide rompen overgelaten is spreekt men van een
duoromp.
Gerelateerde termen:
éénrompsschip,
meerrompsschip,
duoromp,
swath.
Het begrip twee ligt niet opgesloten in het woord catamaran, ook wat men een trimaran noemt is, in feite, een catamaran.
~
catechou:
aftreksel gemaakt van het kernhout van de Acacia catechu. Oudere schrijfwijze voor
cachou.
~
Caterpillar:
Amerikaanse fabrikant van ondermeer
scheepsdiesels. Vaak afgekort tot
cat.
[Menu:
Afbeeldingen motoren.]
Caterpillar dient uitgesproken te worden als 'ketterpiller'.
~
cattuig:
tuigage met alleen een
grootzeil. Mogelijk een watersportersterm.
~
cavitatie:
verschijnsel dat bij
schroeven optreedt wanneer het water te veel versneld wordt. Hierbij kan het materiaal waarvan de
schroef gemaakt is sterk aangetast worden.
Dit uit zich in een flink aantal kleine putten, die als men er mee door blijft varen spoedig groter en dieper worden.
Cavitatie is in het water zichtbaar in de vorm van bellensporen. [Tekst:
Schroeven, cavitatie.]
~
C.C.R.:
orgaan dat de regelgeving voor de Rijn en aansluitende rivieren regelt. Zie
Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
~
CdN:
niet geheel juiste afkorting voor Canal du Nord waarmee men dan eigen de 'spitsen' met de maat van dat kanaal bedoelt.
Zie verder bij
Canal du Nordschip.
~
CeBoSiNe:
afkorting van
Centale Bond van Scheepsbouwmeesters in Nederland.
~
cel:
verkort vorm van
containercel; een door zware profielen begrensde ruimte waarin een
container geplaatst kan worden.
~
cementbak:
duwbak voor het vervoer van cementpoeder. Zie
cementduwbak.
~
cementduwbak:
duwbak ingericht voor het vervoer van cement. Vaak verkort tot
cementbak.
~
cementoverslagschip:
vaartuig ingericht voor het overslaan van cement. Vaak een
cementpompboot.
Ook
zuigpersschip of
vacuumboot genoemd.
~
cementpompboot:
vaartuig dat met behulp van een vacuümpomp cement verpompt. Ook
vacuümpompboot en
cementzuiger genoemd. [Afbeelding
scheepsportret.]
Zie ook
cementoverslagschip.
~
cementtanker:
vrachtschip (
ketelschip) dat speciaal inricht is voor het vervoer van onverpakt cement. Het
schip beschikt daartoe over
ladingtanks waar los cement in- en uitgepompt (geblazen, gezogen) kan worden.
[
Afbeeldingen]
~
cementvaart:
de
scheepvaart met betrekking tot het vervoer van cement.
Gerelateerde term: de
grijze vloot.
~
cementzak:
linnen zakje gevuld met cement, waarmee men na de eerste keer
teren de nog plakkende teer beklopt, om bij de tweede keer te kunnen zien wat men al wel en nog niet gedaan heeft.
Behalve cement werd ook wel talk en gipspoeder gebruikt. Dat waren dan meestal reststoffen uit een ander productieproces.
~
cementzuiger:
ander woord voor een
cementpompboot.
~
C.E.M.T.:
Afkorting voor
Conférence Européenne des Ministres de Transport, Overeenkomst waarin ondermeer een klasse indeling van vaarwegen vastgelegd is. In het Nederlands bekend als:
Europese Overeenkomst van de Ministers van Vervoer.
Deze klasse indeling is thans (2008) als volgt:
klasse |
standaardschepen |
type |
lengte
(max., m) |
breedte
(max., m) |
diepgang
(max., m) |
tonnage
(ton) |
hoogte
(max., m) |
0 |
Kleine
vaartuigen |
|
|
|
<250 |
|
I |
Spits |
38,5 |
5,05 |
2,2 |
250-400 |
4 |
II |
Kempenaar |
50-55 |
6,6 |
2,5 |
400-650 |
4-5 |
III |
Dortmund-Eemskanaalschip |
67-80 |
8,2 |
2,5 |
650-1000 |
4-5 |
IV |
Rijn-Hernekanaalschip |
80-85 |
9,5 |
2,5 |
1000-1500 |
5-9,1 |
Va |
Groot Rijnschip |
95-110 |
11,4 |
2,8 |
1500-3000 |
5-9,1 |
Vb |
|
|
|
|
|
|
VIa |
|
|
|
|
|
|
VIb |
|
140 |
15 |
3,9 |
|
7-9,1 |
klasse |
Duwstel |
lengte (max. m) |
breedte (max. m) |
diepgang (max. m) |
tonnage (ton) |
hoogte (max. m) |
IV |
85 |
9,5 |
2,5-2,8 |
1250-1450 |
5,25-7 |
Va |
95-110 |
11,4 |
2,5-4,5 |
1500-3000 |
5,25-9,1 |
Vb |
172-185 |
11,4 |
2,5-4,5 |
3200-6000 |
5,25-9,1 |
VIa |
95-110 |
22,8 |
2,5-4,5 |
3200-6000 |
7 - 9,1 |
VIb |
185-195 |
22,8 |
2,5-4,5 |
6400-12000 |
7-9,1 |
VIc |
270-280 |
22,8 |
2,5-4,5 |
9600-18000 |
9,1 |
193-200 |
33-34,2 |
2,5-4,5 |
9600-18000 |
9,1 |
VII |
285 |
33 |
2,5-4,5 |
14500-27000 |
9,1 |
195 |
34,2 |
2,5-4,5 |
14500-27000 |
9,1 |
~
cent:
diagonale lijn in een lijnenplan. Zie verder bij
sent.
~
centenaar,
crs:
oude gewichtsmaat van 100 pond dus (afhankelijk van welk pond) ca. 45,8 kg. Zie ook
tolcentenaar. Na de Franse tijd werd de centenaar 100kg groot. Ook als
centner geschreven.
~
centimeterlijst:
bij de
meetbrief behorende tabel waarin, per centimeter
inzinking de totale
waterverplaatsing van het
vaartuig vermeld is.
Gerelateerde term:
beunbrief.
~
centlijn:
diagonale lijn in een lijnenplan. Zie bij
sent.
~
centner:
gewicht van 100 pond, ca. 45kg. Zie
centenaar.
~
Centraal Baggerbedrijf:
In 1935 opgerichte organisatie die de belangen van
baggeraars behartigde. Zie verder
Vereniging Centrale Baggerbedrijf.
~
Centraal Bureau Rijn- en Binnenvaart,
C.B.R.B.:
de grootste werkgevers- en ondernemersorganisatie in de
binnenvaart in Nederland. De organisatie werd in 1929 opgericht en bestaat heden (2014) nog steeds. [Website:
binnenvaart.nl.]
~
Centraal Informatiepunt Bestrijding IJs,
C.I.B.IJ:
in 1993 door de Koninklijke Schippers Vereniging Schuttevaer opgerichte stichting ter bevordering van de scheepvaart bij ijsgang.
~
centraalsmeerapparaat:
1> door de motor aangedreven smeeroliepompje met daarin een aantal
druppelaars, waarmee een aantal smeerpunten van olie voorzien wordt.
[
Afbeeldingen en uitleg]
Iets afwijkend van constructie en gebruik maar uiterlijk weinig verschillend is het druksmeerapparaat.
2> mechanische inrichting waarmee vet naar schroefaslagers e.d. geperst wordt. Ook bekend als
centraal vetsmeerinrichting. Zie ook
smeerautomaat.
~
centraalsmering:
1>
smeersysteem bij
stoommachines en oude
langzaamlopende scheepsdiesels, waarbij een door de motor aangedreven smeeroliepompje een aantal smeerpunten van olie voorziet. Zie verder bij
centraalsmeerapparaat.
Alhoewel ook de modernere motoren (meestal) vanuit één punt van smeerolie voorzien worden, spreekt men daarbij zelden van centraalsmering. Aangezien bij deze systemen de smeerolie door de motor circuleert, spreekt men meestal van circulatiesmering.
2> handbediend oliepompje met leidingsysteem waarmee de tuimelaars van dieselmotoren opgezette tijden van olie moeten worden voorzien. Slechts op enkele oudere motoren toegepast.
3> mechanische inrichting waarmee vet naar schroefaslagers e.d. geperst wordt. Zie ook
smeerautomaat.
~
centraal-vetsmeerinrichting:
mechanisme dat bepaalde punten van vet kan voorzien. Zie verder bij
smeerautomaat.
~
Centrale Bond van Scheepsbouwmeesters in Nederland,
C.B.S.N.:
belangenorganisatie van werkgevers in de scheepsbouw. Ook de afkorting
CeBoSiNe wordt door deze bond als naamvoering gebruikt.
~
Centrale Commissie voor de Rijnvaart,
C.C.R.:
als voortvloeisel uit de slotbesluit van de
Weener Congresacte uit 1816, opgerichte volkenrechtelijke organisatie met het doel de vaart op de Rijn internationaal te reguleren. Voor dat doel heeft zij een aantal Rijnvaartcommissies benoemt. Gezamenlijk worden deze de
Centrale Rijnvaartcommissie genoemd. [Website:
ccr-zkr.org.]
De commissie heeft tot taak de vrije en veilige vaart op de Rijn te waarborgen. In vervolg daarop werd in 1831 de Acte van Mainz in 1868 gevolgd door de acte van Mannheim opgesteld en ondertekend, waarin uiteindelijk alles, met betrekking tot de Rijnvaart, geregeld wordt.
~
Centrale Rijnvaartcommissie:
orgaan dat de regelgeving voor de Rijnvaart verzorgd. Zie verder bij
C.C.R.
~
certer:
oud Nederlands voor
bouwbestek.
~
Certificaat Maritieme Radiocommunicatie,
marcom:
diploma voor de bediening van radiozend- en ontvangstinstallaties op zeegaande vaartuigen.
Meer op de website: marifoonhalen.nl/marcom-en-marifonie/
~
certificaat van deugdelijkheid:
eertijds de officiële naam van het scheepsdocument dat men verkrijgt na een keuring betreffende deugdelijkheid en uitrusting van het schip, meestal
werfrapport,
scheepsattest of
klopbrief genoemd. Voor zover bekend werd dit certificaat opgevolgd door het
certificaat van onderzoek.
~
certificaat van goedkeuring radarinstallatie:
bij een radarinstallatie behorend document waaruit blijkt dat de installatie volgens de geldende normen werkt en geïnstalleerd is. Een zelfde soort certificaat heeft men nodig bij de, bij de radarinstallatie verplicht gestelde,
bochtaanwijzer.
Bron: Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1995. De installatie schijnt elke vijf jaar opnieuw gekeurd te moeten worden en moet voldoen aan de eisen gesteld in: Reglement Onderzoek schepen op de Rijn.
~
certificaat van onderzoek,
c.v.o.:
scheepsdocument, dat afgegeven wordt wanneer een
schip aan de eisen, welke in het
Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995. gesteld worden, voldoet. Dit reglement vloeide voort uit de
binnenschepenwet. In 2009 is dit certificaat geleidelijk aan vervangen door het
Communautair Binnenvaartcertificaat voor Binnenschepen (CBB).
Zie ook:
Artikel op de nl.wikipedia.org.
Gerelateerde termen:
certificaat van deugdelijkheid,
werfrapport,
scheepsattest,
klopbrief.
~
Comité européen pour l'élaboration de standards dans le domaine de la navigation intérieure,
C.E.S.N.I.:
een commissie die de diverse standaarden voor de binnenvaart opstelt. In het Nederlands
Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart genoemd. [Website:
cesni.eu/nl.]
~
Chaland:
1> Frans woord voor een vrachtschip in het algemeen.
2> soms gebruikt als 'synoniem' voor
Waal/bak.
~
chaloupe:
uit het Frans afkomstige woord dat in het Nederlands gebruikt wordt ter aanduiding van een open
vaartuig dat voornamelijk
geroeid, maar soms ook
gezeild kan worden en meestal bij een groot zeegaand schip behoren. Zoals daar zijn: de
sloep, de grote boot, de giek, e.d.
Vermeld in: Nederlandsche wetgeving op de scheepvaart, door mr J.W.C. van Hasselt 1843.
Reglement voor de haven der stad Amsterdam 1834
~
charter:
synoniem voor
bevrachtingsovereenkomst.
IN CHARTER VAREN
: onder contract, een aantal
reizen voor één en dezelfde
verlader maken.
Bron: Weekblad Schuttevaer, 12-04-1947, 15-07-1939. Via Delpher.nl
~
charteren:
geregeld met betalende passagiers varen.
De term wordt alleen gebruikt voor de schepen uit de chartervaart.
~
charterpartij:
bepaalde vorm van
bevrachtingsovereenkomst ook geschreven als
charter-partij.
Bron: H. Sweys, Neêrland's vloot en reederijen: alphabetisch opgemaakt, Volume 1. Rotterdam 1867. | Weekblad Schuttevaer, 05-11-1921. Via Delpher.nl
~
charterschip:
1> voormalig, thans weer
zeilend,
bedrijfsvaartuig of daarop gelijkende
schip, dat met betalende passagiers vaart. [
Afbeeldingen.]
Zie ook
vakantieschip.
2> een
vrachtschip dat door een verlader ingehuurd is om een lading in meerdere reizen te vervoeren.
~
chartervaart:
1> sinds ca. 1970: het
varen met betalende passagiers op voormalige, thans weer zeilende,
bedrijfsvaartuigen of daarop gelijkende
schepen.
2> het, onder contract, maken van meerdere reizen voor één
verlader. Ook
contractvaart genoemd.
~
Chemgas:
Rederij van binnenvaartgastankers. In augustus 1965 ontstaan als dochtermaatschappij van het samenwerkingsverband tussen Rederij "van Ommeren" en rederij "Vulcaan". Beide rederijen waren al op beperkte schaal actief in het transport van gas, doch Chemgas werd de eerste rederij die zich uitsluitend op het transport van gas toelegde. Inmiddels is Chemgas de belangrijkste, en de toonaangevende gasvervoerder op de West-Europese binnenwateren. Sinds 1985 is Chemgas eveneens actief in de zeevaart, terwijl de dochtermaatschappij CFT Gaz sinds 1991 in het vaargebied van de Rhône werkzaam is. Chemgas is thans (2008) een dochtermaatschappij van Reederei Jaegers. (Meer op de website van
Chemgas)
[
Afbeeldingen]
~
chemietanker:
tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate of RVS tanks soms met verwarming.
~
chemicaliëntanker:
tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate, danwel roestvrijstalen tanks al dan niet met verwarming. Ook
chemietanker genoemd.
~
chemicaliëntankschip:
tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate of RVS tanks soms met verwarming. Gewoonlijk chemicaliëntanker genoemd.
~
Chinese gijp:
gijp waarbij wel de
giek, maar niet de
gaffel,
overkomt.
~
Chockfast Orange:
productnaam. Kunststofhars dat voor
motorvullingen gebruikt kan worden.
~
chocoladebruin:
donkerbruine kleur, die vroeger veelvuldig op schepen toegepast werd.
De kleur werd vaak niet verkregen met behulp van lakverf, maar door blank staal in de lijn- of standolie te zetten. Chocoladebruin werd vaak gecombineerd met havannabruin en rode of oranje biezen.
~
Christelijke Bond van Ondernemers in de Binnenvaart,
C.B.O.B.:
belangenbehartigingsorganisatie voor particuliere binnenvaartschippers (en kleine rederijen). Van 1919 tot 1969 de
Nederlandsche Protestantsch-Christelijke Schippersbond (N.P.C.S.B.) geheten.
~
chromeren:
visnetten met een bichromaat-oplossing behandelen om ze voor bederf te behoeden. Chromeren kan wel bij
getaande maar niet bij met
carboleum behandelde visnetten.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland. Verder geen vermeldingen bekend.
~
cilinder:
tonvormig
dagteken. Ook geschreven als
cylinder. Zie bij
sleepton.
~
cilinderolie:
olie, die gebruikt wordt om de smeerpunten van een stoomcilinder te smeren. De olie werd echter ook wel gebruikt om het vlak van stalen schepen te conserveren.
Cylinderolie is de verouderde schrijfwijze.
Bron: Over emulsies; Johan Leonard van der Minne, Paris,1928, via Delpher en Scheepsoliemotoren door H.W. van Tijen, Kluwer,1925. eveneens via Delpher.
~
circulatiesmering:
smeersysteem waarbij de smeerolie (onder druk) door het motorblok circuleert, daarom ook wel
druksmering genoemd.
~
circus van Assmanhausen:
het circus van Assmanhausen was de bijnaam voor de grote hoeveelheid paarden en jagers en al hun activiteiten, die in vroeger dagen verband hielden met de schepen die door het Binger Loch getrokken moesten worden.
~
citroen:
rond
dekglas met stervormig prisma.
Afbeeldingen.
Voornamelijk in de zuidelijke streken en Vlaanderen in gebruik. Bron: De Spits, door Waander Devillé. Mogelijk gaat het om een afkorting van het woord citroenpers waarmee het glas enige gelijkenis vertoont. De afbeelding is ontleend aan de website 'Toplicht Gmbh' Schiffsausrüstung, Hamburg waar men het in het Duits 'Zitrone' en in het Engels 'melon' noemt. Mogelijk vanwege de vormgelijkenis aan de buitenzijde. Kijkt men van af de kant waar het licht invalt, dan ziet het er heel anders uit; zie hier.
~
classificatiebureau:
bedrijf of instelling, dat toezicht houdt op de bouw en/of constructie van
schepen, die aan bepaalde normen dienen te voldoen. Soms geschreven als 'klassificatiebureau'.
Classificatiebureaus bestaan reeds sinds 1875.
~
classificeerbedrijf:
bedrijf dat zich op het schoonmaken van
ruimen,
bunkers,
ladingtanks e.d. heeft toegelegd. Vaak ook classificeerdersbedrijf genoemd.
~
classificeerder:
1> iemand die
ruimen,
bunkers,
ladingtanks e.d. van
schepen schoonmaakt. Een enkele maal ook geschreven als 'klassificeerder'.
In deze zin wordt het woord sinds 1920, mogelijk ook eerder, gebruikt. De oorsprong van dit woord ligt waarschijnlijk in het feit dat schepen en ook de ladingtanks op last van het classificatiebureau met enige regelmaat in- en uitwendig gekeurd moeten worden. Schip en tanks dienen schoon en droog ter keuring aangeboden te worden. Was dit laatste op gewone vrachtschepen nog wel door de bemanning op te brengen, bij tankschepen kwam men daarvoor vaak mankracht en geschikt gereedschap te kort. Clasificeerbedrijven vulden dit hiaat op.
2> ongebruikelijke term voor iemand die voor een
classificatiebureau werkt.
Pas op het eind van de twintigste wordt de term in deze betekenis gebruikt.
~
classificeerdersbedrijf:
bedrijf dat zich op het schoonmaken van
ruimen,
bunkers,
ladingtanks e.d. heeft toegelegd. Vaak ook classificeerbedrijf genoemd.
~
classificeren:
het reinigen van
ruimen,
bunkers,
ladingtanks.
Dit heeft meestal betrekking op tankers die zware oliën, teerproducten, vetten, e.d. vervoerd hebben. Vroeger werd, in de binnenvaart, dit werk vaak door de eigen bemanning gedaan. Nu de schepen veel groter en de bemanningen kleiner geworden zijn, worden hiervoor extra krachten in gehuurd.
~
clinket:
deurtje waarmee water in of uit een sluis gelaten kan worden. Zie verder
rinket.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.
~
clinometer:
1> mechanisch instrument waarmee de zijwaartse helling, de
slagzij, van een
schip gemeten wordt. Ook
hellingmeter genoemd.
Bron o.a.: Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden. nr 915. 16-12-1994. Wijziging Binnenschepenbesluit.
2> electronisch instrument waarop zowel de
langs- als de
dwarsligging aangegeven wordt. [
Afbeelding] Zie ook
ladingmeter.
~
coaster:
schip geschikt voor de vaart buiten de
binnenwateren. Ook wel
kuster,
kustvaarder,
buitenvaarder of
kumo genoemd.
Vroeger: voornamelijk bestemd voor de vaart op de Noord- en Oostzee of relatief dicht langs de kust. Tegenwoordig lijkt het vaargebied soms bijna onbeperkt. Zie ook:
Rijn-zeeschip,
motorkustvaartuig
en
kruiplijncoaster.
~
coastersteven:
iets vooroverhellende, vrij scherpe,
steven, die, naar boven toe, met een toenemende straal, afgerond is. [
Afbeelding]
~
coasterverf:
soort verf op basis van
teer.
~
coating:
(meestal vrij dikke) beschermlaag.
Niet specifiek een term uit de scheepvaart.
~
cobratros:
zware
tros/
kabel, die deels uit manilla en deels uit
staaldraad bestaat.
In tegenstelling tot herculestouw ligt het staaldraad bij cobratros veelvuldig aan de oppervlakte, waardoor het manilla minder last van slijtage heeft. Ook is het aandeel staaldraad groter.
~
cofferdam:
Engels voor
kofferdam, zelden in deze vorm in het Nederlands gebruikt.
~
Coffy:
onbekend vaartuig van rond 1700.
Het bestaan van dit scheepje wordt gebaseerd op één enkele vermelding in een plaatselijk archiefstuk. Zie Haalmeijer en Vuik.
~
Coghe:
oude schrijfwijze van
Kogge.
~
cognessement:
foutieve schrijfwijze van
cognossement.
~
cognossement:
min of meer verouderde term voor
vrachtbrief. Ook geschreven als:
connessement,
cognessement en als
connossement.
~
cognossementvoorwaarden:
de voorwaarden die in de
vrachtbrief overeengekomen zijn.
~
cokeskrabber:
stalen staaf met dwars geplaatste plaat, waarmee men cokes
tremt.
~
combinatievaren:
bij gebrek aan voldoende personeel met twee vissers/schippers afwisselend samen op elkaars schip varen. Ook gewoon
combineren genoemd.
Soms ook in de vrachtvaart toegepast, wat vooral ook ten tijde van de evenredige vrachtverdeling, gunstig kon uitpakken.
~
Comité européen pour l'élaboration de standards dans le domaine de la navigation intérieure,:
zoals de naam al zegt: een commissie die de diverse standaarden voor de binnenvaart opstelt. [Website:
cesni.eu/nl.]
~
Comitee Oorlogsschade Binnenvaart 1940:
op 1 juli 1940 door de
N.P.R.C, de
N.P.B.C. en de N.P.S.C. opgericht comitée dat de
berging van de schepen en de schadeloosstellingen regelt. Het comitée behandelt uitsluitend oorlogsschade opgelopen tussen 10 en 15 mei 1940. Het comitée wordt op 1 maart 1944 opgeheven.
~
commaliewand:
keuken en eetgerei. oude schrijfwijze voor
kommaliewant.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.
~
commaliewant:
keuken en eetgerei. oude schrijfwijze voor
kommaliewant.
Bron: Historische woordenboeken op gtb.ivdnt.org.
~
commandobrug:
vooral in de begin periode van de stoomvaart gebezigde term voor wat later de
brug of de
stuurstand genoemd wordt. Ook geschreven als
kommandobrug.
Bij de oude raderstoomschepen was, omwille van het uitzicht voor de gezagvoerder/kapitein, tussen de twee raderkasten een 'brug' gebouwd. Van hieraf schreeuwde hij zijn bevelen naar de beneden hem liggende machinekamer en naar de op het achterdek staande roerganger. Pas bij het verder voortschrijden van de techniek verhuisde de stuurinrichting naar de brug en kreeg men betere communicatie mogelijkheden met de machinekamer en was ook de plaats van waar het schip bestuurd werd minder gebonden. Na eerst niet meer dan een gespannen zeiltje ter beschutting gehad te hebben, kreeg men langzamerhand ook een steeds degelijker schuilplaats in de vorm van een stuurhut.
~
commies:
ander woord voor
commissaris. Meestal degene bij een beurtdienst die voor de administratie en het toezicht verantwoordelijk is.
~
commiezenhuisje:
gebouwtje van een
beurtveer waar de
commissaris zetelt. Ook
kommiezenhuisje,
commissarishuisje of walhuisje genoemd.
Zie ook
schippersstal.
~
commissaris:
bij het
beurtveer: degene die alle
walzaken regelt. Naar het schijnt ook wel commies/kommies en
aantekenaar genoemd. Hij werd bijgestaan en somtijds vervangen door de
bestelmeester.
De commissaris of aantekenaar behoorde tot de, door de (plaatselijke) overheden aangestelde, overlieden, die de goederen, personen en de post administreerde. Ook hielden zij toezicht op de toestand en uitrusting van de schepen en het gedrag van de schipper.
In latere jaren wordt de administratie echter meer door de beurtdiensten zelf gedaan en houden de plaatselijke overheden alleen nog toezicht.
~
commissarishuisje:
gebouwtje waar de administratie van een
beurtveer zetelt. Zie
commiezenhuisje.
~
commissie:
geld dat men dient te betalen bij bemiddeling door een
scheepsbevrachter.
Bron: Weekblad Schuttevaer 20-01-1923
~
Commissie Beheer Vaartuigen:
door de staat ingesteld orgaan dat in de jaren na de tweede wereldoorlog de vaartuigen zonder aantoonbare eigenaar beheerde. Dit waren niet alleen de vaartuigen waarvan de rechtmatige eigenaren nog niet achterhaald waren, maar ook de vaartuigen van eigenaren die vanwege hun oorlogsverleden uit hun rechten gezet waren.
Informatie nog verre van volledig.
~
Commissie Binnenbeurtvaart:
bestuurlijke eenheid die tijdens de bezettingsjaren het
Nederlandsch BinnenvaartBureau bij het departement van waterstaat vertegenwoordigde.
~
Commissie Binnenscheepvaart:
voor zover bekend: in verband met de meningsverschillen tussen
verladers en
vervoerders over het functioneren van de
evenredige vrachtverdeling door de overheid ingestelde commissie.
~
Commissie Binnenvaart Rampenwet:
in 1931 opgerichte onderzoekscommissie met strafrechtelijke functie inzake ongevallen in de
binnenvaart. Min of meer een afsplitsing van de
Raad voor de Scheepvaart. Bij het instellen van de Raad voor de Transportveiligheid in 2005 werd de Commissie Binnenvaart Rampenwet opgeheven.
Bronnen: Uitspraken van den Raad voor de Scheepvaart en uitspraken in beroep van den voorzitter van dien raad 11-03-1949, via Delpher.nl; Verslag (28 634) Tweede Kamer der Staten-Generaal 2002-2003, Instelling van een Onderzoeksraad voor
veiligheid; Wikipedia: Raad voor de Transportveiligheid.
~
commissiekoper:
iemand die in opdracht van de overheid of een verzameling handelaren vis (of andere waren?) opkoopt om deze op eerlijke wijze te kunnen distribueren. Ondermeer van toepassing geweest op
Zuiderzeevis ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.
Ondermeer genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl
Het is me niet bekend er ook op andere terreinen commissiekopers actief waren of niet.
~
Commissie Vergunningen Goederenvervoer,
CVG:
van 1954-1959 onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ondermeer belast met zaken omtrent de
evenredige vrachtverdeling. Vanaf 1959
Commissie Vervoervergunningen geheten.
~
Commissie Vervoervergunningen,
CVV;
van 1959-1992 onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ondermeer belast met zaken omtrent de
evenredige vrachtverdeling. Daarvoor
Commissie Vergunningen Goederenvervoer geheten.
~
Commissie voor de vaart op de Rijn:
plaatselijk ingestelde commissie, die toezicht houdt op de naleving van de verdragen en reglementen inzake de Rijnhandel. In feite het college van commissarissen over de vaart op de Rijn. Dit instituut bestond reeds in 1790.
Bron: Inventaris van het Archief van de Commissarissen over de Vaart op den Rijn, Stadsarchief, Amsterdam.
Zie ook
Acte van Maintz.
~
Commissie voor Nederlandse Binnenschepen in België:
in Antwerpen gevestigde commissie die in de jaren na de tweede wereldoorlog voor de opsporing en administratie van in België aanwezige Nederlandse schepen zorgde. Zij werkten samen of onder de
Marine Commissie Teruggave Vaartuigen.
~
Commissie voor Nederlandse Binnenschepen in Frankrijk:
in Parijs gevestigde commissie die in de jaren na de tweede wereldoorlog voor de opsporing en administratie van in Frankrijk aanwezige Nederlandse schepen zorgde. Zij werkten samen of onder de
Marine Commissie Teruggave Vaartuigen.
~
commissionair:
ten tijde van de
evenredige vrachtverdeling een persoon die op provisiebasis trachtte de
bevrachting soepel en snel te laten verlopen. Vaak
runner of soms ook
beurspooier genoemd.
De runner kon bijvoorbeeld de schipper op de beurs vervangen. De schipper had dan meer tijd voor het onderhoud van het schip en hoefde minder heen en weer te reizen. Ook schenen ze een zeker aandeel in wat buiten de schippersbeurs om verhandeld werd te hebben.
Bronnen: kustvaartforum.com, 'Kapitale ossen. De internationale handel in slachtvee in Noordwest-Europa' proefschrift UvA door W.M. Gijsbers 1999.
~
Communautair Binnenvaartcertificaat voor Binnenschepen,
C.B.B.:
variant op het "
Certificaat van Onderzoek". Het certificaat heeft betrekking op bouw, inrichting en veiligheid aan boord van beroepsvaartuigen en grote pleziervaartuigen in de Binnenvaart.
Bij het CvO vielen bepaalde categorieën van vaartuigen buiten de verplichting daarin gesteld. Sinds 2019 moeten bepaalde, eerder vrijgestelde, schepen, waaronder alle werkschepen ongeacht hun waterverplaatsing of afmetingen, aan de vergelijkbare eisen als gesteld in het CvO voldoen.
Bron: Binnenvaartkrant 4 september 2019, register-holland.nl, e.d.
~
communicatievaartuig:
vaartuig waar vanuit men andere schepen regisseert en dirigeert. Ondermeer in gebruik door de
roeiploegen voor de coördinatie tussen de
roeiersvletten.
~
compact:
1> vereniging van
beurtschippers, later ook van
wildevaartschippers.
Compacten ontstonden voornamelijk na het wegvallen van de gilden (1798-1820). Ze vormden belangenverenigingen van schippers en daarmee overlegpartners voor de overheden. Vaak ook vormden ze samenwerkingsverbanden voor sociale belangen, onder andere vormden ze onderlinge verzekeringen tegen bedrijfs- en persoonlijke risico's.
Bron onder andere: Hendrik A. Hachmer, Voor en tegen de wind.
2> soms gebruikt als synoniem voor een
onderlinge verzekeringsmaatschappij.
~
compactjet:
(productnaam?) soort
boegschroefsysteem, waarbij de schroef als een soort pomp werkt en in- en uitlaat in dezelfde draaibare behuizing ondergebracht zijn.
~
compagniejacht:
snel zeilvaartuig dat door 'rederijen' als de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie gebruikt werd. Zie ook
transportjacht.
~
compartiment:
1> een ruimte of gescheiden gedeelte in het schip. Soms gebruikt voor de
vullings., de ruimte tussen de leggers en spanten.
2> meestal kleine, (waterdicht) afgesloten, ruimte.
~
compenseren:
met behulp van kleine magneetjes en stukken weekijzer afwijkingen, die een
kompas o.a. door magnetische stoorvelden van het
schip krijgt en die men
deviatie noemt, zo ver als mogelijk is, neutraliseren.
~
composietschip:
(vracht)schip gebouwd van met vezels versterkt kunststof.
~
composietspijker:
messing spijker met grote kop en korte steel. Vaak gebruikt om koperplaten die onder de
waterlijn aangebracht moesten worden, vast te zetten en dan ook
huidnagel genoemd. Verder werden deze nagels ook gebruikt als
wormnagel. Soms geschreven als
compositiespijker.
Volgens sommige bronnen zou de spijker bestaan hebben uit roodkoper waarbij dan de kop bekleed zou zijn met een ander materiaal. Dit moet echter onaannemelijk worden geacht en is de kop bekleed met koper en de nagel eventueel van een harder materiaal.
~
compositiebouw:
bouwwijze, waarbij verschillende materialen (meestal hout en ijzer of staal) worden gebruikt om een
romp te construeren en waarbij beide materialen een wezenlijke bijdrage aan de sterkte en/of drijvend vermogen van het vaartuig leveren.
Al eeuwen lang werden er metalen verbindingsmiddelen (nagels en strippen), scharnierverbindingen en beschermingsijzers (schenen, slijtstrippen) gebruikt. Pas sinds circa 1816 worden wezenlijke delen van de constructie, bijvoorbeeld knieën, door metaal vervangen. Echter al spoedig nam het gebruik van staal hand over hand toe. Dit geldt vrijwel uitsluitend voor de zeescheepvaart. In de binnenvaart heeft de compositiebouw van hout en ijzer of staal geen grote rol gespeeld.
~
compressiekraan:
kraan in een verbinding tussen de cilinder van een motor en de buitenlicht. Zie
decompressieventiel.
~
compressor:
apparaat waarmee lucht samengeperst wordt.
a> gedeelte van een turbo, dat de verbrandingslucht van de motor onder druk brengt. Ook
luchtcompressor of uitlaatgascompressor genoemd.
b> luchtpomp die o.a. op twee-takt
scheepsdiesels gebruikt wordt en die eveneens de verbrandingslucht onder druk brengt. Meestal de
spoelpomp genoemd.
c>
door de hoofd- of hulpmotor aangedreven luchtpomp die de
startlucht verzorgt en die soms tevens de lucht voor pneumatisch gereedschap, zoals de
naaldenbikhamer levert. Veelal
luchtcompressor genoemd.
d> electrisch aangedreven luchtpomp, die bijv. de lucht voor de
scheepshoorn
levert. Ook
luchtcompressor genoemd.
~
compressormotor:
type motor die gebruik maakt van luchtdruk om brandstof in te spuiten. Zie bij
inblaasmotor.
~
compressorset,
samenbouw van een
luchtcompressor en een (verbrandings)motor. Eigenlijk een
luchtaggregaat. [
Afbeeldingen]
De term luchtaggregaat werd/wordt soms voor de grotere eenheden gebruikt.
Veel van deze sets werden vroeger gebruikt voor de verzorging van startlucht. Later werden ze voor het gebruik van pneumatisch gereedschap van belang. Aan boord van werkvaartuigen en bokken voorzien zij ook in duiklucht.
~
condensor:
constructie, soort
warmtewisselaar, waarin men gebruikt stoom tot water afkoelt.
~
condensator:
onderdeel van de
gaskoeler waarmee men het vocht uit het gas verwijdert, door het langs een gekoeld oppervlak te geleiden.
~
conducteur:
persoon aan boord belast met de zorg voor het op- en afstappen der reizigers en voor het innen der vrachtgelden of het controleren der plaatsbewijzen.
Genoemd in Staatsblad nr 46 1846 inzake de Rijnvaart en in Weekblad van het regt.....jrg 38, 1876, no 3960, 06-04-1876.
~
conferentieschip:
vaartuig ingericht of verbouwd om vergaderingen aan boord te houden.
~
Conflanshoorn:
bekende koperen luchtdruk
scheepshoorn van Oliver Cons te Conflans-St-Honorine.
~
connesement:
foutieve schrijfwijze van
cognossement.
~
connessement,
overeenkomst waaronder vracht vervoerd wordt. Zie
cognossement.
~
connossement:
overeenkomst waaronder vracht vervoerd wordt. Moderne schrijfwijze. Zie
cognossement.
~
consent:
vergunning waarover
beroepsvissers vroeger dienden te beschikken.
Het betreft hier een vergunning of eigenlijk meer een registratie van schepen die in de zee- en kustvisserij, dus op zoutwater, actief waren.
~
consentloodje:
metalen plaatje als bewijs dat men bevoegd is om bij nacht de
haven te betreden. Zie ook
scheepvaartpenning.
Bron: Reglement op het leggen, uit- en invaren van Schepen in de Haven van Harlingen, 1843. Via Google books.
~
consentnummer:
meer officiële benaming voor
visserijteken.
Het woord heeft eigenlijk alleen betrekking op het cijfermatige deel van het kenteken.
In de binnenvaart werd deze term weinig gebruikt.
~
console:
hangende knie die een sterk uitstekend
scheepsdeel steunt.
De term wordt wel gebruikt voor die knieën die uitstekende dekken of gangboorden steunen.
~
consumptiegarnaal:
garnaal voor de levensmiddellenindustrie. Zie ook
pellerijgarnaal.
~
contactvaartuig:
vaartuig van de stichting Algemeen Nederlandsch Comité "Onze Marine" met de naam 'Vander Steng' dat het zeewezen bij het Nederlandse volk onder de aandacht moet brengen.
Term uit
Maritiem Digitaal voor wat in de
liggers van de
meetdiensten een
propagandavaartuig genoemd wordt.
Bron begripsverklaring: Amstelodamum; orgaan van het Genootschap Amstelodamum, jrg 35, 1948. via Delpher.nl en aldaar reclameschip genoemd.
~
container:
1> Engels woord voor elk vormvast voorwerp waarin iets verpakt kan worden. (Dus ook een fles of een doos.)
2>
meestal:
een gestandaardiseerde, rechthoekige, stalen, constructie, meestal geheel gesloten en aan de kleinste zijde van een dubbele deur voorzien. Containers worden voornamelijk voor het vervoer
stukgoederen gebruikt.
Zie verder bij
containerschip.
Voorkomende standaardmaten:
20 voet (6m) container: l: 5898 mm, b: 2350 mm, h: 2590 mm; totaalgewicht: 30.480 kg, lediggewicht: 2.230 kg, laadvermogen: 28.250 kg max. inhoud: 30,1 m
3.
40 voet (12m) container: l: 12032 mm, b: 2350 mm, h: 2590 mm; totaal gewicht 30.480 kg, lediggewicht: 3.740 kg, laadvermogen: 26.740 kg max., inhoud: 67,6 m
3.
40 voet hoog: l: 12032 mm, b: 2350 mm, h: 2895 mm; totaalgewicht: 30.480 kg, lediggewicht: 3.940 kg, laadvermogen: 26.540 kg max., inhoud: 76,2 m
3.
SSC,
Short Sea Container: l: 13506 mm, b: 2350 mm, h: 2590/2895 mm.
Gerelateerde termen:
TEU,
koelcontainer,
laadkist,
plusbak,
reefer,
stekker,
strippen,
stuffen,
tankcontainer,
enz..
~
containerbak:
duwbak voor het vervoer van containers. Zie ook
containerduwbak.
~
containercel:
in het ruim geplaatste stalen constructie waartussen precies één (40 voet) container past. Ook cel of
gesloten cel genoemd. Zie ook
containergeleider.
O.a. aangetroffen in: Scheepvaartkrant december 2007 en Schip en Werf, de Zee. 1996-10.
Containercellen bemoeilijken het laden, maar men hoeft niet alle containers stuk voor stuk apart met stekkers vast te zetten. Wat weer als voordeel heeft dat er geen personen in de buurt van bewegende hijslasten hoeven te komen. Het gebruik van containercellen heeft in de binnenvaart echter geen grote vlucht genomen.
~
containerduwbak,
duwbak voor het transport van
containers. Soms ingekort tot
containerbak.
~
containerduwschip:
sinds circa 2007 in gebruik zijnde term voor een
duwschip gebouwd voor het vervoer van
containers.
Ondermeer gevonden in https://onlinekrant.binnenvaartkrant.nl/2007-18/59378571/12 .
~
containerfeeder:
containerschip, dat binnen een klein gebied containers van de ene naar de andere
containerterminal vervoert.
Bron: D. Henken (Medewerker Dubbelman Containertransporten).
~
containergeleider:
1> stalen constructie, meestal alleen aan de achterzijde van het ruim, die moet voorkomen dat de container, in zijn vlucht, andere delen van het schip (zoals de stuurhut) beschadigt.
2> constructie waarmee de
containercellen gevormd worden.
Bron: Schip en Werf, de Zee 2000-1.
~
containerkraanschip:
containerschip uitgerust met een flinke hijskraan, waarmee het mogelijk is het
schip te
laden en te
lossen.
~
containernummer:
combinatie van 4 letters en 9 cijfers, welke voor iedere container uniek is.
~
containeroverslag:
het overbrengen van containers van het ene schip naar een ander schip of naar een opslag of transportmiddel op de wal of omgekeerd.
Overslag heeft niet alleen tussen zeeschepen en binnenvaartschepen, maar ook tussen deze schepen onderling plaats.
Zie ook
containerterminal.
~
containeroverslaghaven:
haven met een belangrijke
containerterminal.
~
containeroverslagplaats:
goed Nederlands voor
containerterminal.
~
containerrederij:
rederij die uitsluitend met
containerschepen vaart.
~
containerschip:
1> een
schip dat voor het vervoer van containers gebouwd is. Meestal is dat een
motorcontainerschip, een
mcs. In binnenvaartkringen vaak ook
dozenvaarder genoemd. [
Afbeeldingen.]
De laadcapaciteit van een container schip wordt uit gedrukt in het aantal 'standaardcontainers'/TEU dat vervoert kan worden. De afmeting en vorm van het ruim bepalen of het ruim efficiënt gevuld kan worden. Vooral de breedte is van grote invloed. Vandaar dat containerschepen vaak bepaalde maten hebben. Veel voorkomende breedtes zijn circa 11,5 en circa 14,2 meter ofwel 4 en 5 containers breed. De motorschepen hebben vaak lengtes van rond de 90, 110 of 135 meter. Dat is goed voor resp. 12, 14 en 16 standaardcontainers van 20 voet achter elkaar. Gevaren wordt er vaak met 3 of 4 lagen. Tegenwoordig hanteert men wel de regel dat men maximaal net zoveel lagen hoog, als breed laadt. Bij 5 of zelfs zes lagen gebruikt men de bovenste lagen voornamelijk voor lege containers of containers met een lichte lading.
Een containerschip van ca. 90x11,5m vervoert in vier lagen ca. 192 TEU, eentje van 135x14,2m komt op 320 TEU.
Kleine containerschepen laden meestal maar drie lagen en maar drie of zelfs twee breed.
- De term motorcontainerschip wordt zelden gebruikt, terwijl de term dozenvaarder een bijnaam is die men voornamelijk in de kringen van de containervaart zelf hoort.
2> schip dat
containers vervoert.
Containerschepen, zoals hiervoor genoemd, kunnen ook andere ladingen vervoeren, net zo goed als droge-ladingschepen containers kunnen vervoeren. Containerschepen beschikken in het algemeen niet over een ruimafdekking.
Wanneer containerschepen 'gewone lading' vervoeren dan zijn, net zoals bij de overig vrachtschepen, ruiminhoud en laadvermogen belangrijke maten. Vervoert men containers, dan gaat het om laadcapaciteit.
~
containerspanner:
soort zware
spanschroef die met behulp ratelhefboom gespannen kan worden. Vaak tweezijdig voorzien van een (ketting)
inkorthaak.
~
containerstekker:
op de hoekpunten aan te brengen metalen constructie, waarmee op elkaar geplaatste containers aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Kortweg vaak
stekker genoemd.
Door het gebruik van stekkers ontstaat een stabielere stapel. De term is afgeleid van to stack: stapelen.
Bron afbeelding: Wikimedia Commons, Containerverriegelung, Kassander der Minoer GFDL-BY-SA
~
containerstuwadoor:
iemand die de bevrachting van containerschepen over de beschikbare scheepsruimte en hun bestemmingen verdeeld. Ook
scheepsplanner genoemd.
Uit Nieuws en Transport van 27 september 2019. Via www.nt.nl
~
containerstuurhuis:
in verticale positie verstelbare stuurhut. Dus ook
containerstuurhut genoemd. Zie verder bij
hefstuurhut /
hefstuurhuis.
~
containerstuwprogramma:
computerprogramma waarmee men een
stuwplan-
laadplan voor een
containerschip gegenereerd wordt. Hierbij wordt ondermeer rekening gehouden met het gewicht van de container en de aard van de inhoud (gevaarlijke stoffen bijv.); met het moment waarop de container aan boord komt en van boord gaat en met de
stabiliteit,
ligging,
diepgang en
hoogte van het schip. Zie ook
scheepsplanner en
containerstuwadoor.
~
containerterminal:
overslag-, laad-, los- en vaak ook opslagplaats voor
containers. In het Nederlands een
containeroverslagplaats genoemd. [
Afbeelding]
~
containervaart:
de
scheepvaart betreffende het vervoer van
containers.
~
conterhamer:
houten vulstuk achter het zwaard. Zie verder bij
korthamer.
~
continuvaart:
volgens het
vaartijdenbesluit: de vaart gedurende 20, of meer uren, per dag.
VOL-CONTINUVAART
: de vaart gedurende 24 uur per dag.
SEMI-CONTINUVAART
: de vaart gedurende maximaal 20 uur per dag.
VERKORTE SEMI-CONTINUVAART
: de vaart gedurende maximaal
18 uur per dag.
DAGVAART
: de vaart gedurende hooguit 16 uur per dag.
Dagvaart hoeft niet overdag plaats te vinden, maar dagvaart mag niet eerder dan 8 uur na de laatste vaart aanvangen en niet langer dan 16 uur duren.
Zie ook:
exploitatiewijze binnenvaart.
~
contractvaart:
het, onder contract, doen van meerdere
reizen voor één
verlader. Ook bekend als
chartervaart en als
relatievaart.
~
contraknijp:
hefboom die bij het buigen van houten gangen gebruikt wordt. Zie verder bij
knijp.
~
contrarondtorn:
een
slag, in
touw, slang,
staaldraad, enz., tegengesteld aan de voorgaande.
~
contrasplits:
splits, waarbij het uiteinde, niet terug, maar naar het einde toe, weggesplitst wordt. Er ontstaat daardoor een cirkelvormige lus i.p.v. een druppelvormige.
~
contrasturend:
stuurwerk dat tegengesteld stuurt. Draait men het
stuurrad rechtsom (met de klok mee) dan maakt het
schip een bocht naar links, naar
bakboord.
~
controlehut:
kleine ruimte waarin de belangrijkste apparatuur, waarmee de werking van motoren en andere installaties gecontroleerd kan worden, opgesteld is.
Een dergelijke ruimte treft men slechts op zelden en dan alleen nog op bepaalde vaartuigen of drijvende werktuigen aan.
Vermelding gevonden in Schip en Werf 1939/4.
~
constrictorknoop:
bepaalde knoop veelal gebruikt om (plunje)zakken dicht te binden. Zie verder bij
zakknoop.
~
constructiewaterlijn,
cwl:
de verwachte (ledige)
waterlijn, zoals die in het
lijnenplan weergegeven is.
~
convooi:
in een groep varende schepen. Zie bij
konvooi.
~
convooivaart:
groepsgewijze vaart. Zie verder bij zie
konvooivaart.
~
convooivaren:
groepsgewijs varen. Zie verder bij zie
konvooivaren.
~
convooischip:
schip dat in een convooi vaart. Zie bij
konvooischip.
~
coöperatief:
onder
riviervissers gebruikte betiteling voor hun coöperatieve verkoopvereniging van vis. Deze bezat een eigen
visafslag.
~
Coöperatieve Binnenscheepvaart Vereniging BA,
C.B.V.:
in 1968 opgerichte vereniging van particuliere schippers met het doel te transporteren ladingen te verwerven en deze onder de leden te verdelen. De vereniging is/was gevestigd te Rotterdam. In 2016 fuseerde men met de
N.P.R.C.
Met een grote openheid in structuur en handelen probeerde de CBV de concurrentie aan te gaan met de zeer besloten S.W.T..
~
Coöperatieve Schippersleenbank Hulp en Vertrouwen:
te Groningen gevestigde
schippersleenbank. De bank heeft tussen 1911 en 1939 bestaan.
Het idee achter een coöperatieve leenbank is dat deze goedkoper en sneller werken dan een scheepshypotheekbank.
Bron met uitleg: Verslag der staatscommissie ingesteld bij Koninklijk besluit van 4 Mei 1905, no. 51, enz, enz, Via Delpher.nl.
~
Coöperatieve Vereniging van Vijfmeterschepen,
CV5M:
belangenorganisatie van Belgische
spitsenschippers.
~
coppelije:
in de
Maasvaart: een paar bij elkaar horende vaartuigen, meestal van één schipper zijnde.
Term die rond 1600 door Maasschippers gebruikt werd. Een coppelije kende meerdere samenstellingen maar bestond gewoonlijk uit één roefschip, een klein paetschip en een pont (overzet) om de jaagpaarden, indien dat nodig was, naar de andere oever over te brengen. Het roefschip kon een hoogmast, maar ook een hoogers zijn.
Bron: Publications de la société historique et archéologique dans le duché de limbourg. Tome xxiii. Tome iii. 1886. Via Google books.
~
copperant:
productnaam, later handelsmerk. Schimmel en rotwerend impregneermiddel voor hout-, dekkleden, visnetten en touwwerk.
Genoemd in de Scheldebode van 25 mei 1951 en 15 juni 1951. Via Delpher.
~
copralosser:
drijvende
elevator speciaal ingericht voor het lossen van copra (gebroken cocosnoot).
~
corvijnagel:
stalen pen waarop touwen belegd worden. Zie verder bij
korvijnagel.
~
Crabschuyt:
zeventiende eeuws scheepstype. Zie verder bij
Krabschuit.
~
cremaillière:
soort
kwadrant of tandheugel zoals bij bepaalde sluizen als
duw- of gierboom gebruikt werd.
Bron: G.J. Arends, Sluizen en Stuwen, Delft 1994.
De term schijnt (volgens fr.wikipedia en de.wikipedia) voornamelijk op tandheugels en vertandingen, te slaan.
[Links:
Diverse termen inzake sluizen en stuwen.]
~
cruiser:
passagiersschip ingericht voor meerdaagse tochten.
In veel gevallen zal met onder cruiser of cruiseschip een zeeschip verstaan, daarom verdient rivier- of Rijncruiser vaak de voorkeur.
~
cruiseschip:
passagiersschip ingericht voor meerdaagse tochten. Ook
riviercruiser genoemd.
In veel gevallen zal met onder cruiser of cruiseschip een zeeschip verstaan, daarom verdient rivier- of Rijncruiser vaak de voorkeur.
~
cubage:
de
ruiminhoud in kubieke meters.
~
Cul de poule:
in het Franse taalgebied wordt hiermede vaak een spits met een
kruiserhek aangeduid. In het Nederlandse taalgebied maakt men hier dan een
kippekontje of hennegat van.
- De term hennegat zou kunnen wijzen op het feit dat schepen met een vol achterschip, zoals bij een kruiserhek, een doorgestoken roer, dus ook een hennegat(skoker) hebben.
- De term 'Cul-de-poule' wordt in 'Dictionnaire de marine' door Jean Baptiste Philibert Willaumez, uit 1825 omschreven als: "Extrémité arrière de certains petits bâtimens formée par le prolongement d un ou de deux bordages du haut de chaque bord réunis au bout par une sorte de traverse en écusson le tout orné de sculpture pour donner de la grace à cette partie saillante en dehors du bâtiment qu on nomme cul de poule". Wat o.a. vertaald wordt met: Achterkant van bepaalde kleine schepen gevormd door de verlenging van een of twee planken vanaf de bovenkant van elke rand, aan het uiteinde verbonden door een soort wapenschildvormig dwarsstuk. Versierd met sculpturen om sierlijkheid te geven aan dit buiten het schip uitstekende deel dat we cul-de-poule noemen.
Hier lijkt een schip met een sta(a)tie beschreven te worden zoals bijvoorbeld een hektjalk of een hekjacht.
- In latere jaren gebruikt men 'Cul-de-poule' voor elke vorm van het achterschip dat zich tot achter de roerkoning uitstrekt en daar (in ongeladen toestand) geen of slechts weinig diepgang heeft. Zelf het geveegde achterschip van een luxe-motor wordt (soms?) een cul de poule genoemd. Wel zijn er, o.a. vanuit de wereld van de jachtbouw, ook andere benamingen in omloop. Zie chasse-maree.com/toutsavoir/nommer-les-formes/
Met dank aan: Kees Touw van schepen-en-schippers-van-bergen-op-zoom.jouwweb.nl en 'Schipper Cees' van vaartips.nl.
~
Cummins:
Engels merk
scheepsdiesel. In Nederland redelijk bekend van de levering van
snellopers.
[
Afbeeldingen]
~
cursusvaartuig:
vaartuig waarmee men tijdens vaarcursussen voor het
klein vaarbewijs praktijkervaring tracht op te doen.
~
curve:
gebogen stuk spant; een krommer. Zie ook
kurf.
Het gebruik van de C in deze term schijnt in het Westfriese dialect gebruikelijk te zijn. Bron: Museumwerf Vader, Broek op Langedijk.
~
cutter:
1> baggerwerktuig; verkorting van cutterzuiger. Zie
snijkopzuiger.
2> de
snijkop van bepaalde
baggerzuigers.
~
cutterbaas:
verantwoordelijke op een snijkopzuiger. Zie verder bij
zuigerbaas.
~
cutterdiepzuiger:
diepzuiger uitgerust met een
snijkop.
~
cutterladder:
constructie waaraan de snijkop en zuigbuis hangt. Zie ook
snijkopladder.
~
cutterzuiger:
baggerwerktuig uitgerust met een
snijkop. Zie verder bij
snijkopzuiger.
~
cycloon:
onderdeel van een
gasgenerator, dat de gasstroom in een wervelende beweging brengt, waardoor as, stof en teerresten in het onderste, afneembare deel, de stofbunker, neer zullen slaan. De cycloon is direct achter de
brandstofvergasser geplaatst. Volledig eigenlijk
cycloonreiniger geheten.
Bron: Oliemotoren voor de Binnenvaart, Hun aanpassing aan gasvormige brandstof en Gasgeneratoren door C. Noorlander, Born's Uitgeversbedrijf N.V. Assen 1944.
~
cylinder:
tonvormig dagsein, beter bekend als
sleepton.
Tegenwoordig geschreven als cilinder.
~
cylinderolie:
olie, die gebruikt wordt om de smeerpunten van een stoomcilinder te smeren. De olie werd echter ook wel gebruikt om het vlak van stalen schepen te conserveren.
Tegenwoordig geschreven als cilinderolie.