Tot de bedrijfstakken, die door de Tweede Wereldoorlog getroffen
werden, behoorden ook de binnenvaart.
In verband hiermee werd in augustus 1941, door de toenmalige regering
(de bezetter) een regeling tot betaling van
de geleden schade in het leven geroepen. Deze regeling voorzag in een
uitkering aan schippers
wiens schip, bijvoorbeeld voor
de 'operatie Zeeleeuw',
geconfiskeerd was. De uitkering bedroeg 10 ct per ton
over de eerste 300 ton en 4 ct per ton voor de eventueel resterende tonnen, per week.
Een deel van de gelden, die voor het uitvoeren van deze regeling
noodzakelijk waren, werden verkregen uit een heffing, die de binnenvaart opgelegd werd.
Per 1
oktober 1941 moest er voor schepen
boven de 100 ton, die lading in Nederland innamen of vervoerden, 20
cent per ton per jaar aan de Nederlandse
staat betaald worden. Betaling geschiedde door middel van zegels, die
op het daarvoor bestemde document geplakt dienden te worden.
Nederlandse schepen verkregen een genummerd document via de bevrachtingscommisies,
het Centraal
Bureau voor de Rijn- en Binnenvaarten of via de Nederlandse
Particuliere Rijnvaart Centrale. Deze instanties waren ook
verantwoordelijk voor de verkoop en ontwaarding van de zegels. De
ontwaarding geschiedde door de zegels, nadat deze op het desbetreffende
document geplakt waren, te voorzien van een datum-jaarstempel.
Voor buitenlandse schepen diende de zegels in de meetbrief of een ander bij het
vaartuig
horend document geplakt te worden.
De zegels, gedrukt door Joh Enschedé te Haarlem, waren
verkrijgbaar met de waarden 5, 10, 20, 30, 40 en 50 cent en 50
cent en 1, 2, 3, 4, 5, 10, 20, 30, 50 en 100 gulden.
Het totaal verschuldigde bedrag diende in drie maandelijkse termijnen
betaald te worden.
In september 1944 werd het zegel plakken afgeschaft.
Gegevens ontleend aan: het maandblad 'Filatelie' april 2003.
Met hartelijke dank aan: Th.J.F. Schalke.
Een ander deel van de gelden kwam binnen door het geld dat schippers
als schadeloosstelling kregen, wanneer hun schip verloren was gegaan,
door het fonds te laten beheren. Voor zover mogelijk kregen de
gedupeerden door de
commissie een ander schip toegewezen, maar moesten de eventuele
meerwaarde van dat schip dan wel zelf bijpassen.