Zijn er verschillen tussen het beroep van schipper
en kapitein? Wat zijn de overeenkomsten tussen deze beroepen?
Waarom heet de gezagvoerder van een modern Europaschip
nog steeds schipper en wordt de gezagvoerder van een onooglijk
sleepbootje
-ook in deze tijd nog- als kapitein aangesproken?
Is het soms de schipper die strijdt met de elementen en is het de
kapitein die de elementen naar zijn hand zet?
Schipperen; naar omstandigheden handelen, Kapitein; gezagvoerder, zegt de van Dale.
Zit hem misschien daar de kneep: een schipper maakt er in de gegeven
omstandigheden maar het beste van. Hij kan de stroomrichting van de
rivier niet omkeren, hij kan het niet laten waaien als het hem uitkomt,
hij kan de hindernissen van sluizen
en bruggen niet uit de weg gaan.
Een dagje wachten als de wind ongunstig is, gaan duwen of trekken als
hij geen gelegenheid heeft tot wachten. Een andere
vaarweg kiezen als
daar minder hindernissen in zijn.
Een schipper is een beetje
afhankelijk van medewerking van anderen, een kapitein (op de binnenwateren althans) trekt
zijn eigen plan en zet de regulateur
een tandje hoger.
De kapitein laat zich opjagen, een schipper laat zich jagen. Zo lag dat
denk ik totdat binnenschepen
de beschikking kregen over een eigen
motor, met als resultaat dat de huidige binnenschipper niet meer
schippert, maar zich door de bank of door de concurrentie laat opjagen.
De 'Dankbaarheid' in de Opsterlandse Compagnonsvaart.
Foto: Han Visser.
Het Scheepsjagen is een vak apart. Dat was voor 1940 ook al duidelijk;
de scheepsjagers waren van de
wal afkomstig, het waren geen
schipperskinderen. Met de
paarden was dat net zo: een jaagpaard
moet beleerd worden om een schip te
kunnen trekken. Een boerenpaard of een
trekpaard is niet automatisch geschikt als trekdier voor een schip.
Dat
is de laatste jaren ook wel weer gebleken. In Zeeland bleef het trekken
dit jaar beperkt tot een kort stuk en voor een licht schip. Tussen
Mechelen en Leuven bleek slechts één van de zes paarden
geschikt en dan nog met intervallen.
Een schip trekken is duursport; rustig aan beginnen en een langdurige
prestatie neerzetten. Bomen uit het bos trekken of een voor ploegen is
veel geven op een kort traject en dan een rustperiode inlassen. Recht
vooruit trekken is anders als vele kilometers aan een schuine lijn
staan. Het is een wonder dat een jaagpaard niet over zijn eigen benen
struikelt.
Een jaagpaard hoeft niet de afmetingen van een Gronings-, Zeeuws- of
Belgisch trekpaard te hebben. Een Fjord of zelfs een “tanig “ paard kan
voldoen, vermits ze maar een makkelijk en zachtmoedige aard heeft. Een
ander soort zachtmoedigheid dan het gemiddelde paard uit een manege,
zegt Auke Winters uit de Smilde. Hij kan het weten, want hij heeft tot
tweemaal toe uit liefhebberij een Fjordenpaard beleerd en in de
praktijk in de Noordelijke regio beladen schepen getrokken. Het beleren
voor dit werk bleek nog niet zo eenvoudig te zijn. In de huidige tijd
is het lastig om trajecten en objecten te vinden waar je ongestoord een
lange route kan volgen. Het is anders als het beleren in een bak of aan
een tredmolen.
Ook de loopsituatie is anders; was voorheen een jaagpad een soort
aangestampte geul naast het kanaal, nu is het afwisselend berm, asfalt
of klinker. Het vergt veel aanpassing van zowel het paard als van de
jager aan deze wisselende omstandigheden.
Scheepsjagen is dus een ambacht en ze verdient een daarbij horende
waardering.
Een scheepsjager met paarden maakt zich voor de arbeid gereed.
Inzender: Ziggy van den Vonder. (groot formaat)
Toen Gerard Meyer in het najaar van 1999 te kennen gaf dat hij wel met
Maartje en de “Vriendschap” naar de reünie (van de LVBHB E> (red.))
in Coevorden wilde komen en het idee had om daarbij een
ladinguit het westen mee te
brengen, lag het voor de hand om Gerard te overtuigen dat historisch
gezien het meer in de lijn lag, dat de schepen geladen vaker de route
van oost naar west voeren en -de strooptocht van 1990 indachtig- er
wellicht een mogelijkheid lag om nog eens te jagen met Auke en zijn
trouwe paard Inge.
Helaas was Inge een jaar daarvoor met pensioen
gegaan, ze was niet meer geschikt voor dit zware werk. Auke had wel
aardigheid aan deze nieuwe onderneming en vond een ander geschikt
paard: Adinda. Zo gebeurde het dat Auke vele kilometers maakte met
Adinda en dat Gerard en Maartje hun gehele geprefabriceerde woning uit
de “Vriendschap” schroefden en op weg gingen voor een
reisje Turf van Emmen naar Gouda.
De Reüniecommissie was er in geslaagd om een
echte jaagvergunning te
bemachtigen, welke officieel door een Drentse
gedeputeerde werd uitgereikt, inclusief de bijbehorende
jaagpenning.
Na het voor ¾ beladen van het schip, werd uit de haven van
Emmen vertrokken. Dat er toch nog een verschil tussen trainen en het
“echie” bleek bij het aanzetten (op gang komen), Adinda trok de klinknagels uit
het tuig!
Van Emmen naar Coevorden is een heel eind, dus er was gelegenheid te
over om te oefenen. Een nieuwigheid is dat de jager tegenwoordig
vergezeld dient te gaan van een knecht. Een overmaat aan bomen,
verkeersborden en andere ongein aan de oevers
van de kanalen vereist
veelvuldig in- en uitspannen, zonder dat het schip vaart verliest.
Het zetten en sjorren van
een deklast
vereist inzichten die we als
amateur-schipper meestal niet bezitten. Ik had me al eens afgevraagd
waarom zich in de erfenis van opa Schrik, de vorige schipper van ons
schip, zoveel haken bevonden. Daarmee zet je dus de kettingen in de
spuigaten
mee vast, die over de lading worden gespannen.
Tussen Coevorden en Hoogeveen loopt het kanaal soms diep tussen wallen
door, soms is de oever gelijk aan het water. In de diaserie was goed te
zien dat de jaaglijn zich al
naar gelang de omstandigheden hoger of
lager in het want bevond,
teneinde Adinda optimaal te kunnen laten trekken.
En dan is er nog de discussie of de jager tussen, achter of naast de
lijn dient te lopen. In deze tijd dus gedwongen door de omstandigheden.
Kon je vroeger nog wel eens op het paard gaan zitten, nu is dat echt
niet meer mogelijk.
Gejaagd worden met een geladen schip; het is een avontuur!
Middels deze actie zijn we er in geslaagd om dit voor deze- en komende generaties
vast te leggen. Ditmaal met een scheepsgrootte zoals ze in de
noordelijke provincies voorkwamen.
Maar hoe zit het met de schepen uit het zuiden? De
Spitsen, de
Kempenaars,
de Maasschepen?
In
2009 zal de zomerbijeenkomst van de LVBHB in Tilburg plaatsvinden. Ook
de renovatie van het Wilhelminakanaal zal dan mogelijk klaar zijn.
Dit lijkt een zeer geschikt moment om het jagen over de Brabantse
kanalen nog eens uit te oefenen. Er ligt een museale Sleepkempenaar in
Tilburg. Er is een Scheepsjager in Smilde met een beleerd paard. Dit moet
toch kunnen lukken??