De Grundel is ontstaan uit de Aalsmeerse
punter. Deze punter werd door vissers, boeren en tuinders al eeuwenlang op het
Haarlemmermeer en de diverse plassen gebruikt.
Langzaam maar zeker werd de punter echter vervangen door de, tegen het
eind van de 19de eeuw ontwikkelde grundel.
De punter heeft een scherp achterschip,
hetgeen bij achterop komende hoge golfslag gunstig is. Na de
droogmaking van de Haarlemmermeer (1852) werd het water een stuk
rustiger en verviel deze noodzaak. De Grundel heeft daardoor dan ook
een spiegel. Hierdoor is de bouw iets
eenvoudiger, maar zeker zo belangrijk is dat men een groter laadvermogen bij gelijke lengte kan
behalen, waardoor de grundel dus goedkoper uitviel dan de punter.
Uit een publicatie van 1927 blijkt dat de punters in Aalsmeer
toen al bijna geheel verdwenen waren.
De naam “punter” was echter bij de bewoners en de scheepsbouwers
zó ingeburgerd dat bijna iedereen in Aalsmeer de grundel steeds
“punter” bleef noemen. In en rond Aalsmeer werd de punter ook dikwijls
aangeduid als landschuit en
ook wel als grondschuit en ook
deze termen gingen over op het nieuwe type. In de loop van de
twintigste eeuw werden steeds vaker grundels als klein zeiljacht gebouwd. Eerst van hout, later ook
van staal. Jan Lunenburg van de Stichting Oud Aalsmeer heeft veel onderzoek gedaan
naar de traditionele punters en grundels. In verschillende publicaties
heeft hij daaraan bekendheid gegeven.
Vorm en Bouw
De grundel is 5 a 6 meter lang en heeft een vrij breed plat vlak, dat voor
en achter iets oploopt. De vlakdelen
worden doormiddel van een dwarsdubbeling
met elkaar verbonden. Het diepste punt van de grundel lag ongeveer 2/5
van voren af. Hier werd tussen de dwarsdubbeling een met blik beslagen opening gelaten het
hoosgat of kesp.
De spanten,
kurven genoemd, zijn
hoekig van vorm. Het onderboord is
breed en valt onder een hoek van ca. 30 graden naar buiten. Het
bovenboord is vrij smal en valt
slechts weinig naar binnen. Over de aanwezigheid van een
berghoutje is me niets bekend. De
voorsteven is recht, met ijzer
beslagen, valt ca. 35 graden naar buiten en steekt iets onder het vlak
uit. Hij stopt op ongeveer 1/3 van de lengte. De
stevenbalk is naar verhouding, dus
niet zwaar en niet licht. De spiegel is ongeveer half zo breed als het
scheepje op het breedse punt en valt licht achterover. Onder het
achterschip bevindt zich een lage scheg.
De kop loopt vrij hoog op. Voorin,
ongeveer bij de stevenaanzet,
bevond zich meestal een dwarschot
of een balk met daarin een opening waarin de
kruistok(weegboom)
bij het kruien (wegen) gestoken werd.
De mastkoker stond hier tegen aan,
in een mastdoft of de
plecht. De mast was
onverstaagd.
De giek, terplaatse
gei genoemd, voorzien van een
zwaanshals; de mast van een
mastband met
zwaansoog. De giek had aan het
achtereind een hanekam voor de
bevestingen van de schoothoek. Het
zeil was een driehoekzeil zonder
reven, met een losse
broek. Als er gereefd
moest worden, lichtte men de schoothoek van de hanekam en draaide het zeil een of meerdere malen
om de mast.
Deze tekening toont de
eenvoudige bouw van dit type schip. Door het brede
vlak en de voorlijke plaatsing van de
mast is het een goede berger.
In verband met de voorlijke plaatsing van de mast wordt de
fok op een loefijzer
gevoerd. Bron: Schepen die voorbij gaan. (groter formaat)
De roeidoft bevond zich ongeveer 1/3
van de lengte van voor. Voor de riemen of
roeispanen waren er
dolklampen op het bovenrand bevestigd
soms echter dolpennen.
De zwaarden waren vrij slank, soms was
er maar één zwaard, de zogenaamde
overhanger. Ging men
overstag, dan
werd het zwaard over het andere boord gehangen.
Onder de achterbank was vaak een kistje of lade schuifbaar opgehangen.
De oude grundels voerden geen fok, deze schijnt rond 1910 ingevoerd
te zijn. Deze wordt gevoerd op een loefijzer
(botteloef).
Later zijn er ook een groot aantal stalen motorgrundels
gebouwd, deze waren vaak groter dan de voorgangers.
Op de werven van Van Dam en C.J.W. de Vries in Aalsmeer werden veel
grundels gebouwd. Van de laatste bevindt één scheepje
zich in het Openlucht Museum te Arnhem.
Een ander exemplaar is te vinden in de Historische tuin in Aalsmeer.
Na 1940 zijn er nog maar nauwelijks grundels voor bedrijfsdoeleinden
gebouwd.
Verwant aan de Grundel is de Zaanse
Gondel.