De website wordt vernieuwd, hierdoor kunnen er voor korte of langere tijd bepaalde bestanden en/of links ontbreken of storingen optreden. Zie verder bij: Het laatste nieuws :-)
~cabotage:
eigenlijk: het scheepvaartverkeer (over zee) tussen kustplaatsen van hetzelfde land.
Iets ruimer: het scheepvaartverkeer tussen de kustplaatsen van het moederland en overzeese gebiedsdelen.
In de binnenvaart: het vervoer tussen binnenlandse begin- en eind bestemmingen verricht door buitenlandse schepen.
~cachou,
catechou,
katsjoe:
aftreksel gemaakt door het kernhout van de Acacia catechu uit te koken en daarna het aftreksel in te dampen. Deze soort noemt men Bombay cachou. Bij de Bengaalse cachou gaat men uit van de noten van de Areca catechu. Cachou vormde met eek of run een belangrijk bestanddeel van taan. Men kende verschillende merken en kwaliteiten. Deze werden ondermeer koek, drijfcachou, locomotieve en gembier genoemd.
De term wordt soms verward met caoutchouc.
Sommige bronnen beweren dat cachou 'op het laatst' taan geheel vervangen heeft. Of deze bewering correct is, is mij nog niet bekend.
Cachou is pas sinds 1858 in Nederland in gebruik gekomen. Daarvoor gebruikte men voornamelijk eikenhout extracten.
Bron: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
In Frankrijk kent men de stof onder meer als pastilles voor een frisse adem.
(meestal) betonnen constructie, die waterdicht en daardoor drijvend wordt gemaakt, opdat het via het vaarwater vervoerd kan worden. Op de plaats van bestemming wordt het caisson, door het openen van inlaten afgezonken.
Caissons worden meestal gebruikt als dam, soms ook als fundatie voor een brug of iets dergelijks. Een speciale vorm van het caisson is het tunnelsegment. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werden er caissons gebruikt die oorspronkelijk bedoeld waren voor de constructie van landingshavens te Normandië. Dit waren de Beetle, de Intermediate en de Phoenix.
~calamiteitensteiger:
voor de binnenvaart bedoelde tijdelijke ligplaats die door de diverse hulpdiensten kan worden gebruikt om hun taken uit te oefenen.
In veel gevallen is de autosteiger of auto-afzetplaats tevens het op- en afstappunt voor hulpdiensten. In enkele gevallen zijn er enige aanpassingen noodzakelijk geweest.
~campagnevaart:
het onder contract vervoeren van seizoen gebonden producten, zoals suikerbieten, pakstro en aardappelen en de eventuele afval producten hiervan. [T>Evenredige Vrachtverdeling.]
~campagneroef:
minder bekende term voor paviljoenroef, een verhoogd paviljoen, een verzonken roef die het achterste deel van het schip geheel beslaat.
~Camaliewandt:
oude schrijfwijze voor kommaliewant.
~Canal-du-Nordschip,
Canal-du-Nordspits:
maatschip, 52 à 55 x 5,7 x 2,5m ca. 500 ton. Het model is ongeveer gelijk aan dat van de spits, maar dan wel met een veel scherper voorschip. De moderne Canal-du-nord schepen staan bekend als superspits.
Zelfs onder kenners is men het er niet altijd over eens welke maten nu eigenlijk bij het canal-du-nordschip en welke bij de sambrespits horen.
~canvas,
kanvas,
kanefas:
eigenlijk zwaar doek gemaakt van hennepvezels (cannabis), later uitgebreidt tot al het zeildoek van natuurlijke vezels.
De term 'Kanefas' wordt onder meer door Nicolaas Witsen gebruikt.
~caoutchouc,
kaoetsjoek:
sap van de rubberboom mogelijk gebruikt bij de vervaardiging van taan.
Mogelijk verwarren diverse bronnen het met cachou, dat in iedergeval voor de bereiding van taan gebruikt wordt.
~carbol:
officieel: fenol. Ook carbolzuur genoemd.
In de binnenvaart gebruikt men het woord veelal voor alles wat maar naar koolteer ruikt. In het bijzonder wordt van (afval)water dat door fenolen verontreinigd is, gezegd dat er 'carbol' in zit. Carboleum/carbolineum bevat carbol/fenol. .
~carboleum,
carbolineum:
steenkooldestilaat dat geschikt is om hout en touw te conserveren. Carbolineum is de officiële benaming. Andere benamingen zijn creosootolie, teerolie en carbol. Het wordt, om het impregnerend vermogen te vergroten, vaak verdund op de markt gebracht. De verdunning die men voor het tanen gebruikt, noemt men taancarbolineum.
een constructie met twee haaks op elkaar staande assen waardoor, in zekere mate, draaiing in alle richtingen mogelijk is. In de binnenvaart gebruikt voor zaken, die min of meer, 'waterpas' moeten blijven, zoals olielampen en kompassen.
~cardanstuurwerk: stuurwerk dat gebruik maakt van assen en een haakse overbrenging (vaak het differentieel van een vrachtwagen) naar de roerkoning.
[A>]
systeem voor het plaatsen van boeien en bakens , waarbij de delen van het vaarwater die NIET bevaarbaar zijn gemarkeerd worden.
Het cardinaalstelsel maakt in hoofdzaak gebruik van geel-zwarte bakens met topteken. Het topteken geeft aan in welke positie ten opzichte van het 'gevaar' de boei/ton/baken ligt of staat.
~Caréne-inhoud:
de inhoud van het ondergedompelde deel van het schip; dus de inhoud van het onderwaterschip op een bepaald moment.
Oorspronkelijk de man die in de stad bij hoge bruggen klaar stond om tegen betaling, de man achter de kar te helpen om tegen de brug op te komen. De kar-ga-door had voor dat doel een eind touw, voorzien van een haak, die aan de as van een kar geslagen kon worden.
~casco:
een in aanbouw zijnd schip waarvan al het ijzerwerk, maar ook niet meer dan dat, gereed is of een bestaand vaartuig wat in een soortgelijke staat verkeert.
TECHNISCH VAARKLAAR CASCO
: casco waarin de voortstuwing en besturing met alles wat daarbij hoort, reeds geplaatst zijn.
~cascoreglement:
verzekeringsreglement waarin de clausules betreffende het casco(2), aldanniet inclusief spijkervaste betimmering(1), opgenomen zijn.
~cascoverzekering:
een verzekering die de schade aan het schip, spijkervaste betimmering en werktuigen dekt.
vaartuig met twee, meestal smalle, met zekere tussenruimte geplaatste en door een ruim boven het water liggende constructie (dek) verbonden rompen. In de binnenvaart zijn er tegenwoordig enkele snelle veerboten en een enkele rondvaartboot met een catamaran-achtige romp. De catamaranconstructie werd echter al begin twintigste eeuw toegepast bij het motorveer te Nijmegen.
Verbastering van kattumaram, kantimaroen in verouderd Nederlands, en wat samengebonden boomstammen betekend of van kola maram, een vissersvaartuigje van de Coromandelkust dat uit een aantal met elkaar verbonden boomstammen/kano's bestond. [A>]
Wanneer er geen ruimte tussen beide rompen overgelaten is spreekt men van een duoromp.
Gerelateerde termen: éénrompsschip,
meerrompsschip,
duoromp,
swath.
Het begrip twee ligt niet opgesloten in het woord catamaran, ook wat men een trimaran noemt is, in feite, een catamaran.
verschijnsel dat bij schroeven optreedt wanneer het water te veel versneld wordt. Hierbij kan het materiaal waarvan de schroef gemaakt is sterk aangetast worden. Cavitatie is meestal zichtbaar in de vorm van bellensporen. [T>Schroeven.]
~CDN:
niet geheel juiste afkorting voor Canal du Nord waarmee men dan eigen de spitsen met de maat van dat kanaal bedoelt.
Zie verder bij Canal du Nordschip.
~CeBoSiNe,
Centale Bond van Scheepsbouwmeesters in Nederland,
C.B.S.N.:
belangenorganisatie van werkgevers in de scheepsbouw.
~cel:
gesloten cel
: in de containervaart; een door zware profielen begrensde ruimte waarin een container geplaatst kan worden.
vrachtschip (ketelschip) dat speciaal inricht is voor het vervoer van onverpakt cement. Het
schip beschikt daartoe over ladingtanks waar los cement in- en uitgepompt (geblazen, gezogen) kan worden.
[A>]
~cementvaart:
de scheepvaart met betrekking tot het vervoer van cement.
Gerelateerde term: de grijze vloot.
~cementzak:
linnen zakje gevuld met cement, waarmee men na de eerste keer teren de nog plakkende teer beklopt, om bij de tweede keer te kunnen zien wat men al wel en nog niet gedaan heeft.
Behalce cement werd ook wel talk en gipspoeder gebruikt. Dat waren dan meestal reststoffen uit een ander productieproces.
~C.E.M.T.,
Conférence Européenne des Ministres de Transport,
Europese Overeenkomst van de Ministers van Vervoer:
Overeenkomst waarin onder meer een klasse indeling van vaarwegen vastgelegd is.
Deze klasse indeling is thans (2008) als volgt:
~centenaar,
centner,
crs:
oude gewichtsmaat van 100 pond dus (afhankelijk van welk pond) ca. 45,8 kg. Zie ook tolcentenaar. Na de Franse tijd werd de centenaar 100kg groot.
~Centraal Bureau Rijn- en Binnenvaart,
C.B.R.B.:
de grootste werkgevers- en ondernemersorganisatie in de binnenvaart in Nederland. De organisatie werd in 1929 opgericht en bestaat heden (2014) nog steeds. [E>]
~Centraal Informatiepunt Bestrijding IJs,
C.I.B.IJ:
in 1993 door de Koninklijke Schippers Vereniging Schuttevaer opgerichte stichting ter bevordering van de scheepvaart bij ijsgang.
1> door de motor aangedreven smeeroliepompje met daarin een aantal druppelaars, waarmee een aantal smeerpunten van olie voorzien wordt.
[A>foto's en uitleg]
Iets afwijkend van constructie en gebruik maar uiterlijk weinig verschillend is het druksmeerapparaat.
Alhoewel ook de modernere motoren (meestal) vanuit één punt van smeerolie voorzien worden, spreekt men daarbij zelden van centraalsmering. Aangezien bij deze systemen de smeerolie door de motorcirculeert, spreekt men meestal van circulatiesmering.
2> handbediend oliepompje met leidingsysteem waarmee de tuimelaars van dieselmotoren opgezette tijden van olie moeten worden voorzien. Slechts op enkele oudere motoren toegepast.
~Centrale Commissie voor de Rijnvaart,
C.C.R.,
Centrale Rijnvaartcommissie
:
in 1816 opgerichte volkenrechtelijke organisatie van de ondertekenaars van de acte van Mannheim, die uiteindelijk alles, met betrekking tot de Rijnvaart, regelt. Voor dat doel heeft zij een aantal Rijnvaartcommissies benoemt. [E>]
De oprichting van de CCR was een direct gevolg van het congres van Wenen in 1815. De commissie heeft tot taak de vrije en veilige vaart op de Rijn te waarborgen. In vervolg daarop werd in 1831 de Acte van Mainz opgesteld en ondertekend.
~certificaat van deugdelijkheid:
eertijds de officiële naam van het scheepsdocument dat men verkrijgt na een keuring betreffende deugdelijkheid en uitrusting van het schip, meestal werfrapport, scheepsattest of klopbrief genoemd. Voor zover bekend werd dit certificaat opgevold door het certificaat van onderzoek.
~chaloupe:
uit het Frans afkomstige woord dat in het Nederlands gebruikt wordt ter aanduiding van een bij een groot zeegaand schip behorend open vaartuig dat voornamelijk geroeid, maar soms ook gezeild kan worden. Zoals daar zijn: de sloep, de grote boot, de giek, e.d.
Vermeld in: Nederlandsche wetgeving op de scheepvaart, door mr J.W.C. van Hasselt 1843.
Reglement voor de haven der stad Amsterdam 1834
2> een vrachtschip dat door een verlader ingehuurd is om een lading in meerdere reizen te vervoeren.
~chartervaart: 1> sinds ca. 1970: het varen met betalende passagiers op voormalige, thans weer zeilende, bedrijfsvaartuigen of daarop gelijkende schepen.
Rederij van binnenvaartgastankers. In augustus 1965 ontstaan als dochtermaatschappij van het samenwerkingsverband tussen Rederij "van Ommeren" en rederij "Vulcaan". Beide rederijen waren al op beperkte schaal actief in het transport van gas, doch Chemgas werd de eerste rederij die zich uitsluitend op het transport van gas toelegde. Inmiddels is Chemgas de belangrijkste, en de toonaangevende gasvervoerder op de West-Europese binnenwateren. Sinds 1985 is Chemgas eveneens actief in de zeevaart, terwijl de dochtermaatschappij CFT Gaz sinds 1991 in het vaargebied van de Rhône werkzaam is. Chemgas is thans een dochtermaatschappij van Reederei Jaegers. (Meer op de website van Chemgas)
[A>Afbeeldingen]
~chemietanker: tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate of RVS tanks soms met verwarming.
~chemicaliëntanker: tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate of RVS tanks soms met verwarming. Ook chemietanker genoemd.
~chemicaliëntankschip: tankschip, speciaal gebouwd voor het vervoer van diverse chemische producten. Tegenwoordig vaak voorzien van speciaal gecoate of RVS tanks soms met verwarming. Gewoonlijk chemicaliëntanker genoemd.
~Chockfast Orange:
productnaam. Kunststof hars dat voor motorvulling gebruikt kan worden.
~chocoladebruin:
donkerbruine kleur, die vroeger veel vuldig op schepen toegepast werd.
De kleur werd vaak niet verkregen met behulp van lakverf, maar door blank staal in de lijn of standolie te zetten. Chocoladebruin werd vaak gecombineerd met havannabruin.
~Christelijke Bond van Ondernemers in de Binnenvaart,
C.B.O.B.:
belangenbehartigingsorganisatie voor particuliere binnenvaartschippers (en kleine rederijen). Van 1919 tot 1969 de Nederlandsche Protestantsch-Christelijke Schippersbond (N.P.C.S.B.) geheten.[E>] Christelijke belangenorganisatie van schippers.
~chromeren: visnetten met een bichroomaat-oplossing behandelen om ze voor bederf te behoeden. Chromeren kan wel bij getaande maar niet bij met carboleum behandelde visnetten.
Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland. Verder geen vermeldingen bekend.
~circulatiesmering,
druksmering:
smeersysteem waarbij de smeerolie (onder druk) door het motorblok circuleert.
~circus van Assmanhausen:
het circus van Assmanhausen was de bijnaam voor de grote hoeveelheid paarden en jagers en al hun activiteiten, die in vroeger dagen verband hielden met de schepen die door het Binger Loch getrokken moesten worden.
Voornamelijk in de zuidelijke streken en Vlaanderen in gebruik. Bron: De Spits, door Waander Devillé.
~classificatiebureau,
klassificatiebureau:
bedrijf of instelling, dat toezicht houdt op de bouw en/of constructie van schepen, die aan bepaalde normen dienen te voldoen.
Classificatiebureaus bestaan reeds sinds 1875.
~classificeerbedrijf:
bedrijf dat zich op het schoonmaken van ruimen, bunkers, ladingtanks e.d. heeft toegelegd. Vaak ook classificeerdersbedrijf genoemd.
In deze zin wordt het woord sinds 1920, mogelijk ook eerder, gebruikt. De oorsprong van dit woord ligt waarschijnlijk in het feit dat schepen en ook de ladingtanks op last van het classifacatiebureau met enige regelmaat in- en uitwendig gekeurd moeten worden. Schip en tanks dienen schoon en droog ter keuring aangeboden te worden. Was dit laatste op gewone vrachtschepen nog wel door de bemanning op te brengen, bij tankschepen kwam men daarvoor vaak mankracht en geschikt gereedschap te kort. Clasificeerbedrijven vulden dit hiaat op.
Pas op het eind van de twintigste wordt de term in deze betekenis gebruikt.
~classificeerdersbedrijf:
bedrijf dat zich op het schoonmaken van ruimen, bunkers, ladingtanks e.d. heeft toegelegd. Vaak ook classificeerbedrijf genoemd.
Dit heeft meestal betrekking op tankers die zware oliën, teerproducten, vetten, e.d. vervoerd hebben. Vroeger werd, in de binnenvaart, dit werk vaak door de eigen bemanning gedaan. Nu de schepen veel groter en de bemanningen kleiner geworden zijn, worden hiervoor extra krachten in gehuurd.
schip geschikt voor de vaart buiten de binnenwateren.
vroeger: voornamelijk bestemd voor de vaart op de Noord- en Oostzee of relatief dicht langs de kust. Tegenwoordig lijkt het vaargebied soms bijna onbeperkt. Zie ook:
Rijn-zeeschip,
motorkustvaartuig
en kruiplijncoaster.
~coastersteven:
iets vooroverhellende, vrij scherpe, steven, die, naar boventoe, met een toenememde straal, afgerond is. [A>]
~cobratros:
zware tros/kabel, die deels uit manilla en deels uit staaldraad bestaat.
In tegenstelling tot herculestouw ligt het staaldraad bij cobratros veelvuldig aan de oppervlakte, waardoor het manilla minder last van slijtage heeft. Ook is het aandeel staaldraad groter.
~cofferdam:
Engels voor kofferdam, zelden zo geschreven in het Nederlands gebruikt.
~Coffy:
onbekend vaartuig van rond 1700.
Het bestaan van dit scheepje wordt gebaseerd op één enkele vermelding in een plaatselijk archiefstuk. Zie Haalmeijer en Vuik.
~cognossementvoorwaarden:
de voorwaarden die in de vrachtbrief overeengekomen zijn.
~cokeskrabber:
stalen staaf met dwars geplaatste plaat, waarmee men cokes tremt(3).
~combinatievaren,
combineren:
bij gebrek aan voldoende personeel met twee vissers/schippers afwisselend samen op elkaars schip varen.
Vooral ten tijde van de evenredige vrachtverdeling kon dit ook nog in andere opzichten gunstig uitpakken.
~Comitee Oorlogsschade Binnenvaart 1940:
op 1 juli 1940 door de N.P.R.C, de N.P.B.C. en de N.P.S.C. opgericht comitée dat de berging van de schepen en de schadeloosstellingen regelt. Het comitée behandelt uitsluitend oorlogsschade opgelopen tussen 10 en 15 mei 1940. Het comitée wordt op 1 maart 1944 opgeheven.
~commaliewant:
oude schrijfwijze voor kommaliewant.
~commandobrug,
kommandobrug:
vooral in de begin periode van de stoomvaart gebezigde term voor wat later de brug(3) of de stuurstand genoemd wordt.
Bij de oude raderstoomschepen was, omwille van het uitzicht voor de gezagvoerder/kapitein, tussen de twee raderkasten een 'brug' gebouwd. Van hieraf schreeuwde hij zijn bevelen naar de beneden hem liggende machinekamer en naar de op het achterdek staande roerganger. Pas bij het verder voortschrijden van de techniek verhuisde de stuurinrichting naar de brug en kreeg men betere communicatie mogelijkheden met de machinekamer en was ook de plaats van waar het schip bestuurd werd minder gebonden. Na eerst niet meer dan een gespannen zeiltje ter beschutting gehad te hebben, kreeg men langzamerhand ook een steeds degelijker schuilplaats.
~commiezenhuisje,
kommiezenhuisje,
commissarishuisje:
gebouwtje van een beurtveer waar de commissaris zetelt.
Zie ook schippersstal.
~commissaris,
aantekenaar:
bij het beurtveer: degene die alle walzaken regelt. Naar het schijnt ook wel commies/kommies genoemd. Hij werd bijgestaan en somtijds vervangen door de bestelmeester.
De commissaris of aantekenaar behoorde tot de, door de (plaatselijke) overheden aangestelde, overlieden, die de goederen, personen en de post administreerde. Ook hielden zij toezicht op de toestand en uitrusting van de schepen en het gedrag van de schipper.
In latere jaren wordt de administratie echter meer door de beurtdiensten zelf gedaan en houden de plaatselijke overheden alleen nog toezicht.
~Commissie Beheer Vaartuigen:
door de staat ingesteld orgaan dat in de jaren na de tweede wereldoorlog de vaartuigen zonder aantoonbare eigenaar beheerde. Dit waren niet alleen de vaartuigen waarvan de rechtmatige eigenaren nog niet achterhaald waren, maar ook de vaartuigen van eigenaren die vanwege hun oorlogsverleden uit hun rechten gezet waren.
Informatie nog verre van volledig.
~Commissie Binnenbeurtvaart:
bestuurlijke eenheid die tijdens de bezettingsjaren de N.B.B. bij het departement van waterstaat vertegenwoordigde.
~Commissie Binnenscheepvaart:
voor zover bekend: in verband met de meningsverschillen tussen verladers en vervoerders over het functioneren van de evenredige vrachtverdeling door de overheid ingestelde commissie.
~commissiekoper:
iemand die in opdracht van de overheid of een verzameling handelaren vis (of andere waren?) opkoopt om deze op eerlijke wijze te kunnen distribueren. Ondermeer van toepassing geweest op Zuiderzeevis ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.
Ondermeer genoemd bij: nieuwlanderfgoed.blogspot.nl
Het is me niet bekend er ook op andere terreinen commissiekoper actief waren of niet.
~Commissie voor Nederlandse Binnenschepen in België:
in Antwerpen gevestigde commissie die in de jaren na de tweede wereldoorlog voor de opsporing en administratie van in Belgë aanwezige Nederlandse schepen zorgde. Zi werkten samen of onder de M.C.T.V..
~Commissie voor Nederlandse Binnenschepen in Frankrijk:
in Parijs gevestigde commissie die in de jaren na de tweede wereldoorlog voor de opsporing en administratie van in Frankrijk aanwezige Nederlandse schepen zorgde. Zi werkten samen of onder de M.C.T.V..
~Communautair Binnenvaartcertificaat voor Binnenschepen,
C.B.B.:
andere benaming voor het "Certificaat van Onderzoek". Het certificaat heeft betrekking op bouw, inrichting en veiligheid aan boord van beroepsvaartuigen en grote pleziervaartuigen in de Binnenvaart.
~communicatievaartuig: vaartuig waar vanuit men andere schepen regiseert en dirigeert. Onder meer in gebruik door de roeiploegen voor de coördinatie tussen de roeiersvletten.
Compacten ontstonden voornamelijk na het wegvallen van de gilden (1798-1820). Ze vormden belangenverenigingen van schippers en daarmee overlegpartners voor de overheden. Vaak ook vormden ze samenwerkingsverbanden voor sociale belangen, onder andere vormden ze onderlinge verzekeringen tegen bedrijfs- en persoonlijke risico's.
Bron onder andere: Hendrik A. Hachmer, Voor en tegen de wind.
2> soms gebruikt als synoniem voor een onderlinge.
~compactjet:
(productnaam?) soort boegschroefsysteem, waarbij de schroef als een soort pomp werkt en in- en uitlaat in dezelfde draaibare behuizing ondergebracht zijn.
~compartiment: 1> afdeling: soms gebruikt voor de vullings(3).
2> meestal kleine, (waterdicht) afgesloten, ruimte.
~compenseren:
met behulp van kleine magneetjes en stukken weekijzer afwijkingen, die een kompas o.a. door magnetische stoorvelden van het schip krijgt en die men deviatie noemt, zo ver als mogelijk is, neutraliseren.
~composietschip:
(vracht)schip gebouwd van met vezels versterkt kunststof. [E>]
~composietspijker,
compositiespijker,
:
messing spijker met grote kop en korte steel. Vaak gebruikt om koperplaten die onder de waterlijn aangebracht moesten worden, vast te zetten en dan ook huidnagel genoemd. Verder werden deze nagels ook gebruikt als wormnagel.
Volgens sommige bronnen zou de spijker bestaan hebben uit roodkoper waarbij dan de kop bekleed zou zijn met een ander materiaal. Dit moet echter onaannemelijk worden geacht.
~compositiebouw:
bouwwijze, waarbij verschillende materialen (meestal hout en ijzer of staal) worden gebruikt, om een romp te construeren.
door de hoofd- of hulpmotor aangedreven compressor die de startlucht
verzorgt en die soms tevens de lucht voor pneumatisch gereedschap, zoals de naaldenbikhamer levert.
d>luchtcompressor:
electrisch aangedreven luchtpomp, die bijv. de lucht voor de scheepshoorn
levert.
De term luchtaggregaat werd/wordt soms voor de grotere eenheden gebruikt.
Veel van deze sets werden vroeger gebruikt voor de verzorging van startlucht. Later werden ze voor het gebruik van pneumatisch gereeedschap van belang. Aan boord van werkvaartuigen en bokken voor zien zij ook in duiklucht.
~compressorlozemotor:
gloeikop- of dieselmotor waarbij een hogedrukbrandstofpomp de volledige inspuiting verzorgd.
~condensor:
constructie, soort warmtewisselaar, waarin men gebruikt stoom tot water afkoelt.
~container: 1> Engels woord voor elk vormvast voorwerp waarin iets verpakt kan worden.
2> meestal:
een gestandaardiseerde, rechthoekige, stalen, constructie, meestal geheel gesloten en aan de kleinste zijde van een dubbele deur voorzien. Containers worden voornamelijk voor het vervoer stukgoederen gebruikt.
Zie verder bij containerschip.
Voorkomende standaardmaten: 20 voet (6m) container: l: 5898 mm, b: 2350 mm, h: 2590 mm; totaalgwicht: 30.480 kg, lediggewicht: 2.230 kg, laadvermogen: 28.250 kg max. inhoud: 30,1 m3. 40 voet (12m) container: l: 12032 mm, b: 2350 mm, h: 2590 mm; totaal gewicht 30.480 kg, lediggewicht: 3.740 kg, laadvermogen: 26.740 kg max., inhoud: 67,6 m3. 40 voet hoog: l: 12032 mm, b: 2350 mm, h: 2895 mm; totaalgewicht: 30.480 kg, lediggewicht: 3.940 kg, laadvermogen: 26.540 kg max., inhoud: 76,2 m3. SSC, Short Sea Container: l: 13506 mm, b: 2350 mm, h: 2590/2895 mm.
Gerelateerde termen: TEU,
laadkist,
koelcontainer,
plusbak.
in het ruim geplaatste stalen constructie waartussen precies één container past. Met de toepassing van het zogenaamde cellen systeem vervalt de noodzaak de containers stuk voor stuk apart, met de hand, te moeten vergrendelen.
anno 2009 nog niet in gebruik zijnde term voor een duwschip gebouwd voor het vervoer van containers.
~containerfeeder: containerschip, dat binnen een klein gebied containers van de ene naar de andere containerterminal vervoert.
~containergeleider:
stalen constructie, meestal alleen aan de achterzijde van het ruim, die moet voorkomen dat de container, in zijn vlucht, andere delen van het schip (zoals de stuurhut) beschadigt.
~containerkraanschip: containerschip uitgerust met een flinke hijskraan, waarmee het mogelijk is het schip te laden en te lossen.
~containernummer:
combiantie van 4 letters en 9 cijfers, welke voor iedere container uniek is.
~containeroverslag:
het overbrengen van containers van het ene schip naar een ander schip of naar een opslag of transportmiddel op de wal of omgekeerd.
Overslag heeft niet alleen tussen zeeschepen en binnenvaartschepen, maar ook tussen deze schepen onderling plaats.
1>
een schip dat voor het vervoer van containers gebouwd is. [A>.]
De laadcapaciteit van een container schip wordt uit gedrukt in het aantal 'standaardcontainers'/TEU dat vervoert kan worden. De afmeting en vorm van het ruim bepalen of het ruim efficiënt gevuld kan worden. Vooral de breedte is van grote invloed. Vandaar dat containerschepen vaak bepaalde maten hebben. Veel voorkomende breedtes zijn circa 11,5 en circa 14,2 meter ofwel 4 en 5 containers breed. De motorschepen hebben vaak lengtes van rond de 90, 110 of 135 meter. Dat is goed voor resp. 12, 14 en 16 standaardcontainers van 20 voet achter elkaar. Gevaren wordt er vaak met 3 of 4 lagen. Tegenwoordig hanteert men wel de regel dat men maximaal net zoveel lagen hoog, als breed laadt. Bij 5 of zelfs zes lagen gebruikt men de bovenste lagen voornamelijk voor lege containers of containers met een lichte lading.
Een containerschip van ca. 90x11,5m vervoert in vier lagen ca. 192 TEU, eentje van 135x14,2m komt op 320 TEU.
Kleine containerschepen laden meestal maar drie lagen en maar drie of zelfs twee breed.
De term motorcontainerschip wordt zelden gebruikt, terwijl de term dozenvaarder een bijnaam is die men voornamelijk in de kringen van de containervaart zelf hoort.
Containerschepen (1) kunnen ook andere ladingen vervoeren, net zo goed als droge-ladingschepen containers kunnen vervoeren. Containerschepen beschikken in het algemeen niet over een ruimafdekking.
Wanneer containerschepen 'gewone lading' vervoeren dan zijn, net zoals bij de overig vrachtschepen, ruiminhoud en laadvermogen belangrijke maten. Vervoert men containers, dan gaat het om laadcapaciteit.
~containerstekker,
stekker:
op de hoekpunten aan te brengen metalen constructie, waarmee op elkaar geplaatste containers aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
Door het gebruik van stekkers ontstaat een stabielere stapel. De term is afgeleid van to stack: stapelen.
~contrarondtorn:
een slag, in touw, slang, staaldraad, enz., tegengesteld aan de voorgaande.
~contrasplits: splits, waarbij het uiteinde, niet terug, maar naar het einde toe, weggesplitst wordt. Er ontstaat daardoor een cirkelvormige lus i.p.v. een druppelvormige.
~contrasturend: stuurwerk dat tegengesteld stuurt. Draait men het stuurrad rechtsom (met de klok mee) dan maakt het schip een bocht naar links, naar bakboord.
~controlehut:
kleine ruimte waarin de belangrijkste apparatuur, waarmee de werking van motoren en andere installaties gecontroleerd kan worden, opgesteld is.
Een dergelijke ruimte treft men slechts op zelden en dan alleen nog op bepaalde schepen aan.
Vermelding gevonden in Schip en Werf 1939/4.
~constructiewaterlijn,
cwl:
de verwachte (ledige) waterlijn(1), zoals die in het lijnenplan weergegeven is.
~coöperatief:
onder de riviervissers: coöperatieve verkoopvereniging van vis met een eigen visafslag.
~Coöperatieve Binnenscheepvaart Vereniging BA,
C.B.V.:
in 1968 opgerichte vereniging van particuliere schippers met het doel te transporteren ladingen te verwerven en deze onder de leden te verdelen. De vereniging is/was gevestigd te Rotterdam.
Met een grote openheid in structuur en handelen probeerde de CBV de concurentie aan te gaan met de zeer besloten SWT.
~Coöperatieve Schippersleenbank Hulp en Vertrouwen:
te Groningen gevestigde schippersleenbank. Verdere gegevens intbreken nog.
~Coöperatieve Vereniging van Vijfmeterschepen,
CV5M:
belangenorganisatie van Belgische spitsenschippers.
~copralosser:
drijvende elevator speciaal ingericht voor het lossen van copra (gebroken cocosnoot).
~CVG,
Commissie Vergunningen Goederenvervoer:
van 1954-1959 onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onder meer belast met zaken omtrent de evenredige vrachtverdeling. Vanaf 1959 CVV geheten.
~CVV,
Commissie Vervoervergunningen;
van 1959-1992 onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onder meer belast met zaken omtrent de evenredige vrachtverdeling. Daarvoor CVG geheten.
~cycloon,
cycloonreiniger:
onderdeel van een gasgenerator, dat de gasstroom in een wervelende beweging brengt, waardoor as, stof en teerresten in het onderste, afneembare deel, de stofbunker, neer zullen slaan. De cycloon is direct achter de brandstofvergasser geplaatst.
~cilinderolie,
cylinderolie:
olie, die gebruikt wordt om de smeerpunten van een stoomcilinder te smeren. De olie werd echter ook wel gebruikt om het vlak van stalen schepen te conserveren.