Turfpramen,
Hoogeveense pramen en
Overijsselse pramen; het zijn termen die willekeurig door elkaar gebruikt worden. Wanneer men de
inleiding tot scheepstypes leest, zal men tot de conclusie moeten komen dat het ook niet eenvoudig is 'bestaande types' van elkaar te onderscheiden.
Deze scheepstypes vinden hun oorsprong in noord Overijssel en zuid Drenthe. De
turfvaart was het belangrijkste bedrijf van deze schepen. De term Hoogeveense praam (al genoemd in De tolquestie van het Zwolsche diep uit 1849) heeft misschien meer te maken met de veel voorkomende
thuishaven van de schepen, dan met het model. Alle drie de namen lijken dus terecht. Toch onderscheiden sommige bronnen verschillende types.
G.J. Schutten gebruikt voor deze schepen de term 'grote of
overzeese praam', deze zijn circa. 21 meter lang en 110 ton groot, terwijl het kleinere model, 70-80 ton groot, door hem een
Boeierpraam genoemd wordt. Krantenadvertenties maken dat onderscheid niet altijd. Verder kent men dan nog de Grote Praam die te Smilde gebouwd werd en die wel
Smildeger Praam (Hepkema's courant 27-07-1932 en Provinciale Drentsche en Asser courant 15-08-1867) genoemd werd.
