Documenten in zake de oorlogsgebeurtenissen
rond het beurtschip 'De Tijd zal 't Leren III'
deel 2
Inzender afbeeldingen en tekst: T. de Hoog.
Bewerking: Pieter Klein.
Meer over de Firma de Hoog.
Het schip vertrok op 24 september met eigen bemanning naar Gouderak, waar het op 29 september
aankwam, waarna de reparaties aanvingen. De eerste zorg bleek het hijstuig te zijn.
Dit werd op 12 oktober 1945 bij Revet's Zeilmakerij en Scheepstuigerij,
voor de somma F. 203,78, in orde gebracht.
Het schip is vervolgens (voor het meest noodzakelijke onderhoud?) naar de werf van v. Vlaardingen gegaan.
Dit was waarschijnlijk scheepswerf "Het Kromhout" aan de Rotterdamsedijk te Gouda. (De Rotterdamsedijk schijnt niet meer te bestaan; dat is nu de Schielands Hoge Zeedijk.) Vervolgens zou het schip naar de werf van v. Deursen in Rotterdam, maar
wegens drukte bij de werf, worden eerst een paar beurtreisjes gedaan. (Potlood bijschrift rechtsboven aan in de navolgende brief.)
De brief van Dhr. J. W. Swart aan de firma De Hoog is geschreven op een
zogenaamde enveloppe-brief. Het schrijfpapier is tevens de binnenkant
van de enveloppe of zo U wilt de binnenkant van de enveloppe is het schrijfpapier. (groter formaat)
De buitenzijde van de enveloppebrief. Dit soort enveloppes werden soms
voor luchtpost nog tot in de jaren '80 gebruikt; men noemt ze dan luchtpostbladen. Ze waren meestal
voorgefrankeerd, want ook het gewicht van een postzegel telt! (groter formaat)
De Heer Zwart was de onafhankelijke partij, die de schade op moest nemen en de
reparatierekeningen moest controleren. Op 13 november, zo blijkt uit
bovenstaande brief, moesten er nog herstelwerkzaamheden aan de motor/
machinekamer verricht worden. Begin december 1945 waren de reparaties voltooid en kon het definitieve
schaderapport opgesteld worden. Het totaal bedrag kwam op fl 5682,15.
Begeleidend schrijven in verband met het schaderapport. (groter formaat)
Brief van 11 februari 1946 verzonden door de commissie voor Wederopbouw. (groter formaat)
Brief van oktober 1947 verstuurd door de commissie voor wederopbouw. (groter formaat)
Op 11 februari 1946 wordt
fl 3563,- in het vooruitzicht gesteld. Een ander, niet achterhaald,
document zou, getuige een latere brief, nog eens 600 gld
schadevergoeding voor de inboedel vermelden.
Wegens ontbrekende rekeningen en abusievelijk verkeerd ingevulde of
ondertekende opgaves zou de uitbetaling van het een en ander nog even
op zich laten wachten.
Een brief van 17 november 1947 vermeldt dat de inboedelschade niet door
de firma, maar door de schipper opgegeven had moeten worden. In die
brief gaat men er vanuit dat de schipper A. de Hoog was geweest, eerder
heeft men kunnen lezen dat gedurende de desbetreffende periode Dhr.
Snippe, de schipper was. Ook bij het ministerie maakte men dus fouten.
Schipper A. de Hoog was de
vaste schipper. Hij heeft ook na de oorlog het schip als vaste
verblijfplaats gehad. Ook toen het schip al jaren lang uit de vaart
was.
Brief van 17 november 1947 verstuurd door de commissie voor wederopbouw. (groter formaat)
Uiteindelijk zijn alle
toegezegde vergoedingen ontvangen. Hoe het precies daarna met TLZ III
verlopen is, is niet precies bekend. Er word beweerd dat het schip naar
Engeland verkocht is om onderdak aan een scoutinggroep te bieden.
Het retourgedeelte van een formulier dat bij de schadeopgave meegestuurd
moest worden (dat vermoed ik althans). Het hiervermelde nummer en de
naam "Schade-Enquête-Commissie" is echter niet op de andere
papieren terug te vinden. (groter formaat)