Inleidingen worden door de lezers meestal overgeslagen, hetgeen niet
altijd even verstandig is. Om U de keus, tussen wat U wel, en niet wilt
lezen, makkelijk te maken is deze inleiding verdeeld in de volgende paragraven.
Iets over de inhoud.
Dit werk is een verzameling van woorden en begrippen uit de
beroepsmatige binnenvaart. Ik heb getracht bij elk begrip een korte
duidelijke verklaring te geven.
In dit werk ligt het accent op de beroepsvaart en
in het bijzonder op de
vrachtvaart in de periode 1850 tot 1970.
De pleziervaart is zoveel mogelijk buitenbeschouwing gelaten.
In dit werk gaat niet alleen over de vaartuigen die de binnenwateren bevaren, maar
ook over de vrachten, de waterwegen, de werven, de reglementen en voorschriften,
de voortstuwing van de schepen, het onderhoud, het schippersleven, en natuurlijk
over het varen zelf. Wel en niet opgenomen.
Ik heb getracht alle specifieke termen uit de binnenvaart te verzamelen
en te verklaren. Dat wil dus zeggen dat woorden, die niets met de
binnenvaart te maken hebben of algemeen bekende woorden, die in de
binnenvaart geen andere betekenis hebben dan daarbuiten, niet opgenomen
zijn. Soms zijn van de laatste catagorie toch enkele woorden opgenomen.
Een aantal zaken en situaties hebben aan boord van schepen veel langer
voortbestaan dan in de steden en een aantal zaken zijn op schepen veel
normaler (geweest) dan op de wal. Daarom vond ik dat een aantal zaken
toch uitleg behoefden.
Voorbeeld: het gebruik van petroleumverlichting
is in de steden allang verleden tijd, op het platteland en op schepen
kwam in de jaren vijftig van de twintigste eeuw nog geregeld voor. Een paar dingen,
die hiermee verband houden, zoals blaker en blinker, zijn daarom wel
vermeld, wat een petroleumlamp eigenlijk is, achtte ik algemeen bekend
en is dus niet opgenomen.
Alles heeft een naam. Dat neem ik tenminste aan. Toch zal men ook in
dit werk te vergeefs naar bepaalde termen zoeken. Daar kunnen
verschillende redenen voor zijn.
> Ik weet niet alles en heb ik ook niet alles op het gebied van
de binnenscheepvaart gelezen.
> Sommige woorden heb ik per ongeluk overgeslagen. Aanvullingen
zijn, in beide gevallen, welkom.
> In de verschillende dialecten komen aparte scheepstermen voor.
Niet al deze dialectvormen zijn, wanneer er een goed Nederlandse term
voor bestond, opgenomen. Welke streektermen wel en niet opgenomen zijn,
is volkomen willekeurig.
> Voor diverse woorden bestaan verschillende schrijfwijzes. Niet
alle mogelijke schrijfwijzen zijn opgenomen. Tot in de 19de eeuw aan
toe veroorloofden verschillende schrijvers zich nog een eigen
schrijfwijze van de taal. Het is ondoenlijk daar rekening mee te houden.
> Een flink aantal samengestelde woorden zijn niet opgenomen. Het gaat
daarbij vooral om woorden, die zelden gebruikt worden. De afzonderlijke
delen waaruit een dergelijk woord bestaat, zijn wel opgenomen.
Voorbeeld: bijna elk zeil heeft een val, een schoot, een hals, een voorlijk,
een achterlijk en een onderlijk, maar om deze nu van alle mogelijke zeilen
op te gaan noemen, vond ik overdreven.
> Over het algemeen zijn de namen of afkortingen van bedrijven,
producten en organisaties nog nauwelijks opgenomen. Sommigen staan in
lijsten vermeld.
> Namen van waterwegen zijn nog nauwelijks opgenomen.
> Over het algemeen zijn termen, die alleen in de watersport of
de zeevaart gebruikt worden niet opgenomen. Daar vroeger de scheiding
tussen zee- en binnenvaart vaag was en tegenwoordig de scheiding tussen
pleziervaartuig en bedrijfsvaartuig soms klein is, is de scheiding niet strikt.
> Een aantal waterbouwkundige termen zijn wel opgenomen. Veel
echter niet.
> Een aantal binnenvaartschepen zijn gebruikt of bestemd te
worden gebruikt voor actieve oorlogsvoering. De termen die met dit laatste
verband houden zijn niet opgenomen.
> Voor een aantal termen bestaat slechts één bron en
valt het echt niet te achterhalen of er sprake is van een vergissing,
een plaatselijke term of dat het komt omdat er gewoon geen andere
bronnen (te vinden) waren. In veel gevallen zijn woorden
met maar één bron niet opgenomen. De schrijver-samensteller is ook maar een mens.
Het samenstellen en schrijven van dit werk is, tot nu toe, grotendeels
de vrije-tijdsbesteding slechts één enkel persoon. Ik ben
geen schipper, geen schrijver, geen historicus en geen Neerlandicus.
Mijn kennis is zeer beperkt en vertoont vele hiaten. Daar waar mijn
kennis te kort schoot, heb ik het weinige wat ik wel wist, toch
opgeschreven. Opmerkingen, verbeteringen en aanvullingen
zijn daarom zeer welkom.
Aan dit werk is inmiddels heel wat jaren gewerkt, maar er zullen nog vele
jaren nodig zijn, voordat men kan zeggen dat het min of meer af is.
Echt af komt zoiets echter nooit!
Veel namen van scheepsonderdelen worden in verkorte vorm gebruikt;
bijv. zwaard, in plaats van zijzwaard en luik voor wat men eigenlijk
een kapluik, een blind luik of een luikenkapluik zou moeten noemen. Daar
in korte teksten de verkorte vorm vaak tot misverstanden kan leiden,
zijn soms de onverkorte vormen gebruikt. Ook wanneer een, over het algemeen
ongebruikelijke, term duidelijker was, dan de gebruikelijke term, bijv.
landvast, i.p.v. tros, heb ik soms voor de ongebruikelijke term gekozen. Problemen met de diverse termen:
De mensen, die de schepen bevaren (bevoeren) en
bouwen (bouwden) zijn degenen die de woorden gemaakt hebben. Sommige woorden
zijn streekgebonden, net zoals sommige scheepstypen, en sommige woorden
zijn aan een bepaald scheepstype gebonden. De wereld van de binnenvaart
is niet erg groot en wanneer een woord dan ook nog slechts in een bepaald
gebied gebruikt wordt of aan een bepaald scheepstype gebonden is, is
het totaal aantal mensen dat een dergelijk woord gebruikt erg klein. Zo klein,
dat soms niet valt na te gaan of het woord misschien wel een verzinsel
van één enkele schipper of schrijver geweest is.
Diverse woorden hebben verschillende betekenissen.
Soms omdat men in verschillende streken of bij verschillende scheepstypes
een andere betekenis aan het woord hechtte, soms ook omdat de gebruiker
van het woord niet met de juiste betekenis of met de juiste term op de
hoogte was. Sommige van deze 'verkeerde' betekenissen zijn (in sommige
kringen) zo ingeburgerd, dat men ze onmogelijk nog als fout kan zien.
Ook wordt de schipperstaal vervuild door invloeden
van buitenaf. Vooral bij de pleziervaart, waar slechts een enkeling uit
een schippersgeslacht stamt, toont men een voorkeur voor scheepstermen
uit de zeevaart, in plaats van die uit de binnenvaart, en deze beginnen
de echte schipperstermen te verdringen. Zo spreekt men bij oudere jachten
nogwel van een achterroef, maar tegenwoordig noemt men het een achterkajuit.
Maar ook al eerder was de invloed van landrotten, bijvoorbeeld door de
rederijen, te bespeuren. De schippers op rederijsleepboten en passagiersschepen
werden ook vroeger al kapiteins genoemd. Ook de oprichters van de
Nederlandse Stoomboot maatschappij en de dichter Jan Pieter Hije (van "Zie ginds
komt de stoomboot") waren kennelijk ook niet tussen de kromhouten geboren, want
in beide gevallen gaat het niet om boten, maar om schepen.
[uitleg]
Bij oude scheepstypes is het soms moeilijk uit te
maken of het om een echt binnenvaartschip of om een zeeschip gaat. Ik
ben er vanuit gegaan dat alle 'twijfelachtige' scheepstypes, wanneer zij
zwaarden bezaten, belangrijk genoeg voor de binnenvaart waren, om vermeld te
worden.
Mijn kennis van de binnenvisserij is gering en daar er vooral vroeger,
veel binnenwater een directe verbinding met de zee had, viel het me, vooral
op dit gebied, zeer moeilijk een scheiding tussen de binnenvisserij en
de zeevisserij te maken. Ook de scheiding tussen vissersschip en
vrachtschip was vroeger niet altijd even duidelijk.
Een ander probleem is dat ik een aantal woorden wel gevonden heb, maar
daarbij geen betrouwbare verklaring heb kunnen vinden. Deze woorden
zijn toch opgenomen; hopelijk komt een lezer(es) nog eens met een verklaring.
.
Bronvermeldingen
Voor wie zich afvraagt waarom er zo weinig bronvermeldingen zijn, het volgende.
In eerste instantie waren veel termen afkomstig uit overlevering en het is dan onmogelijk één bepaald persoon als bron te vermelden zonder anderen te kort te doen. Een tweede bron vormen de verspreide teksten op de verschillende forums het scheepvaartforum, kombuispraat, enz. als ook diverse passages in scheepvaartbladen zoals de Schuttevaer, de Binnenvaartkrant, e.d.. Ook daar is niet altijd duidelijk één bron aan te wijzen, maar komt men op basis van de informatie van verschillende bronnen tot bepaalde slotconclusies. Een derde bron vormen de woordenlijsten die in verschillende aan de scheepvaart gerelateerde werken voorkomen. Wie de lijsten bekijkt, komt al spoedig tot de conclusie dat men zaken veelvuldig van elkaar overneemt. Ook hier ben ik meestal niet afgegaan op één lijst in één boek, maar is er weer van alles gecombineerd om tot een bepaalde slotconclusie te komen. In de bronnenlijst wordt hier en daar wel een hint gegeven naar welke bronnen voor mij belangrijk waren.
Tot slot: ik hoop mijn leven te beteren en, indien mogelijk, wat vaker minstens één bron te vermelden.
Terzijde
Als ik iets al een groot deel van mijn leven weet en vervolgens opschrijf, dan zijn er wel mensen die mij naar een bron vragen. Maar als een ander iets uit zijn duim zuigt en vervolgens publiceert en ik dan zoiets als bron opvoer, dan trekt men die bron niet in twijfel. Vreemd niet waar?
Er zijn trouwens genoeg schrijvers die andere, door hen geschreven werken, als bron opvoeren of die bronnen vermelden die geen bewijs leveren, maar slechts ook het begrip noemen, want; wie gaat er nu die bronnen ook werkelijk lezen?
Ik wens u veel leesplezier!
P. I. Klein, Schoonoord 2006, 2008.
Correcties en herzieningen: Amersfoort 2014, Ede 2019. Haarlem 2021